ECLI:NL:RBOBR:2025:4861

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
25/773
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en beroep door feitelijk parkeerder

Op 1 augustus 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De eiser, een feitelijk parkeerder, had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag die was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven. De naheffingsaanslag, opgelegd op 4 maart 2025 aan [naam] B.V., bedroeg in totaal € 80,50, bestaande uit € 1,70 parkeerbelasting en € 78,80 aan naheffingskosten. De eiser stelde dat hij zijn auto had geparkeerd op een plaats voor elektrisch laden waar niet duidelijk was dat parkeergeld verschuldigd was. De rechtbank oordeelde echter dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag had opgelegd, omdat de parkeerplaats duidelijk was aangewezen als een plek waar tegen betaling geparkeerd moest worden. De rechtbank concludeerde dat de eiser, ondanks zijn argumenten, niet kon aantonen dat de naheffingsaanslag onterecht was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen gelijk kreeg en het griffierecht niet terugkreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. L.T.H. Verhagen, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 25/773

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de heffingsambtenaar terecht een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 4 maart 2025 aan [naam] B.V. een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 80,50 opgelegd (de naheffingsaanslag), bestaande uit € 1,70 parkeerbelasting en € 78,80 naheffingskosten.
1.2.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag.
1.3.
Met de uitspraak op bezwaar van 18 maart 2025 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.4.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Feiten

2. Op 22 februari 2025 stond het voertuig met het kenteken [kenteken] geparkeerd op een parkeerplaats aan de [adres]. De parkeercontroleur heeft op voornoemde datum omstreeks 18:56 uur geconstateerd dat de auto geparkeerd stond zonder een geldig parkeerbewijs. Vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De naheffingsaanslag is opgelegd aan [naam] B.V., maar eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. In de rechtspraak van de Hoge Raad is aanvaard dat ook de feitelijk parkeerder gerechtigd is om tegen de naheffingsaanslag bezwaar te maken. [2] Niet in geschil is dat eiser de parkeerder is van het voertuig. Hij was daarom gerechtigd om bezwaar te maken tegen de naheffingsaanslag en beroep in te stellen tegen de bestreden uitspraak.
4. In beroep is het aan de heffingsambtenaar om aannemelijk te maken dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is de heffingsambtenaar hierin geslaagd.
4.1.
Eiser voert aan dat hij zijn auto had geparkeerd op een plaats voor elektrisch laden waar niet bijstond dat hij parkeergeld moest betalen, althans dat het onduidelijk zou zijn dat hij daar parkeergeld moest betalen.
4.1.1.
Voor zover eiser stelt dat dat de plaats waar hij heeft geparkeerd niet is aangewezen als plaats waar tegen betaling geparkeerd mag worden, slaagt zijn betoog niet. Uit de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2025 [3] en het daarop gebaseerde Aanwijsbesluit en uitwerkingsbesluit parkeren juni 2024 [4] blijkt genoegzaam dat deze parkeerplaats is aangewezen als plaats waar tegen betaling geparkeerd mag worden.
4.1.2.
Voor zover eiser stelt dat onduidelijk was dat hij ter plaatse parkeerbelasting verschuldigd was, slaagt zijn betoog evenmin. De heffingsambtenaar heeft in het verweerschrift onbestreden gesteld dat het gebied waarin de parkeerplaats is gelegen met zoneborden is aangeduid als gebied waarvoor parkeerbelasting is verschuldigd. Ook heeft de heffingsambtenaar onbestreden gesteld dat ongeacht via welke route eiser deze parkeerplaats heeft bereikt, hij deze borden is gepasseerd waaruit voor hem duidelijk moest zijn dat ter plaatse parkeerbelasting is verschuldigd.
4.1.3.
Voor zover eiser stelt dat door de bebording bij de plaats voor elektrisch laden waar hij stond geparkeerd onduidelijk was (geworden) dat hij daar nog steeds parkeerbelasting moest voldoen, slaagt ook dat betoog niet. Bij deze parkeerplaats staat het verkeersbord E4 [5] (zie: hieronder) met daarbij twee onderborden.
Op het eerste onderbord staat de tekst: “opladen elektrische voertuigen”. Op het tweede onderbord staan twee diagonale pijlen die de (twee) parkeervakken aanwijzen waarop de bebording van toepassing is. Uit geen van deze borden volgt dat op de betreffende parkeerplaatsen de verplichting om parkeerbelasting te voldoen niet (meer) van toepassing zou zijn. Dit wordt niet anders doordat bij een naastgelegen parkeervak het verkeersbord E6 (zie: hieronder) staat met daarbij het onderbord “gratis”.
Anders dan eiser stelt is dat laatste niet verwarrend. Integendeel. Het feit dat bij de gehandicaptenparkeerplaats expliciet het woord “gratis” op een onderbord staat en bij de door eiser ingenomen parkeerplaats zo’n onderbord ontbreekt, is op zijn minst een zeer duidelijke indicatie dat voor de door eiser ingenomen parkeerplaats wel een verplichting geldt om betaald te parkeren.
4.2.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Wat eiser verder aanvoert kan niet tot een ander oordeel leiden.
5. Eiser stelt nog dat hem – zo begrijpt de rechtbank – ten onrechte in de bezwaarfase niet de foto’s zijn toegestuurd waarop de overtreding zichtbaar zou zijn. De heffingsambtenaar zegt dat eiser in zijn bezwaarschrift niet heeft verzocht om toezending van de door hem bedoelde foto’s. De rechtbank kan de heffingsambtenaar daarin volgen. Eiser heeft in zijn (digitale) bezwaarschrift het volgende aangevoerd: “IK MLIET ALLEEN IEMAND UITSTAPPEN” En: “Het is toch onbegrijpelijk dat je een bekeuring krijgt als je iemand uit laat stappen en zelfs nog in de auto zit”. Hieruit blijkt niet – ook niet impliciet – een verzoek van eiser om de door hem genoemde foto’s te mogen ontvangen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. L.T.H. Verhagen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2025.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘sHertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘sHertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ‘sHertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Hoge Raad 14 juli 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6508, overweging 4.4.
3.Gemeenteblad 2024, nr. 495060.
4.Gemeenteblad 2024, nr. 333361.
5.Zoals bedoeld in Bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).