Uitspraak
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
16 september 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster
de burgemeester van de gemeente Eindhoven, de burgemeester
Zitting
Beslissing
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst met ingang van 18 september 2025 (16:00 uur) tot en met zes weken nadat door de burgemeester op het daartegen gemaakte bezwaar is beslist;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 385 aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.814 aan proceskosten aan verzoekster.
Motivering
- De heer [naam] wordt in eerste instantie in een kantoorruimte van het pand door de heer [persoon 1] (persoon 1) ten minste 15 maal in zijn lichaam gestoken met een schaar. Buiten het kantoor, bij de deur, staan de heer [persoon 2] (persoon 2) en mevrouw [persoon 3] (persoon 3). Als de heer [naam] weet te ontkomen wordt hij – volledig bebloed – in de winkelruimte door persoon 2 vastgepakt en getrapt, onder meer tegen zijn hoofd. In de winkelruimte van de supermarkt zijn op dat moment klanten aanwezig, vanuit de straat is zicht op de winkelruimte en de toegangsdeuren van de supermarkt staan open.
- Persoon 1 is nu in de winkelruimte aanwezig en hij trapt en slaat de heer [naam] die inmiddels weerloos op de grond ligt. Personen 1 en 2 laten zich niet door de aanwezige personeelsleden tegenhouden in hun agressie richting de heer [naam] . Vervolgens is te zien dat persoon 3 de heer [naam] met kracht tegen zijn hoofd trapt, hem slaat en lijkt te bespugen. Als de heer [naam] overeind weet te komen lijken de toegangsdeuren van de supermarkt gesloten te zijn waardoor het voor hem niet mogelijk is om te vluchten. Hierna valt persoon 1 de heer [naam] tot tweemaal opnieuw aan door hem meermaals tegen het hoofd te slaan. Ook persoon 2 schopt het slachtoffer opnieuw.
- Als de vechtpartij voorbij lijkt gaat het personeel van de supermarkt aan de slag met het wegdweilen van het bloed. Geen enkel personeelslid heeft melding van dit ernstige incident gedaan bij de politie.
- De familie [naam] is de schoonfamilie van de heer [naam] . De heer [naam] ontving financiële hulp van de familie [naam] en was er driftig over dat die hulp werd stopgezet. De heer [naam] is op 19 juli 2025 vanuit zijn woonplaats in België naar [woonplaats] afgereisd om verhaal te halen. Dat had hij daarvoor telefonisch aangekondigd. Dit laatste wordt volgens verzoekster ondersteund door de telefoongegevens van persoon 3 (die ook door de politie zijn veiliggesteld). Voor zijn vertrek heeft de heer [naam] eerst zijn echtgenote – de dochter dan wel zus van de in 1.1. genoemde personen – mishandeld.
- Volgens verzoekster blijkt uit de camerabeelden dat de heer [naam] in de kantoorruimte de fysieke confrontatie met persoon 1 heeft opgezocht. Eerst door het gebruik van hevige handgebaren nabij het gezicht van persoon 1, vervolgens door naar de nek van persoon 1 te grijpen en tot slot door hem tegen de deur en muur te duwen. Persoon 1 probeert tevergeefs te ontkomen. Volgens verzoekster is de heer [naam] groter en sterker dan persoon 1. Persoon 1 pakt vervolgens de schaar om zich te verweren en probeert na het gebruik daarvan wederom te vluchten.
- Op 2 april 2021 is een aangifte ontvangen waar aangever zegt dat hij is geslagen door personeel van de [naam] (die op dat moment met de slagerij in het winkelpand was gevestigd). Van de daders was een foto beschikbaar, maar het is niet mogelijk gebleken de daders van dat strafbaar feit op te sporen.
- Op 16 maart 2024 een melding van een vechtpartij in de winkel waarbij geslagen zou zijn met een plastic krat. Van dit incident werd geen aangifte gedaan.
- Op 1 februari 2025 werd melding gedaan van een vechtpartij tussen pro-Palestina demonstranten met medewerkers van de [naam] en bezoekers van de [naam] . Na dit incident zijn geen aanhoudingen verricht en is er geen aangifte gedaan.
Het forse omzetverlies, zou gelet op de zware financieringsverplichtingen de doodsteek voor de onderneming kunnen betekenen.”
de doodsteek voor de onderneming [zou] kunnen betekenen.” Dat legt veel gewicht in de schaal.