Uitspraak
1.De procedure
2.De kern van wat er is gebeurd
huurovereenkomst woonruimtestaat onder meer dat:
huurovereenkomst bedrijfsruimtestaat onder andere dat:
bedrijfsruimte toepasselijke algemene voorwaarden(ROZ-bepalingen 2003 voor 7:230a BW-ruimte) is onder meer vermeld dat:
3.De vorderingen
woonruimteontbindt,
bedrijfsruimteontbindt,
woonruimtebinnen veertien dagen,
bedrijfsruimtebinnen veertien dagen,
woonruimteindien huurder niet vrijwillig ontruimt,
bedrijfsruimteindien huurder niet vrijwillig ontruimt,
woonruimtevanaf 11 maart 2025 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst van € 1.550,00 per maand, te vermeerderen met de wettelijke rente,
bedrijfsruimtevanaf 11 maart 2025 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst van € 1.875,00 per maand,
woonruimtevanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot de ruimte is ontruimd van € 1.550,00 per maand, te vermeerderen met de wettelijke rente,
bedrijfsruimtevanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot de ruimte is ontruimd van € 1.875,00 per maand, te vermeerderen met de wettelijke rente,
bedrijfsruimteover de periode vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst bedrijfsruimte tot het moment dat verhuurder de bedrijfsruimte heeft verhuurd voor een huurprijs van minimaal € 1.875,00 per maand tot uiterlijk 30 juni 2027,
woonruimteonder te verhuren,
bedrijfsruimteonder te verhuren,
woonruimtehuisdieren te houden,
bedrijfsruimtete exploiteren volgens de overeengekomen bestemming,
woonruimteen € 1.875,00 per maand voor de
bedrijfsruimte, te vermeerderen met de wettelijke rente,
woonruimteen de
bedrijfsruimtevan € 38.850,00, voor het deel van de
woonruimtete vermeerderen met de wettelijke rente,
woonruimtewaardoor aan huurder niet het genot kan worden verschaft dat zij bij het aangaan van de overeenkomst mocht verwachten van een goed onderhouden zaak en dat verhuurder als verhuurder/pandeigenaar gehouden is deze gebreken te herstellen, [6]
bedrijfsruimtewaardoor aan huurder niet het genot kan worden verschaft dat zij bij het aangaan van de overeenkomst mocht verwachten van een goed onderhouden zaak en dat verhuurder als verhuurder/pandeigenaar gehouden is deze gebreken te herstellen,
bedrijfsruimteper oktober 2023 op te schorten,
woonruimtein januari 2025 en februari 2025 op te schorten totdat de gebreken zijn hersteld door verhuurder,
woonruimtete herstellen, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat verhuurder hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 100.000,00,
bedrijfsruimtete herstellen, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat verhuurder hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 100.000,00,
bedrijfsruimtetot € 10,00 per maand vanwege verminderd huurgenot als gevolg van de gebreken vanaf 1 april 2023,
woonruimtevan 80% per maand vanwege verminderd huurgenot als gevolg van de gebreken vanaf 20 april 2024,
bedrijfsruimteontbindt vanwege de tekortkomingen van verhuurder per gelijke datum van de ontbinding van de huurovereenkomst van de
bedrijfsruimtetussen huurder en onderhuurder, maar uiterlijk op 1 juli 2024 zijnde de datum waarop de onderhuurovereenkomst eindigt,
4.De beoordeling van de vorderingen door de kantonrechter
bedrijfsruimte, die in de loop van de jaren hebben plaatsgevonden, en vooral of deze problemen een gevolg zijn van omstandigheden die aan ofwel verhuurder dan wel aan huurder zijn toe te rekenen. Het antwoord op de hiervoor geformuleerde vragen is van cruciaal belang, omdat daaraan veel van de door partijen ingestelde vorderingen zijn gekoppeld. Op basis van wat er nu ligt, kan de kantonrechter die vragen voor de bedrijfsruimte nog niet beantwoorden. Daarom is de kantonrechter voornemens om een deskundige te benoemen, zodat nader onderzoek kan worden gedaan. De conclusie van dit tussenvonnis is dan ook dat partijen op korte termijn een voorstel zullen moeten doen over de persoon van de deskundige en de te beantwoorden vragen door de deskundige.
woonruimte. Het gaat dan met name over de schimmelvorming in de slaapkamer. Daarnaast worden partijen in de gelegenheid gesteld om duidelijkheid te geven over de datum waarop de lekkage als gevolg van een kapotte cv-leiding is verholpen. Dit is van belang om te kunnen vaststellen over welke periode huurkorting, waarop huurder aanspraak maakt in verband met deze lekkage, toewijsbaar is. De oordelen over kwesties die samenhangen met de schimmelvordering in de slaapkamer en met de gevorderde huurkorting(en) worden dus aangehouden in afwachting van nadere informatie. Op dit moment is al wel duidelijk dat er onvoldoende omstandigheden zijn die de ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot de door huurder gehuurde woonruimte rechtvaardigen. Dit betekent dus dat huurder in die ruimte mag blijven wonen. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst voor de woonruimte en daarmee samenhangende vorderingen, zullen dus te zijner tijd (bij het eindvonnis) worden afgewezen. Ook de overige door verhuurder ingestelde vorderingen ten aanzien van de woonruimte, waaronder de gevorderde verboden, zullen te zijner tijd (bij het eindvonnis) worden afgewezen.
“Een gebrek is een staat of eigenschap van de zaak of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid, waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de overeenkomst betrekking heeft.”
niet-woonruimte (zoals hier dus bedrijfsruimte) van ‘regelend recht’ (zie artikel 7:242 lid 1 BW). Dat betekent dat partijen bij het aangaan van zo’n huurovereenkomst daarvan kunnen afwijken, bijvoorbeeld door te bepalen dat bij de aanvang van de huur bekende gebreken niet als gebreken gelden, of dat de huurder (en niet de verhuurder) deze gebreken zal herstellen. Dat is anders bij woonruimte, waar geen afwijkingsmogelijkheid is (dwingend recht).
langdurigelekkages en dat vochtproblematiek op
meerdereplaatsen in de bedrijfsruimte optreedt. Het kan dus zijn dat de goten onvoldoende zijn gereinigd, maar dat verklaart de vochtoverlast
in deze mate en duurvooralsnog onvoldoende, bezien in het licht van wat er nog meer over de vochtproblematiek op tafel ligt. Uit het rapport van Woonkeur blijkt
bijvoorbeelddat er aan de buitenzijde van het gehuurde mankementen zijn die tot vochtproblematiek leiden en dergelijke mankementen liggen in beginsel de sfeer van verhuurder. Zo geeft Woonkeur aan dat het dakleer en het lood niet professioneel is uitgevoerd, onvoldoende opstand heeft waardoor er water achter de constructie komt, en dat er direct herstel nodig is (pagina 12 van het rapport). Verder heeft Woonkeur vermeld dat er water in de kruipruimte is geconstateerd, dat dit verschillende oorzaken kan hebben, maar dat de meest voorkomende oorzaak grondwater is dat via de vloer of wanden in de kruipruimte terecht komt (pagina 18 van het rapport). Dit laatste punt is weliswaar niet heel concreet, maar het geheel aan constateringen zorgt er in elk geval wel voor dat vooralsnog niet kan worden vastgesteld dat de vochtproblematiek in de bedrijfsruimte uitsluitend aan huurder ligt. Gelet op wat hiervoor is vermeld, kunnen er vraagtekens worden geplaatst bij het betoog van verhuurder dat zijn positie volledig buiten de vochtproblematiek geplaatst moet worden.
bedrijfsruimte:
Welkemankementen treft u aan in de gehuurde bedrijfsruimte,waarbevinden deze mankementen zich precies in de bedrijfsruimte enwaaromenin welke matedoen deze mankementen afbreuk aan het huurgenot? Voor de goede orde wordt vermeld dat met ‘mankementen’ wordt bedoeld gebreken die leiden tot vermindering van het huurgenot, dat men mag verwachten van een goed onderhouden pand.
Wat is de oorzaak of wat zijn de oorzaken van deze mankementen in het gehuurde? Licht uw antwoord per mankement toe.
Hadden deze mankementen voorkomen kunnen worden en zo ja, voor welke mankementen geldt dit en hoe hadden die mankementen (per stuk beschreven) voorkomen kunnen worden ? Zo nee, waarom niet? Wilt u bij de beantwoording de standpunten van partijen uit de procedure tot nu toe betrekken?
Heeft u nog overige opmerkingen die in de hiervoor genoemde vragen niet aan bod zijn geweest en die u wel van belang acht?
primairevorderingen zoals hiervoor verwoord bij 3.1.1 onder I., III, V., VII. en IX. zullen dus bij een te zijner tijd te wijzen eindvonnis worden afgewezen.
subsidiairevorderingen van verhuurder met betrekking tot de woonruimte zullen te zijner tijd worden afgewezen. Voor de subsidiaire vordering zoals weergegeven bij 3.1.1 onder I.a. heeft de verhuurder naar het oordeel van de kantonrechter geen belang, omdat het verbod tot onderhuur al in de artikelen 1.2 en 20 van de huurovereenkomst is opgenomen. Datzelfde geldt voor de subsidiaire vordering bij 3.1.1 onder I.d., omdat uit artikel 21 van de huurovereenkomst al volgt dat het niet is toegestaan om huisdieren in het gehuurde te houden. Ook de subsidiaire vordering zoals omschreven bij 3.1.1 onder III (voor zover deze ziet op woonruimte). zal worden afgewezen, omdat dit al uit de huurovereenkomst blijkt. Daarnaast zal de subsidiaire vordering bij 3.1.1 onder II.c. (indien en voor zover deze vordering ziet op woonruimte) worden afgewezen, omdat ook dit uit de huurovereenkomst volgt.
zowel primair als subsidiaireingestelde vorderingen, die zijn genoemd bij 3.1.1 onder II. en IV., wordt aangehouden tot het eindvonnis. De onder het kopje ‘primair en subsidiair’ genoemde vordering bij 3.1.1 onder I. is afhankelijk van wat hierna in reconventie over de woonruimte wordt besproken (beroep op huurkorting door huurder, zie de vordering weergegeven bij 3.1.2 onder 8.).
schimmelvorming in de slaapkamer:
ookdit onderdeel bij het onderzoek moeten betrekken. In dit kader geldt wat de kantonrechter in 4.22 en verder heeft vermeld en daaraan voegt ze voor de
woonruimtein elk geval de volgende vragen toe:
Wat is de oorzaak of wat zijn de oorzaken van de schimmelvorming in de slaapkamer? Licht uw antwoord toe.
Had deze schimmelvorming voorkomen kunnen worden en zo ja op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Wilt u bij de beantwoording de standpunten van partijen uit de procedure tot nu toe betrekken?
Heeft u nog overige opmerkingen die in de hiervoor genoemde vragen niet aan bod zijn geweest en die u wel van belang acht?
cv-leiding/lekkage (en de gevolgen)onder meer:
voortvloeiendeschade is als bedoeld in artikel 7:208 BW. Dit punt is inmiddels op kosten van verhuurder hersteld. Daarom wordt dit verder niet meer besproken.
5.De beslissing
donderdag 17 juli 2025voor akte aan de zijde van beide partijen, waarin zij zich kunnen uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht en de daarmee samenhangende aspecten (rechtsoverwegingen 4.22 en 4.23 voor de bedrijfsruimte, en 4.44 voor de woonruimte) en/of over een aanhouding van de zaak voor schikkingsonderhandelingen dan wel een doorverwijzing naar mediation,