In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, op 17 juni 2025, wordt een geschil behandeld tussen twee partijen over de aanlijn- en muilkorfplicht van een hond. De eiseres en eiser, die samen optreden, hebben de burgemeester van de gemeente Land van Cuijk verzocht om een aanlijn- en muilkorfplicht op te leggen aan de hond van de andere partij, de hondenbezitter. De burgemeester heeft in eerste instantie besloten om deze verplichtingen niet op te leggen, omdat de hond niet als gevaarlijk of hinderlijk werd beschouwd. Dit besluit werd door de rechtbank in stand gehouden, ondanks het bezwaar van de eisers. Later heeft de burgemeester echter besloten om de hondenbezitter wel te verplichten zijn hond aan te lijnen en te muilkorven, wat leidde tot een nieuw beroep van de hondenbezitter en de eisers. De rechtbank oordeelt dat er geen juridische grond is voor het opleggen van deze verplichtingen, omdat het gedrag van de hond niet gevaarlijk of hinderlijk is. De rechtbank vernietigt het besluit van de burgemeester en herroept de aanlijn- en muilkorfplicht. De rechtbank oordeelt ook dat de eisers geen procesbelang hebben bij hun bezwaar tegen het besluit van de burgemeester, omdat zij niet in een betere positie konden komen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van objectieve bewijsvoering in dergelijke geschillen en de rol van deskundigen in het beoordelen van het gedrag van dieren.