2.1Uit het proces-verbaal van het verhoor van de getuige blijkt dat gemachtigde van verzoeker het volgende ten grondslag heeft gelegd aan zijn wrakingsverzoek.
(…)
Mr. Van Berge Henegouwen geeft aan bezwaar te maken tegen dit verhoor aangezien er in zijn opinie geen sprake is van een verdachte en dus ook geen strafzaak. De raadsman merkt
op dat het gezin van zijn cliënt al twee jaar leeft onder de terreur van het Openbaar Ministerie, waarbij door de officier van justitie wordt geweigerd acht te slaan op bepaalde
stukken. Hierbij verwijst de raadsman naar zijn brief (de onderzoekswensen, pagina 14 t/m 17) van 10 oktober 2024 aan de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris merkt op dat er sprake is van een vervolging in deze zaak en dus van een verdachte kan worden gesproken en dat een verdere discussie op dit punt op een ander moment moet worden gevoerd en niet voorafgaand aan dit verhoor. De raadsman benadrukt dat hij er op staat dat uitdrukkelijk in het proces-verhaal wordt opgenomen wat hij hierover heeft gezegd.
De rechter-commissaris leest voor hoe een en ander nu staat verwoord in het proces-
verbaal. Dit betreft een zakelijke samenvatting van de woorden van de raadsman.
De raadsman eist dat woordelijk wordt opgenomen wat hij hierover heeft opgemerkt alsmede de uitdrukkelijke verwijzing naar zijn brief van 10 oktober 2024 aan de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris geeft het standpunt van de raadsman uitgebreider weer, namelijk
zoals nu hierboven te lezen is. Daarnaast geeft de raadsman aan dat als de rechter-commissaris weigert om zijn standpunt exact te formuleren in het proces-verbaal zoals de raadsman dit wil, de rechter-commissaris zich dan schuldig maakt aan valsheid in geschrifte.
De rechter-commissaris merkt op dat zij verantwoordelijk is voor de weergave in het proces
verbaal en vraagt de raadsman of hij van plan is op deze manier het verhoor verder in te
steken.
De raadsman geeft aan dat dat zomaar zou kunnen.
De rechter-commissaris vraagt aan de raadsman waarom dit zo is. De raadsman geeft nogmaals zijn mening over het handelen van het openbaar ministerie, zoals hiervoor al weergegeven. (…)
(…)
De raadsman herhaalt nogmaals zijn standpunt over het handelen van het Openbaar
Ministerie zoals hierboven al is opgenomen en eist dat het in het proces-verbaal wordt
opgenomen (waar dat al was gebeurd).
De rechter-commissaris verzoekt de raadsman om niet steeds bij elke vraag van de rechter-
commissaris opmerkingen te maken en weergave hiervan in het proces-verbaal te eisen.
De rechter-commissaris geeft aan dat zij het belangrijk vindt dat het verhoor op een
ordentelijke manier wordt uitgevoerd en dat de opstelling van de raadsman hierbij niet
helpend is. De rechter-commissaris geeft aan dat het een overweging is om het verhoor
buiten de aanwezigheid van de raadsman voort te zetten als dat nodig is om een ordentelijke
voortgang van het verhoor te waarborgen. De getuige is hier op verzoek van de officier van
justitie en heeft zelf een advocaat aanwezig. (…)
(…)
De raadsman geeft aan bezwaar tegen deze vraag te hebben. Hij geeft aan dat de getuige
niet kan weten wat er door derden aan de verdediging wordt verschaft.
De rechter-commissaris geeft aan dat zij vraagt naar hetgeen de getuige uit eigen
wetenschap hierover kan verklaren.
De raadsman merkt op dat hij bezwaar maakt tegen deze vraag en geeft aan dat het hier gaat
om de waarheidsvinding. De raadsman merkt tevens op dat indien de rechter-commissaris
op deze manier het verhoor wil voortzetten, hij vreest voor het ergste.
De rechter-commissaris merkt op dat het bij een getuigenverhoor gaat om wat een getuige
over een bepaald punt kan verklaren uit eigen wetenschap. Dat het daarbij uiteraard gaat
om waarheidsvinding, maar dat het altijd zo is dat een getuige uit eigen perspectief verklaart
en mag worden verwacht dat er zaken zijn waarover een getuige niet kan verklaren omdat hij of zij daar geen wetenschap van heeft. De rechter-commissaris geeft aan dat zij niet vraagt naar zaken waar de getuige niet over kan verklaren. De rechter-commissaris benadrukt dat indien die indruk bij de raadsman is ontstaan, dit kennelijk onjuist is overgekomen.
De raadsman wraakt de rechter-commissaris. Gevraagd naar de grond geeft de raadsman
aan dat de rechter-commissaris een verkeerd beeld heeft van de waarheid. De raadsman
geeft aan dat de getuige niet meer of minder heeft gedaan dan haar medische stukken via haar man aan een advocaat verstrekken. Zij heeft geen zicht op hoe eventuele andere derden stukken aan de verdediging verstrekken.
De raadsman vervolgt: U doet geweld aan de waarheid als u mijn standpunt hierover niet exact in het proces-verbaal wil formuleren zoals ik dat eis. We moeten vrezen dat u niet goed gezind bent met de waarheid en daarom wraak ik u. (…)