ECLI:NL:RBOBR:2025:563

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
24/1871
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken recente machtiging in WOZ-zaak

Op 3 februari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Eersel. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen recente machtiging was ingediend. Eiser, eigenaar van een woning, had beroep ingesteld tegen de WOZ-beschikking van 25 februari 2023, waarbij de WOZ-waarde op € 596.000 was vastgesteld. De rechtbank stelde vast dat de machtiging die door de gemachtigde was overgelegd, dateerde van vóór de WOZ-beschikking en niet specifiek was voor deze zaak. Dit leidde tot twijfel over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemachtigde.

De rechtbank had eerder, op 19 december 2024, verzocht om een recente machtiging, maar de gemachtigde had geen tijdige reactie gegeven. De rechtbank concludeerde dat de machtiging niet voldeed aan de eisen van artikel 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat het beroep niet-ontvankelijk was. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben het recht om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1871
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. [naam] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Eersel, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: A.L.M. Keeris).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 3 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de heffingsambtenaar deelgenomen. Eiser heeft de rechtbank laten weten dat hij niet op de zitting aanwezig zal zijn.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Motivering

Het beroep
1. Eiser is eigenaar (en gebruiker) van de woning aan [adres] in [woonplaats] . De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van de woning met de beschikking van 25 februari 2023 vastgesteld op € 596.000. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2022 en voor het kalenderjaar 2023. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerendezaakbelasting 2023 opgelegd. De heffingsambtenaar heeft met de uitspraak op bezwaar van 23 januari 2024 (de bestreden uitspraak) de waarde gehandhaafd. Mr. [naam] . [naam] (hierna: [naam] ) heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
De ontvankelijkheid van het beroep
2. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dit niet gebeurt, dan kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. [naam] heeft beroep ingesteld namens eiser. Daarbij is een door eiser ondertekende machtiging overgelegd met als dagtekening 28 juli 2022. Daarnaast bevindt zich een machtiging van 12 augustus 2022 in het dossier. In de machtigingen staat niet gespecificeerd voor welke WOZ-beschikking deze zijn afgegeven. De WOZ-beschikking die in deze zaak in geschil is, is gedagtekend op 25 februari 2023. De machtigingen zijn dus opgemaakt nog voordat de WOZ-beschikking aan eiser is uitgereikt. Om die redenen is er bij de rechtbank twijfel ontstaan of [naam] bevoegd is namens eiser op te treden.
3.1.
Met het bericht van 19 december 2024 heeft de rechtbank [naam] verzocht zo spoedig mogelijk en in elk geval voorafgaand aan de zitting op 3 februari 2025 een nieuwe volmacht toe te sturen waaruit blijkt dat eiser hem heeft gemachtigd om namens hem beroep in te stellen en als gemachtigde op te treden. De rechtbank heeft hem erop gewezen dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als niet wordt voldaan aan dit verzoek.
3.2.
Op 24 januari 2025 heeft [naam] verzocht om een uitstel van 4 weken te verlenen om de machtiging te overleggen, omdat hij verwacht de recente machtiging binnenkort te ontvangen. De rechtbank heeft dat verzoek met het bericht van 27 januari 2025 afgewezen, omdat de rechtbank al op 19 december 2024 heeft verzocht om een machtiging te overleggen en niet gemotiveerd is waarom die niet tijdig kan worden overgelegd.
3.3.
[naam] heeft geen recentere machtiging ingediend.
4. Uit eigen dossieronderzoek van de rechtbank blijkt dat de machtiging van 28 juli 2022 al is ingediend in de procedure met het zaaknummer van de rechtbank SHE 22/1813. Deze procedure zag op de ten aanzien van eiser gegeven WOZ-beschikking betreffende de woning voor het kalenderjaar 2022. Ook deze constatering draagt bij aan de twijfel die de rechtbank heeft over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [naam] .
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij terecht om een recente machtiging gevraagd. De machtiging dateert van vóór de dagtekening van de beschikking en de aanslag. De machtiging is gebruikt in een eerdere procedure bij de rechtbank en de machtiging is algemeen verwoord en vermeldt geen jaartal. Vanwege deze omstandigheden blijkt onvoldoende uit de machtiging dat [naam] daadwerkelijk bevoegd is tot het voeren van de onderhavige procedure. Aan het uitblijven van een recente machtiging, verbindt de rechtbank het gevolg dat het beroep niet-ontvankelijk is. [1]
6. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, is er voor een veroordeling in de proceskosten geen aanleiding. De rechtbank gaat daarom ook niet in op de gronden die eiser heeft gericht tegen toepassing van artikel 30a van de Wet WOZ.
De rechter deelt mee dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd. De toezending vindt plaats doordat een afschrift daarvan in het online zaakdossier wordt geplaatst.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2025 door mr. G. de Jong, in aanwezigheid van mr. Y. Mutsaers, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Als u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:

Voetnoten