ECLI:NL:RBOBR:2024:452

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
23/3445
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake de bouw van tijdelijke woningen voor ontheemden in Meijerijstad zonder vergunning

Op 8 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin de gemeente Meijerijstad van plan was om 144 tijdelijke woningen voor ontheemden te bouwen op de locatie Bremweg/Heiweg zonder de vereiste omgevingsvergunning. Verzoekers, omwonenden van de locatie, hebben bezwaar gemaakt tegen het gebrek aan handhaving door het college van burgemeester en wethouders van Meijerijstad. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college in strijd met de wet handelde door niet op te treden tegen de bouwactiviteiten. De voorzieningenrechter heeft een voorlopige voorziening getroffen, waarbij het college werd gelast om de bouw van 48 woningen te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 15.000 per week tot een maximum van € 100.000. De overige 96 woningen kunnen wel worden gebouwd zonder dat een dwangsom aan verzoekers wordt verbeurd. De voorzieningenrechter benadrukte dat de bouw zonder vergunning in strijd is met artikel 5.1 van de Omgevingswet. De zaak heeft geleid tot een schorsing van het bestreden besluit van het college en een verplichting tot handhaving tegen de gemeente zelf. De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten van de verzoekers toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/3445
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 februari 2024 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaak tussen
1. [verzoeker]gevestigd te [woonplaats] ,
2. [verzoeker]wonende te [woonplaats] ,
3. [verzoeker]wonende te [woonplaats] ,
4. [verzoeker]wonende te [woonplaats] ,
5. [verzoeker]gevestigd te [woonplaats] .
verzoekers
(gemachtigden: mr. M.A.A. Gockel-Gieskes en mr. L.M. Kok),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, het college
(gemachtigden: mr. G.A. van der Veen, C.P.M. van Ravesteijn en M. Buskens.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
gemeente Meierijstad, te Veghel (Meierijstad).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de locatie Bremweg/Heiweg te Schijndel (de locatie) waar 144 tijdelijke woningen zullen komen voor de opvang van ontheemden. Het gaat om het verzoek hangende bezwaar tegen de weigering van het college om handhavend op te treden tegen de gemeente Meierijstad als rechtspersoon (met andere woorden tegen de gemeente zelf) wegens het bouwen en in gebruik nemen van de 144 tijdelijke woningen voor 300 personen op de locatie zonder omgevingsvergunning
1.2
Verzoekers hebben op 4 december 2023 verzocht aan het college om handhavend op te treden tegen de gemeente Meierijstad. Zij hebben op 15 december 2023 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Hierbij hebben zij onder meer verzocht om het college te gebieden om werkzaamheden te staken en gestaakt te houden op de locatie en het college dan wel de gemeente te veroordelen om aan verzoekers een dwangsom te betalen van € 15.000,- voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijft te voldoen aan het bepaalde onder 2 en 3 tot een maximum van € 300.000,- is bereikt.
1.3
De voorzieningenrechter heeft dit verzoek op 12 januari 2024 op zitting behandeld, gelijktijdig met de verzoeken onder zaaknummer SHE 23/2360 en SHE 23/3400. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde mr. M.A.A. Gockel-Gieskes van verzoekers, [verzoeker] (bestuurslid), [verzoeker] , de gemachtigden van het college. Bij de zitting was ook het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant (GS) vertegenwoordigd door mr. L. Cloodt en L. Peuijn.
1.4
Het college heeft op 1 februari 2024 het verzoek om handhaving van 4 december 2023 afgewezen (het bestreden besluit). Hiertegen hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
1.5
De behandeling van de verzoeken is voorgezet op de zitting van 7 februari 2024, gelijktijdig met de behandeling van de verzoeken onder zaaknummer SHE 23/2360, SHE 23/3400 en SHE 24/918. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verzoekers, verzoekers zelf met uitzondering van [verzoeker] , de gemachtigden van het college, vergezeld van [naam] en de gemachtigden van GS.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Vooraf
2. Dit is een bijzondere zaak. De gemeente Meijerijstad wil op de locatie Bremweg/Heiweg 144 woningen voor ontheemden gaan bouwen zonder vergunning en handelt zelf handelt in strijd met de wet. Het college van Meijerijstad treedt niet op als omwonenden hier om verzoeken. Dit noodzaakt de voorzieningenrechter tot het treffen van een verstrekkende voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zet eerst de feiten en omstandigheden op een rij en behandelt nog enkele formele punten. Daarna gaat de voorzieningenrechter inhoudelijk in op de vraag waar het geschil eigenlijk om draait: is het verstandig om op de locatie 144 woningen voor ontheemden te bouwen. Dat kan de voorzieningenrechter in deze procedure maar in beperkte mate. Het standpunt van het college over parkeeroverlast klopt niet. Daarom wordt de voorlopige voorziening getroffen dat het college de gemeente Meierijstad moet gelasten de bouw van een deel van de woningen (48 stuks) te staken en gestaakt te houden. De voorlopige voorziening heeft geen betrekking op de overige 96 woningen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:
  • Op 28 februari 2023 heeft de gemeente Meierijstad een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de activiteit planologisch afwijken voor het tijdelijk huisvesten van ontheemden (in 144 tijdelijke woningen voor de duur van 15 jaar, met de mogelijkheid van verlenging). De aanvraag is op 3 maart 2023 gepubliceerd en wordt behandeld volgens de uitgebreide procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
  • Op 19 mei 2023 heeft de gemeente Meierijstad een aanvraag voor ontheffing van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor het overtreden van verbodsbepalingen in hoofdstuk 3 van de Wnb met betrekking tot de daarin beschermde soort voor de das bij GS ingediend. Op 28 juli 2023 hebben GS deze aanvraag geweigerd omdat geen verbodsbepalingen in hoofdstuk 3 van de Wnb met betrekking tot de das worden overtreden (ook wel een positieve weigering genoemd). Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de positieve weigering bij GS en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Bij uitspraak van 4 oktober 2023 (SHE 23/2256) heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het besluit van GS afgewezen. Het college heeft op 29 januari 2024 het bezwaar van verzoekers ongegrond verklaard. Hiertegen hebben verzoekers (nog) geen beroep ingesteld.
  • Verzoekers hebben meerdere verzoeken om handhaving van hoofdstuk 3 van de Wnb bij GS ingediend. GS hebben deze verzoeken afgewezen op 9 januari 2024. Hiertegen is (nog) geen bezwaar gemaakt.
  • Op 19 juli 2023 heeft de gemeente Meierijstad een aanvraag ingediend voor het kappen van drie eiken aan de Heiweg en Bremweg. Bij besluit van 5 september 2023 heeft het college vergunning verleend voor het kappen van drie eiken. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Op 17 november 2023 (SHE 23/2680) heeft de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de kapvergunning plaatsgevonden. De behandeling is voortgezet op de zittingen van 12 januari 2024 en 7 februari 2024. Het college heeft in de beslissing op bezwaar van 26 januari 2024 tegen de kapvergunning het bezwaar gegrond verklaard en de kapvergunning herroepen.
  • Verzoekers hebben bij het college een verzoek om handhaving ingediend van 12 december 2023 vanwege een vermeende beschadiging van de drie te kappen bomen. Dit verzoek is geweigerd op 24 januari 2024. Hiertegen is (nog) geen bezwaar gemaakt.
  • Op 24 januari 2024 heeft de gemeente Meierijstad een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van drie eiken aan de Bremweg en de Heiweg (dezelfde bomen als waar eerder een kapvergunning voor is verleend). Dit is een aanvraag om een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet. Het college heeft deze vergunning op 2 februari 2024 verleend. Hiertegen hebben verzoekers bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer SHE 24/918.
  • Op 23 januari 2024 is een ontwerp-omgevingsvergunning voor bouwen, planologisch strijdig gebruik, het maken van een uitrit en het uitvoeren van werken ter inzage gelegd. Hierbij is aangegeven dat dit ontwerpbesluit wordt gecoördineerd met een ontwerp verkeersbesluit op grond van de Wegenverkeerswet en een ontwerpbesluit hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder.
  • Het college heeft op 24 januari 2024 vastgesteld dat de gemeente Meierijstad grond- en funderingswerkzaamheden op de locatie laat uitvoeren. Dit zijn voorbereidende werkzaamheden om te gaan bouwen. Ter zitting heeft het college aangegeven dat op korte termijn (binnen enkele weken) de 144 woningen zullen worden gebouwd en dat dan nog geen omgevingsvergunning is verleend.
4.1
Deze kwestie heeft dus geleid tot meerdere procedures. Desgevraagd hebben verzoekers op de zitting van 7 februari 2024 bevestigd dat het verzoek om voorlopige voorziening met zaaknummer SHE 23/3445 is verbonden met het bezwaarschrift tegen het bestreden besluit (de weigering van het college van 1 februari 2024 om handhavend op te treden). Het verzoek om voorlopige voorziening met zaaknummer SHE 23/3445 is dus niet verbonden met het besluit van GS van 9 januari 2024 en het besluit van het college van 24 januari 2024. Dat kan ook niet want tegen deze besluiten is (nog) geen bezwaar gemaakt en kan ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb geen verzoek om voorlopige voorziening worden ingediend.
4.2
Verzoekers hebben ook aangegeven dat het verzoek om voorlopige voorziening met SHE 23/3400 is verbonden met het bezwaar tegen de positieve weigering (het is dus een tweede verzoek om voorlopige voorziening). Op dit bezwaar hebben GS al een besluit genomen. Verzoekers zullen in die zaak in de gelegenheid worden gesteld beroep in te stellen, gelet op het bepaalde in artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb.
Belanghebbenden
5.1
In het bestreden besluit heeft het college aangegeven dat wordt getwijfeld over de vraag of alle verzoekers belanghebbende zijn in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Het college heeft wel inhoudelijk op de zaak beslist. Ter zitting heeft het college hier aan toegevoegd dat iedereen (of je nu wel of geen rechtstreeks betrokken belang hebt) zienswijzen kan indienen tegen het ontwerpbesluit tot verlening van de omgevingsvergunning en dan (als zienswijzen zijn ingediend) ook beroep kan instellen, gelet op de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 mei 2021 [1] waarin is geoordeeld dat iemand die een zienswijze heeft ingediend tegen een ontwerpbesluit in beroep niet kan worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is.
5.2
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn in ieder geval verzoekers 2 en 5 als belanghebbenden aan te merken. Verzoeker 2 heeft direct zicht op de locatie en woont aan een van de ontsluitingswegen van de locatie. Verzoekster 5 heeft een veebedrijf met omliggende gronden in de directe nabijheid van de locatie. De gronden liggen aan de overzijde van de weg en zijn aan te merken als aangrenzende percelen. De Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 15 juli 2020 [2] dat belanghebbendheid in beginsel bij besluiten krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) wordt aangenomen bij bewoners en eigenaren van een perceel dat grenst aan het perceel waarover het besluit gaat of dat gelijk te stellen is met een aangrenzend perceel.
5.3
De voorzieningenrechter laat in het midden of de overige verzoekers belanghebbenden zijn. De beantwoording van de vraag leent zich niet voor een voorlopige voorzieningenprocedure. De voorzieningenrechter heeft partijen gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 31 januari 2024. [3]
Bestreden besluit
6.1
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wabo is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. Het bestreden besluit is genomen naar aanleiding van een verzoek om handhaving dat is ingediend voor 1 januari 2024.
6.2
Het college erkent dat de gemeente Meierijstad handelt in strijd met artikel 2.1, eerste lid, onder a, b en c van de Wabo door voorbereidingswerkzaamheden te treffen en te gaan bouwen zonder vergunning. Het bouwen zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit is overigens ook in strijd met artikel 5.1, eerste lid onder a, van de Omgevingswet. Het college is dus bevoegd en zelfs in beginsel verplicht om handhavend op te treden tegen zichzelf maar doet dat niet. Volgens het college is er een concreet zicht op legalisatie in de vorm van het ter inzage leggen van het ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning. Volgens het college moet het evident kenbaar zijn dat de aangevraagde omgevingsvergunning niet juridisch houdbaar is en is de enkele twijfel niet genoeg, om aan te nemen dat legalisatie niet mogelijk is. Het college verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 31 januari 2018. [4] Daarnaast weegt het belang van handhaving niet op tegen de zwaarwegende maatschappelijke en humanitaire belangen die gediend zijn bij de opvang van ontheemden waaronder vluchtelingen uit Oekraïne. Bovendien is het urgent dat de 144 woningen op korte termijn worden gebouwd omdat verschillende locaties waar deze mensen worden opgevangen op zeer korte termijn (begin van het tweede kwartaal van 2024) moeten worden gesloten. Tegelijkertijd wil het college de omgevingsvergunning ook zorgvuldig voorbereiden en daardoor zal onvermijdelijk zijn dat de bouw moet starten voordat de omgevingsvergunning is verleend om zo de mensen op tijd onderdak te kunnen bieden.
Het college wil meerdere voorschriften opnemen om de woon- en leefbaarheid van de directe omgeving te borgen, waaronder de aanwezigheid van een beheerder of beveiliger die altijd bereikbaar is en een goed huisreglement. Ook wil de gemeente Meierijstad de contacten met een eerdere klankbordgroep weer aanhalen.
6.3
Verzoekers hebben al meerdere bezwaren geuit tegen de locatie. Hoewel zij begrijpen dat voldoende onderdak moet worden geboden aan ontheemden, waaronder Oekraïense vluchtelingen, snappen zij niet waarom de locatie hiervoor geschikt is. De locatie is ver gelegen van maatschappelijke voorzieningen en ligt op de rand van de bebouwde kom van [woonplaats] naast een sportcomplex en een bedrijventerrein. Zij zijn van mening dat in het ontwerpbesluit de afwijking van de geldende bestemmingsplannen onvoldoende is gemotiveerd. Hetzelfde geldt voor de toets aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. Verzoekers vrezen voor de sociale veiligheid en leefbaarheid in hun omgeving. Zij vrezen voor parkeeroverlast, de verkeersveiligheid, belemmering voor de bedrijfsvoering van bedrijven op het nabijgelegen bedrijventerrein, verstoring van de dassenburcht op het naastgelegen perceel en voor verstoring van overige beschermde soorten. Zij vinden dat er geen goede omgevingsdialoog is geweest. Zij wijzen op mogelijke gevolgen van stikstofdepositie door de aanleg en het gebruik van de woningen voor Natura-2000 gebieden en wijzen ook op de aanwezigheid van een niet onklaar gemaakte vliegtuigbom uit de Tweede Wereldoorlog. Zij hebben hun zorgen voor parkeeroverlast onderbouwd met een deskundigenrapport.
6.4
De voorzieningenrechter ziet in de door het college aangehaalde uitspraak van de Afdeling geen aanleiding om in dit geval zonder meer aan te nemen dat er een juridisch houdbare vergunning zal worden verleend en dat sprake is van een concreet zicht op legalisatie. Er is in dit geval geen aanleiding om terughoudend te toetsen of om hoge eisen te stellen aan de onderbouwing van de kritiek op de houdbaarheid van de vergunning. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat de omgevingsvergunning is bedoeld voor de gemeente Meierijstad zelf. Het uitgangspunt in het omgevingsrecht is dat een initiatiefnemer eerst een vergunning aanvraagt en vervolgens wacht totdat die omgevingsvergunning is verleend en dan pas de daarin vergunde activiteiten gaat uitvoeren. Dit geldt zeker in het geval de initiatiefnemer de gemeente is, die toch mag worden geacht het goede voorbeeld te geven. De maatschappelijke urgentie rond de opvang van asielzoekers, statushouders, vluchtelingen, ontheemden of anderen maakt dit niet anders. De procedure rondom de verlening van een omgevingsvergunning biedt derden rechtsbescherming. Zij kunnen hun mening over een ontwerp geven en zij kunnen beroep instellen als de omgevingsvergunning hen niet bevalt. In beroep kan de bestuursrechter de omgevingsvergunning inhoudelijk beoordelen aan de hand van de beroepsgronden. Deze rechtsbescherming wordt uitgehold als verzoekers in de procedure over handhaving op achterstand worden gezet omdat zij zouden moeten onderbouwen dat er evident (overduidelijk) geen concreet zicht op legalisatie is. Dat is de omgekeerde wereld.
Daarnaast wijst de voorzieningenrechter er op dat het college in deze zaak de ruimtelijke onderbouwing en de onderliggende rapportages bij deze ontwerp-omgevingsvergunning niet van tevoren naar de rechtbank heeft gestuurd, ook niet nadat daarom uitdrukkelijk was gevraagd. De voorzieningenrechter zal het college niet zomaar volgen in haar stellingen zonder te beschikken over een goede (ruimtelijke) onderbouwing van deze stellingen.
Verder kan de voorzieningenrechter niet zonder meer voorbij gaan aan de gevolgen van het bouwen van een complex. Dat staat er dadelijk wel, er gaan mensen in wonen en deze financiële en humanitaire belangen kunnen een rol kan gaan spelen in de beoordeling van de aanvraag van de omgevingsvergunning en de beoordeling van de rechtmatigheid van deze omgevingsvergunning.
De voorzieningenrechter zal dus zonder terughoudendheid toetsen of sprake is van een concreet zicht op legalisatie.
6.6
De voorzieningenrechter zal in deze uitspraak echter niet alle inhoudelijke bezwaren van verzoekers tegen de ontwerp-omgevingsvergunning kunnen gaan behandelen. Daar is het juridisch gezien nu niet de tijd en de plaats voor. Verzoekers kunnen zienswijzen indienen tegen de ontwerp-omgevingsvergunning en het college zal deze zienswijzen moeten gaan beantwoorden. Tegen het besluit op de aanvraag voor de omgevingsvergunning staat te zijner tijd beroep open bij de rechtbank. De voorzieningenrechter concentreert zich op enkele van de bezwaren van verzoekers, namelijk parkeeroverlast, verkeersveiligheid en sociale veiligheid. Deze bezwaren kunnen namelijk direct gevolgen hebben voor de vraag of een juridisch houdbare vergunning voor alle 144 woningen kan worden verleend.
7.1
Op de locatie worden 120 parkeerplaatsen gerealiseerd voor de huisvesting van 300 personen. Verzoekers stellen, onder verwijzing naar een deskundigenrapport, dat het college in de ontwerp-omgevings-vergunning ten onrechte uitgaat van een parkeerbehoefte van 0,8 parkeerplaats per woning (resulterend in een behoefte van 116 parkeerplaatsen). Zij vinden dat moet worden uitgegaan van een hogere norm van 1,8 parkeerplaats behorend bij de categorie ‘Huur appartement midden/goedkoop (inclusief sociale huur)’ woning (resulterend in een behoefte van 260 parkeerplaatsen). De bermen van de Heiweg en de Bremweg zijn ongeschikt om daarin te parkeren en de locatie biedt geen of nauwelijks mogelijkheden om nog meer parkeerplaatsen te realiseren. Bovendien is de doelgroep te onbepaald. Er kunnen ook spoedzoekers komen (mensen die op zeer korte termijn een woning nodig hebben, bijvoorbeeld na een echtscheiding).
7.2
Het college heeft ter zitting aangegeven dat norm van 0,8 onder meer is gebaseerd op de gegevens van de mensen die dadelijk op de locatie gaan wonen en op de aanname dat voor de overige mensen er niet kan worden uitgegaan dat zij meerdere auto’s hebben. Het college heeft benadrukt dat het om woningen gaat met een klein woonoppervlak van 30 m2 (tiny houses).
7.3
De voorzieningenrechter beschikt niet over de ruimtelijke onderbouwing en ziet in het door verzoekers overgelegde expertiserapport voldoende aanknopingspunten voor gerede twijfel aan de bepaling van de parkeerbehoefte door verweerder. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college de kritiek op de gehanteerde parkeernorm onvoldoende heeft weerlegd. Verzoekers wijzen in dit kader terecht op de plek van de situatie en de afstand tot sociale voorzieningen of openbaar vervoer voorzieningen, waardoor de behoefte aan een auto groter wordt. Bovendien is de voorzieningenrechter ook van oordeel dat de voorgenomen functie ‘huisvesting ontheemden’ best ruim is omschreven en dat hieronder niet alleen vluchtelingen of asielzoekers vallen, maar veel meer personen waarvan het niet onaannemelijk is dat zij in ieder geval één auto hebben. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat een parkeerbehoefte van 0,8 parkeerplaats per woning (inclusief bezoekers) erg optimistisch is ingeschat door het college. De voorzieningenrechter is overigens wel bekend met andere gevallen waarin een lagere parkeerbehoefte bij tiny houses werd aangenomen. Deze behoefte moet dan wel goed worden onderbouwd. In dit kader wijst de voorzieningenrechter op de uitspraken inzake buurtschap ’t Veld in Eindhoven. [5] Maar op dit moment vindt de voorzieningenrechter dat het bouwen en later in gebruik nemen van 144 woningen leidt tot een te groot risico op parkeeroverlast. De voorzieningenrechter betwijfelt daarom of een juridisch houdbare omgevingsvergunning voor 144 woningen kan worden verleend.
8.1
Verzoekers maken zich ook zorgen over de verkeersveiligheid, in het bijzonder bij het gebruik van de smalle Bremweg en de Heiweg. Zij vrezen dat de gebruikers van de woningen veelvuldig gebruik gaan maken van, met name de Bremweg om bijvoorbeeld de supermarkt op de Rooiseheide te bereiken en dat ze dit niet alleen met de auto maar ook met de fiets of te voet zullen gaan doen. In dit verband benadrukken zij dat de toekomstige gebruikers geen gebruik kunnen maken van het voetpad tussen de locatie en het sportcomplex naar de Rooiseheide omdat dit voetpad zal worden afgesloten vanwege de aanwezigheid van de actieve dassenburcht op 9 meter afstand. Zij zijn ook bang dat de gebruikers toch over dat pad gaan lopen omdat dit de kortste weg is
8.2
De Bremweg is inmiddels een 30 km/u weg. Het college heeft op de zitting erkend dat het voetpad tussen de locatie en het sportcomplex naar de Rooiseheide zal worden afgesloten. Dit voetpad loopt echter ook langs de zuidzijde en oostzijde van het sportcomplex parallel aan de Heiweg naar de parkeerplaats bij de tennisvereniging. Dit voetpad is nu niet verlicht maar zal wel worden verlicht.
8.3
De voorzieningenrechter neemt in aanmerking dat de afsluiting van het voetpad tussen de locatie en het sportcomplex naar de Rooiseheide mede ten grondslag is gelegd aan de beslissing op het bezwaarschrift tegen de positieve weigering van GS. Deze afsluiting is echter niet geborgd in besluiten van GS of het college. De voorzieningenrechter gaat er vooralsnog van uit dat het college zal zorgdragen voor een goede afsluiting van dit voetpad omdat anders niet op voorhand kan worden uitgesloten dat in de gebruiksfase wordt gehandeld in strijd met artikel 5.1, tweede lid, onder g, van de Omgevingswet (handelen zonder een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna activiteit). Het is aan GS om dit te controleren en zo nodig hiertegen tijdig handhavend op te treden. De voorzieningenrechter benadrukt in dit verband dat verzoekers ter zitting onweersproken hebben gesteld dat de afsluiting er nog niet is en dat deze afsluiting dus snel zal moeten worden gerealiseerd.
8.4
De voorzieningenrechter ziet in de toename van autoverkeer door het gebruik van de woningen geen gegronde vrees voor onaanvaardbare risico’s voor de verkeersveiligheid. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat de deskundige van verzoekers in zijn rapport heeft aangegeven dat de verwachte intensiteiten (inclusief de auto’s van de gebruikers van de locatie) blijven onder de richtintensiteiten voor wegen als de Heiweg en de Bremweg (erftoegangswegen). De deskundige maakt melding van toekomstige ontwikkelingen, maar die kan het college betrekken in het besluit op de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Er zullen meer mensen gebruik maken van de Bremweg langs de woning van verzoeker 2. Dat is een verandering maar geen onacceptabele verandering van zijn leefomgeving. De voorzieningenrechter was wel bevreesd voor de veiligheid van de toekomstige bewoners zelf als zij veelvuldig met een fiets of te voet gebruik zouden moeten maken van de Bremweg en de Heiweg omdat deze wegen geen trottoir hebben. Deze vrees is evenwel weggenomen met de toezegging van het college dat het voetpad op het sportcomplex langs de Heiweg geschikt zal worden gemaakt voor gebruik door de bewoners door een goede verlichting aan te brengen. Er van uit gaande dat de afsluiting van het voetpad tussen de locatie en het sportcomplex naar de Rooiseheide snel zal worden gerealiseerd, leiden de bezwaren van verzoekers over verkeersveiligheid niet tot het oordeel dat geen juridisch houdbare omgevingsvergunning kan worden verleend.
9.1
Verzoekers maken zich zorgen over de sociale veiligheid en zitten met veel vragen hierover. Is er wel doorlopend een beheerder aanwezig? Leidt een grote groep bewoners niet tot problemen nabij het sportcomplex dat door veel mensen wordt gebruikt?
9.2
De voorzieningenrechter begrijpt de zorgen van verzoekers. Maar met het college is de voorzieningenrechter van oordeel dat de toekomstige gebruikers van de 144 woningen ook gewoon mensen zijn, die veelal al enige tijd in Nederland verblijven en dat deze mensen ook behoefte hebben aan een veilig dak boven hun hoofd en een veilige leefomgeving. Het is van belang dat omwonenden, gebruikers van de 144 woningen en het college met elkaar in gesprek gaan en blijven gaan om te weten wat er speelt, wat er nodig is en wat kan worden verbeterd. Daarvoor zijn overleggen met een klankbordgroep belangrijk. Die overleggen moeten plaatsvinden met een representatieve afspiegeling van de omgeving (niet alleen omwonenden maar ook het bedrijventerrein en gebruikers van het sportcomplex) en verzoekers moeten hier onbeperkt aan kunnen deelnemen (ongeacht of ze belanghebbende zijn of niet). Het college heeft aangeboden deze overleggen te borgen in de omgevingsvergunning en de voorzieningenrechter acht het raadzaam dat die overleggen zo snel mogelijk worden georganiseerd. De voorzieningenrechter adviseert verzoekers ook om vervolgens deel te nemen aan deze overleggen. De overige maatregelen die het college heeft genoemd in het bestreden besluit (de aanwezigheid van een beheerder die doorlopend bereikbaar is en het hanteren van een huisreglement) zijn beproefde maatregelen die hun waarde hebben bewezen. Deze zorgen en bezwaren van verzoekers zijn geen aanleiding voor het oordeel dat geen juridisch houdbare omgevingsvergunning kan worden verleend.
Conclusie en gevolgen
10. Gelet op het niet onaannemelijke risico voor parkeeroverlast, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college in het bestreden besluit ten onrechte heeft besloten om niet handhavend op te treden vanwege een concreet zicht op legalisatie. Dit is aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter houdt hierbij rekening met de volgende omstandigheden en belangen en neemt het volgende in aanmerking.
 Het college heeft aangegeven dat vanwege het sluiten van de locatie Hoevenbraak in [woonplaats] per 1 juli 2024 60 van de 144 woningen nodig zijn. In verband met de sluiting van de opvanglocatie in het voormalig klooster aan de Deken van Miertstraat in Veghel en de opvanglocatie aan de Watersteeg, in de voormalige Rabobank en de woning aan de Zwembadweg en de bestaande behoefte aan opvang zijn er op korte termijn ongeveer 100 woningen nodig. De voorzieningenrechter ziet geen enkele reden om te twijfelen aan de dringende behoefte aan opvang al neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat 60 woningen pas nodig zijn per 1 juli 2024. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voor die tijd een besluit over de aanvraag omgevingsvergunning moet kunnen worden genomen.
 De ingekochte woningen worden gerealiseerd in blokken van 48 woningen. Meijerij wil de woningen zoveel mogelijk plaatsen in één bouwstroom.
 De voorzieningenrechter gaat er vooralsnog niet van uit dat er meer dan één auto per woning nodig is. In dat geval zijn 120 parkeerplaatsen op de locatie in ieder geval voldoende om in de parkeerbehoefte van 96 woningen (2x48) te voorzien.
 De voorzieningenrechter gaat uit van de rechtmatigheid van het besluit van GS op het bezwaar tegen de positieve weigering omdat hiertegen (nog) geen beroep is ingesteld. De aanwezigheid van de das is geen reden voor een voorlopige voorziening in de aanlegfase of de gebruiksfase. De voorzieningenrechter gaat er hierbij wel van uit dat op zeer korte termijn het voetpad tussen de locatie en het sportcomplex naar de Rooiseheide zal worden afgesloten, mede omdat deze afsluiting ten grondslag is gelegd aan de beslissing op bezwaar van GS.
 De voorzieningenrechter houdt geen rekening met het gedoogbesluit van het college. Dit gedoogbesluit kan niet aan verzoekers worden tegengeworpen. Zij hebben geen rechtsmiddelen kunnen aanwenden tegen dit gedoogbesluit. Een gedoogbesluit laat echter onverlet dat verzoekers wel een handhavingsverzoek kunnen indienen. Dit wordt door de Afdeling ook nadrukkelijk overwogen in rechtsoverweging 15 van de uitspraak van 24 april 2019 [6] : “
Dit betekent echter niet dat een derde machteloos staat ten opzichte van een gedogend bestuursorgaan. Een derde kan immers bij dit bestuursorgaan een verzoek om handhaving indienen.
 Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht een dwangsom op te leggen om handhavend op treden af te dwingen.
11.1
Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor de volgende voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal het bestreden besluit schorsen. Daarnaast ziet de voorzieningenrechter aanleiding om met toepassing van artikel 8:84, vijfde lid, in combinatie met artikel 8:72, vierde en zesde lid, van de Awb het college te gelasten om een last onder bestuursdwang op te leggen aan de gemeente Meierijstad strekkende tot het staken en gestaakt houden van de bouw van 48 woningen op de locatie Bremweg/Heiweg voor 21 februari 2024 op straffe van verbeuring van een dwangsom aan verzoekers van € 15.000,00 voor iedere week dat het college in gebreke blijft deze last op te leggen met een maximum van € 100.000,00. De voorlopige voorziening heeft geen betrekking op de overige 96 woningen. Die woningen kunnen worden gebouwd zonder dat een dwangsom aan verzoekers wordt verbeurd. Dit geldt ook voor de voorbereidende (funderings)werkzaamheden voor alle woningen die voor 21 februari 2024 plaatsvinden, mede omdat deze werkzaamheden niet leiden tot onomkeerbare gevolgen. Ten overvloede wijst de voorzieningenrechter de gemeente Meierijstad er op dat het bouwen van deze woningen en het verrichten van deze werkzaamheden in strijd is met artikel 5.1 eerste lid, onder a, van de Omgevingswet zolang geen daartoe strekkende omgevingsvergunning is verleend en dat de gemeente de woningen bouwt voor eigen risico. In de omstandigheid dat geen voorlopige voorziening wordt getroffen met betrekking tot 96 woningen respectievelijk de funderingswerkzaamheden, kan geen toestemming voor het bouwen van deze woningen en het plegen van een overtreding worden afgeleid. De voorzieningenrechter zal bepalen dat de voorlopige voorziening vervalt na de bekendmaking van het besluit op de aanvraag voor de omgevingsvergunning omdat tegen dit besluit ook rechtsmiddelen openstaan.
11.2
De voorzieningenrechter beseft terdege dat dit een ongebruikelijke voorziening is met verstrekkende gevolgen voor beide partijen. Het college zal handhavend op moeten gaan treden tegen zichzelf. Dat wordt veroorzaakt doordat het college toestaat dat de gemeente Meierijstad handelt in strijd met artikel 5.1 eerste lid, onder a, van de Omgevingswet. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank ook aanleiding om een dwangsom aan de voorziening te verbinden. Omwonenden kunnen worden geconfronteerd met 96 woningen in hun nabije omgeving en hun omgeving zal hierdoor veranderen. Maar de voorzieningenrechter kan de ogen niet sluiten voor de urgente behoefte aan woningen voor ontheemden in de gemeente Meierijstad.
11.3
De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat het college het griffierecht moet vergoeden en dat verzoekers ook een vergoeding krijgen van hun proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen verzoekers een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-. De voorzieningenrechter laat de behandeling ter zitting op 12 januari 2024 buiten beschouwing omdat dit verzoek toen niet inhoudelijk is behandeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 schorst het bestreden besluit;
 gelast het college om een last onder bestuursdwang op te leggen aan de gemeente Meierijstad strekkende tot het staken en gestaakt houden van de bouw van 48 woningen op de locatie Bremweg/Heiweg voor 21 februari 2024 op straffe van verbeuring van een dwangsom aan verzoekers van € 15.000,00 voor iedere week dat het college in gebreke blijft deze last op te leggen aan de gemeente Meierijstad met een maximum van € 100.000,00.-
 bepaalt dat deze voorlopige voorziening vervalt na de bekendmaking van het besluit op de aanvraag omgevingsvergunning van 28 februari 2023;
 wijst het verzoek voor het overige af;
 bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan verzoekers moet vergoeden;
 veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2024 door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

2.ECLI:RVS:2020:1671
4.ECLI:NL:RVS:2018;289
5.De tussenuitspraak van 15 september 2022 (ECLI:NL:RBOBR:2022:3922) en de einduitspraak van 6 december 2023 (ECLI:NL:RBOBR:223:5659).