Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling ter zitting van 20 januari 2025;
- de pleitnota van mr. Thielens;
- de pleitnota van mr. Van den Reek.
2.De feiten
1 november 2024waarbij de huur wordt opgezegd per uiterlijk
30 november 2024.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Trudo en een huurder, hierna te noemen [gedaagde]. De kern van het geschil betreft de vraag of de huurder, die sinds 2022 in detentie verblijft, zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst heeft geschonden door de woning niet te bewonen. Trudo vorderde ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand, stellende dat de huurder zich niet als een goed huurder heeft gedragen conform artikel 7:213 BW. De kantonrechter oordeelde dat er geen expliciete verplichting in het huurcontract was opgenomen om de woning daadwerkelijk te bewonen. De huurder had niet gemeld dat hij in detentie was, maar de kantonrechter vond het niet aannemelijk dat hij dit had willen verbergen. De huurder had de verantwoordelijkheid voor de woning behouden door toezicht te laten houden en de huur tijdig te betalen. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van een zodanige schending van de verplichtingen dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De vorderingen van Trudo werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de huurder.