ECLI:NL:RBOBR:2025:507

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
23/3411
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonsanctie wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen door werkgever

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 3 februari 2025, wordt het beroep van [eiseres] B.V. tegen de beslissing van het UWV behandeld. Het UWV had een loonsanctie opgelegd aan [eiseres] omdat zij onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht voor haar werknemer, die zich op 23 december 2020 ziek meldde. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat [eiseres] niet genoeg heeft gedaan om de werknemer te re-integreren, ondanks dat de werknemer medische beperkingen had. De rechtbank stelt vast dat er mogelijkheden waren voor re-integratie, maar dat [eiseres] deze niet heeft benut. De rechtbank wijst erop dat de werkgever verantwoordelijk is voor de re-integratie van zijn werknemer, ook als er deskundigen zijn ingeschakeld. Het beroep van [eiseres] wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de loonsanctie in stand blijft. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers in het kader van re-integratie en de noodzaak om adequaat te reageren op adviezen van deskundigen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/3411
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 februari 2025 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , ( [eiseres] )
(gemachtigden: P. Avontuur en J. Bom),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)
(gemachtigde: R. van den Brink).

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van [eiseres] tegen de beslissing van het UWV dat hij het loon van zijn werknemer langer moet doorbetalen, omdat [eiseres] niet genoeg re-integratie-inspanningen heeft verricht (loonsanctie).
1.2.
Met het besluit van 19 december 2022 heeft het UWV een loonsanctie aan [eiseres] opgelegd. Hij moet daarom het loon van zijn werknemer doorbetalen tot 20 december 2023.
1.3.
Met het besluit van 12 september 2023 op het bezwaar van [eiseres] (het bestreden besluit) is het UWV bij dat besluit gebleven. Daartegen heeft [eiseres] beroep ingesteld.
1.4.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 12 november 2024 aan de orde gesteld. Partijen hebben voorafgaand aan de zitting laten weten dat ze niet naar de zitting zouden komen.

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de loonsanctie terecht is opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
2.2.
[naam] (de werknemer) werkte 40 uur per week als pakketbezorger bij [eiseres] toen hij zich op 23 december 2020 ziek meldde wegens psychische klachten. Tijdens diverse contactmomenten heeft de bedrijfsarts vastgesteld dat de werknemer vanwege zijn medische beperkingen geen mogelijkheden heeft om re-integratieactiviteiten te ondernemen.
2.3.
Op verzoek van [eiseres] heeft Psyon de werknemer onderzocht. Psyon heeft op 28 april 2022 geconcludeerd dat de werknemer vanaf 9 april 2022 belastbaar is voor gemiddeld 20 uur per week en gemiddeld 4 uur per dag.
2.4.
Op 18 mei 2022 heeft de bedrijfsarts geadviseerd om een arbeidskundig onderzoek te laten verrichten om te onderzoeken of, rekening houdend met de medische beperkingen, mogelijkheden bestaan voor re-integratie in spoor 1 en/of spoor 2.
2.5.
Op verzoek van [eiseres] heeft Fourstar een arbeidskundig onderzoek verricht. Op
20 juni 2022 heeft Fourstar geconcludeerd dat het eigen werk van de werknemer niet passend is en ook niet passend is te maken. Werkhervatting in ander werk bij [eiseres] werd niet mogelijk geacht. Een re-integratietraject in spoor 2 zou volgens Fourstar contraproductief kunnen werken, waardoor de klachten van de werknemer zouden kunnen toenemen. Fourstar heeft [eiseres] geadviseerd een deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV.
2.6.
[eiseres] heeft geen deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd.
2.7.
Tot het einde van de wachttijd heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat de situatie van de werknemer niet is gewijzigd en dat het arbeidskundig onderzoek ongewijzigd van kracht is.
2.8.
Op 29 september 2022 heeft de werknemer een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aangevraagd. Dat heeft geleid tot de besluitvorming zoals is vermeld in de inleiding.
Standpunten van partijen
Standpunt van [eiseres]
2.9.
De conclusie van de verzekeringsarts dat niet is aangestuurd op het oplossen van een arbeidsconflict en dat dit stagnerend heeft gewerkt in het herstelproces blijkt niet uit de stukken. Het handelen van de werknemer zegt meer iets over zijn functioneren, zijn stoornissen en zijn belastbaarheid. Zijn behandeling is ook passend bij dit beeld. Verder is conflicthantering meerdere malen als beperkt beoordeeld, ook bij de expertise. Het is dan ook niet realistisch om te stellen dat het conflict met de werkgever opgelost had kunnen worden en dat de re-integratie-inspanningen dan tot een beter resultaat hadden geleid.
2.10.
Gelet op de belastbaarheid van de werknemer was het niet mogelijk passende taken aan te bieden. De werknemer had alleen kunnen re-integreren in een omgeving in het kader van beschut werk of dagbesteding. Er is vastgesteld dat er geen arbeidsmogelijkheden waren in spoor 1 en spoor 2.
Standpunt van het UWV
2.11.
[eiseres] heeft onvoldoende gedaan om de werknemer te re-integreren. Of sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie en bedrijfsartsrelatie kan worden bevestigd noch ontkend. Het is onduidelijk waarom bij aanwezige belastbaarheid vanaf datum expertise tot en met het actueel oordeel en nadien geen enkele vorm van re-integratie tot stand is gekomen. Van een ernstig ziektebeeld dat onderbouwt dat elke vorm van re-integratie niet mogelijk is, is geen sprake. De gronden die [eiseres] in beroep heeft aangevoerd, zijn dezelfde als die hij in bezwaar heeft aangevoerd. Er is dan ook geen reden om een ander standpunt in te nemen.
De overwegingen van de rechtbank
2.12.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het UWV terecht heeft geconcludeerd dat [eiseres] zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie inspanningen heeft verricht. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Onvoldoende re-integratie-inspanningen
2.13.
Partijen zijn het erover eens dat de werknemer tot de expertise die Psyon heeft verricht – het rapport van 28 april 2022 – niet belastbaar was voor re-integratieactiviteiten. Waar partijen wel over van mening verschillen, is of [eiseres] in de periode van 28 april 2022 tot het actueel oordeel van 29 augustus 2022 voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
2.14.
De beroepsgronden van [eiseres] over een verstoorde arbeidsrelatie en bedrijfsartsrelatie kunnen onbesproken blijven, omdat het UWV in het bestreden besluit in het midden heeft gelaten of hier sprake van is.
2.15.
In het rapport van Psyon van 28 april 2022 is een kritische Functionele Mogelijkhedenlijst (kFML) opgenomen, waaruit blijkt dat de werknemer over duurzame benutbare mogelijkheden beschikt, beperkingen heeft in de rubrieken ‘persoonlijk functioneren’, ‘sociaal functioneren’ en ‘aanpassing aan fysieke omgevingseisen’, en gemiddeld ongeveer 4 uur per dag, 20 uur per week en niet ’s nachts kan werken. De verzekeringsarts Bezwaar & Beroep schrijft hierover in zijn rapport van 7 september 2023 dat dit geen dusdanige beperkingen zijn dat geen enkele vorm van re-integratie mogelijk is gedurende 104 weken. De rechtbank heeft geen reden aan dit standpunt te twijfelen. De stelling van [eiseres] dat de werknemer hooguit zou kunnen re-integreren in een omgeving in het kader van beschut werken of dagbesteding, brengt die twijfel in ieder geval niet. In de eerste plaats heeft [eiseres] deze stelling namelijk niet met medische stukken onderbouwd. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat zelfs als [eiseres] aan de medische bevindingen van Psyon zou twijfelen, dit onvoldoende is om het standpunt van het UWV niet te volgen. Ook als er namelijk geen passende functies in regulier betaalde arbeid te duiden zijn vanwege de medische beperkingen die de werknemer heeft, mag de werkgever niet zonder meer elke re-integratieactiviteit achterwege laten. In individuele situaties kan van een werkgever ook in redelijkheid verwacht worden dat hij bekijkt of de werknemer met behulp van scholing, training dan wel met een start van werkzaamheden op arbeidstherapeutische basis bij zijn terugkeer naar de arbeidsmarkt kan worden begeleid. [1] De rechtbank stelt vast dat de werknemer volgens het UWV, uitgaande van de functionele mogelijkhedenlijst van Psyon, met de juiste begeleiding bij [eiseres] ondersteund had kunnen worden met activering / arbeidstherapeutisch werk ter ondersteuning van herstel. De arbeidsdeskundige heeft er in zijn rapportage op gewezen dat de werknemer thuiswerkte en streamde en ervoor openstond om iets te doen bij [eiseres] , maar dat dit niet is gebeurd. [eiseres] heeft dit niet weersproken. De enkele stelling van [eiseres] in het beroepschrift dat duidelijk was dat de werknemer rust en ruimte nodig had om, zonder externe druk, goed aan zijn herstel te kunnen werken, is – voor zover deze stelling betrekking heeft op dit standpunt van het UWV – daarvoor onvoldoende. De rechtbank heeft namelijk geen objectieve gegevens aangetroffen die deze stelling onderbouwen.
2.16.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat [eiseres] onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
Geen deugdelijke grond
2.17.
Vervolgens is de vraag aan de orde of een deugdelijke grond bestaat voor het niet verrichten van voldoende re-integratie-inspanningen. Als dat het geval is, legt het UWV geen loonsanctie op. [2]
2.18.
[eiseres] heeft er in dit verband op gewezen dat is vastgesteld dat er zowel in spoor 1 als in spoor 2 geen arbeidsmogelijkheden zijn. De rechtbank begrijpt het standpunt van [eiseres] zo dat hem niet kan worden verweten dat hij onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, omdat hij het advies van de bedrijfsarts heeft gevolgd.
2.19.
Op basis van de k(FML) van Psyon heeft Fourstar een arbeidskundig onderzoek uitgevoerd waaruit gebleken is dat er geen resterende arbeidsmogelijkheden te duiden zijn. Kennelijk op basis van dit rapport heeft de bedrijfsarts geconcludeerd dat er geen re-integratiemogelijkheden zijn. Zoals blijkt uit overweging 2.15 volgt de rechtbank deze stelling van de bedrijfsarts, die overigens ook niet is onderbouwd, niet. Het volgen van dit advies van de bedrijfsarts levert voor [eiseres] echter geen deugdelijke grond op voor het niet verrichten van voldoende re-integratie-inspanningen. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is en blijft de werkgever namelijk verantwoordelijk voor de re-integratie van zijn werknemer. Dat betekent dat de werkgever ook verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het werk van deskundigen die hij heeft ingeschakeld. [3] Daar komt bij dat Fourstar [eiseres] geadviseerd heeft een deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV. Dat heeft hij echter nagelaten. Het is de rechtbank niet duidelijk wat hiervoor de beweegredenen van [eiseres] zijn geweest, terwijl toelichting hier wel op zijn plaats is. Omdat [eiseres] niet naar de zitting is gekomen om deze toelichting te geven, gaat de rechtbank ervan uit dat hij geen plausibele reden had om geen deskundigenoordeel te vragen, hoewel hem was geadviseerd dit wel te doen. Er is dan ook geen deugdelijke grond voor het niet verrichten van voldoende re-integratie-inspanningen.
2.20.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat geen deugdelijke grond aanwezig was voor het niet verrichten van voldoende re-integratie-inspanningen.

3.Conclusie en gevolgen

3.1.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat [eiseres] ongelijk heeft en dat het bestreden besluit in stand blijft. [eiseres] krijgt daarom het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Brink, voorzitter, en mr. J. Lie en
mr. Y.S. Klerk, leden, in aanwezigheid van mr. M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 22 augustus 2018 met vindplaats ECLI:NL:CRvB:2018:2597.
2.Dat volgt uit de “Beleidsregels beoordelingskader poortwachter” en de “Werkwijzer Poortwachter” die het UWV bij dit soort besluiten hanteert.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 14 december 2023 met vindplaats ECLI:NL:CRvB:2023:2380.