ECLI:NL:RBOBR:2025:3568

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
23/3506, 24/2978 en 24/2984
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanlijn- en muilkorfplicht in bestuursrechtelijke geschil tussen hondenbezitter en eisers

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, op 17 juni 2025, wordt een geschil behandeld tussen twee partijen over de aanlijn- en muilkorfplicht van een hond. De eiseres en eiser, die samen optreden, hebben de burgemeester van de gemeente Land van Cuijk verzocht om een aanlijn- en muilkorfplicht op te leggen aan de hond van de andere partij, de hondenbezitter. De burgemeester heeft in eerste instantie besloten om deze verplichtingen niet op te leggen, omdat de hond niet als gevaarlijk of hinderlijk werd beschouwd. Dit besluit werd door de rechtbank in stand gehouden, ondanks het bezwaar van de eisers. Later heeft de burgemeester echter besloten om de hondenbezitter wel te verplichten zijn hond aan te lijnen en te muilkorven, wat leidde tot een nieuw beroep van de hondenbezitter en de eisers. De rechtbank oordeelt dat er geen juridische grond is voor het opleggen van deze verplichtingen, omdat het gedrag van de hond niet gevaarlijk of hinderlijk is. De rechtbank vernietigt het besluit van de burgemeester en herroept de aanlijn- en muilkorfplicht. De rechtbank oordeelt ook dat de eisers geen procesbelang hebben bij hun bezwaar tegen het besluit van de burgemeester, omdat zij niet in een betere positie konden komen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van objectieve bewijsvoering in dergelijke geschillen en de rol van deskundigen in het beoordelen van het gedrag van dieren.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 23/3506, SHE 24/2978 en SHE 24/2984

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

17 juni 2025 in de zaken tussen

[eiseres 1] ,

[eiser 1],
[eiser en eiseres 1] uit [woonplaats] , [eiser en eiseres 1] ,
en

[hondenbezitter] uit [woonplaats] , [hondenbezitter]

(gemachtigde: mr. I.E. Duijts),
en

de burgemeester van de gemeente Land van Cuijk, de burgemeester

(gemachtigde: mr. H.G.C. Kobbe).
[eiser en eiseres 1] zijn eisers in de zaken SHE 23/3506 en SHE 24/2978. [hondenbezitter] is eiser in de zaak SHE 24/2984. Genoemde partijen nemen als derde-partij deel aan de beroepen waarin de ander eiser is.

Zitting

De rechtbank heeft de beroepen op 17 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser en eiseres 1] , [hondenbezitter] , de gemachtigde van [hondenbezitter] en de gemachtigde van de burgemeester.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank na een onderbreking voor raadkameroverleg mondeling uitspraak gedaan.

Samenvatting van de uitspraak

In deze uitspraak oordeelt de rechtbank dat er juridisch geen grond is voor de burgemeester om [hondenbezitter] te verplichten zijn hond [naam] aan te lijnen en te muilkorven.
De burgemeester heeft op 24 april 2023 besloten om deze verplichtingen niet op te leggen. [eiser en eiseres 1] hebben daartegen bezwaar gemaakt, maar de burgemeester is met zijn besluit van 13 november 2023 bij die afwijzing gebleven. [eiser en eiseres 1] hebben tegen dit besluit bij de rechtbank beroep ingesteld. Om de bovenstaande reden is dat beroep ongegrond.
De burgemeester heeft vervolgens op 25 januari 2024 besloten om [hondenbezitter] wel te verplichten zijn hond [naam] aan te lijnen en te muilkorven. Het daartegen door zowel [hondenbezitter] als [eiser en eiseres 1] gemaakte bezwaar heeft de burgemeester met zijn besluit van 8 juli 2024 ongegrond verklaard. [hondenbezitter] en [eiser en eiseres 1] hebben tegen dit besluit bij de rechtbank beroep ingesteld.
Omdat voor het opleggen van deze verplichting juridisch geen grond is, is het beroep van [hondenbezitter] gegrond. Dit leidt er uiteindelijk toe dat het besluit van de burgemeester van 25 januari 2024 wordt herroepen waarmee de aanlijn- en muilkorfplicht van de baan is. Het beroep van [eiser en eiseres 1] is ook gegrond, maar dat is omdat de burgemeester hun bezwaar tegen het besluit van 25 januari 2024 niet-ontvankelijk moeten verklaren. Zij konden met dat bezwaar juridisch niet in een betere positie komen.
De rechtbank zal hierna eerst de formele beslissingen op de beroepen weergeven. Daarna volgt de motivering die tot deze beslissingen heeft geleid.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep in zaak SHE 23/3506 ongegrond;
  • verklaart het beroep in zaak SHE 24/2978 gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 8 juli 2024 voor zover daarbij het bezwaar van [eiser en eiseres 1] ongegrond is verklaard;
  • verklaart het door [eiser en eiseres 1] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 25 januari 2024 niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het hiervoor genoemde vernietigde deel van het bestreden besluit van 8 juli 2024;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187 aan [eiser en eiseres 1] moet vergoeden;
  • verklaart het beroep in zaak SHE 24/2984 gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 8 juli 2024 voor zover daarbij het bezwaar van [hondenbezitter] ongegrond is verklaard;
  • herroept het besluit van 25 januari 2024 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het hiervoor genoemde vernietigde deel van het bestreden besluit van 8 juli 2024;
  • veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 3.108 aan proceskosten aan [hondenbezitter] ;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187 aan [hondenbezitter] moet vergoeden.

Motivering

1. De vraag die in de zaken centraal staat is of de hond [naam] met zijn gedrag gevaarlijk dan wel hinderlijk is, [1] omdat alleen dan de burgemeester aan [hondenbezitter] kan verplichten zijn hond [naam] aan te lijnen en een muilkorf te laten dragen. De rechtbank vindt dat dit niet is komen vast te staan. Daarom kan de burgemeester in redelijkheid [hondenbezitter] niet verplichten zijn hond [naam] aan te lijnen en te muilkorven.
2. De zaken kennen een lange geschiedenis.
2.1.
Op 21 december 2019 heeft de hond [naam] een van de honden van [eiser en eiseres 1] . Op 1 maart 2020 heeft de hond [naam] [eiser 1] in zijn bovenbeen gebeten. Dit staat wat de rechtbank betreft voldoende vast. Over deze incidenten hebben [eiser en eiseres 1] een verklaring afgelegd op 2 september 2020. [hondenbezitter] is op 6 september 2020 gehoord en heeft die verklaringen niet weersproken, maar wel gezegd dat hij het bijten niet zelf heeft gezien. De partner van [hondenbezitter] heeft op 6 april 2023 verklaard EHBO te willen aanbieden na het bijtincident op 21 december 2019. Beide incidenten konden plaatsvinden doordat de hond [naam] vrij het erf van [hondenbezitter] kon verlaten. De rechtsvoorganger van de burgemeester [2] heeft hiervoor op 17 september 2020 een schriftelijke waarschuwing gegeven aan [hondenbezitter] en naar aanleiding van die waarschuwing heeft [hondenbezitter] maatregelen genomen om te voorkomen dat [naam] zelfstandig het erf kan verlaten.
2.2.
Op 27 augustus 2022 heeft de hond [naam] in het natuurgebied [naam] beide honden van [eiser en eiseres 1] gebeten. Ook dit staat wat de rechtbank betreft voldoende vast. [eiser en eiseres 1] verklaren hier op 11 oktober 2022 over en de foto’s met daarop letsel dan wel geringe bloedsporen van hun honden ondersteunen die verklaringen. Ook wordt de gang van zaken door [hondenbezitter] op zich niet bestreden; in zijn verklaring van 6 april 2023 noemt hij te hebben aangeboden (via WhatsApp) om schade en dierenartskosten te vergoeden.
3. Na deze drie incidenten vragen [eiser en eiseres 1] op 2 december 2022 aan de burgemeester om [hondenbezitter] te verplichten zijn hond [naam] aan te lijnen en een muilkorf te laten dragen. Om dat verzoek te kunnen beoordelen heeft de burgemeester onafhankelijk dierengedragsdeskundige A. Brugman ingeschakeld om te beoordelen or [naam] gevaarlijk is. In haar rapportage van 8 april 2023 concludeert dierengedragsdeskundige Brugman dat dit niet het geval is. Dit leidt tot het besluit van 24 april 2023 waarbij de burgemeester de aanvraag van [eiser en eiseres 1] afwijst. Met het besluit op bezwaar van 13 november 2023 is de burgemeester bij die afwijzing gebleven.
3.1.
[eiser en eiseres 1] vinden dat de burgemeester niet in redelijkheid hun aanvraag kon afwijzen. Zij vinden dat de burgemeester zich daarbij niet mocht baseren op het advies van dierengedragsdeskundige Brugman. Ook is de afwijzing niet evenredig. De rechtbank is dat niet met hen eens.
3.2.
Vooropstaat dat de burgemeester het advies van dierengedragsdeskundige Brugman mag gebruiken als hij zich ervan heeft vergewist dat dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Ook moet de burgemeester zich ervan te vergewissen dat de inhoud van het advies inzichtelijk is en dat de inhoud logisch leidt tot de in het advies getrokken conclusies. [3] Hieraan heeft de burgemeester in de beslissing op bezwaar van 13 november 2023 voldaan. De burgemeester overweegt daarin terecht dat de dierengedragsdeskundige eigen onderzoek heeft verricht naar de hond [naam] tijdens een huisbezoek en een wandeling en beeldmateriaal van de hond heeft onderzocht. Ze heeft omschreven hoe zij haar verdere onderzoek heeft ingericht, heeft haar bevindingen gerapporteerd en trekt conclusies die logisch uit die bevindingen voortvloeien.
3.3.
[eiser en eiseres 1] hebben een rapportage van 2 december 2023 van [naam] en [naam] ingebracht met hierna te bespreken kritiekpunten op de rapportage van dierengedragsdeskundige Brugman, maar dat leidt niet tot een ander oordeel. De essentie van deze kritiek is dat niet onderzocht is hoe [naam] interacteert met de honden van [eiser en eiseres 1] . Maar dierengedragsdeskundige Brugman benoemt dat ook en zegt dat het aannemelijk is dat de gespannen verhouding tussen [eiser en eiseres 1] enerzijds en [hondenbezitter] anderzijds ook overslaat op hun honden (en dus ook op de hond [naam] ). Daar is verder niets tegenover gesteld. Dat informatie over het chipnummer van de hond [naam] niet in het rapport staan vindt de rechtbank eerlijk gezegd een beetje een flauwe opmerking. Er is geen enkele indicatie om te veronderstellen dat niet de hond [naam] maar een andere hond zou zijn onderzocht – [hondenbezitter] heeft overigens maar één hond – en [naam] en [naam] onderbouwen dat ook verder niet. Verder heeft de dierengedragsdeskundige Brugman een huisbezoek afgelegd en dus kennisgenomen van de woon- en leefomstandigheden van de hond [naam] . Dat daarover niet is gerapporteerd maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. Uit het dossier blijkt namelijk op geen enkele wijze dat de gestelde gedragsproblemen van de hond [naam] met zijn woon- en leefomstandigheden verband zouden houden.
3.4.
De rechtbank vindt verder van belang dat op 8 september 2024 nog een Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedragstest (MAG) van de hond [naam] heeft plaatsgevonden bij het MAG-Gedragstest Instituut die met voldoende resultaat is afgelegd. Dit bevestigt wat de rechtbank betreft de zorgvuldigheid van het onderzoek van de dierengedragsdeskundige Brugman van 8 april 2023 en de juistheid van haar bevindingen, namelijk dat de hond [naam] geen gevaarlijke hond is.
3.5.
Hieruit volgt dat er geen grond is voor het opleggen van een aanlijn- en muilkorfplicht. Het beroep op een evenredige belangenafweging maakt dat niet anders, omdat dit er nooit toe kan leiden dat in strijd met de wettelijke voorwaarden wel een aanlijn- en muilkorfplicht wordt opgelegd.
4. De burgemeester heeft met zijn besluit van 25 januari 2024 alsnog besloten om [hondenbezitter] te verplichten zijn hond [naam] aan te lijnen en te muilkorven. Dit heeft de burgemeester besloten naar aanleiding van een incident op 20 december 2023 waaruit volgens de burgemeester blijkt dat de hond [naam] hinderlijk gedrag vertoont. De burgemeester vindt de rapportage van dierengedragsdeskundige Brugman van 8 april 2023 nog altijd maatgevend voor het oordeel dat de hond [naam] niet gevaarlijk is. Met het besluit op bezwaar van 8 juli 2024 is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
4.1.
[hondenbezitter] vindt dat de burgemeester niet in redelijkheid tot dit besluit kon komen. De rechtbank is dat met hem eens en legt hierna uit waarom zij dat vindt.
4.2.
In met name de rapportage van dierengedragsdeskundige Brugman ziet de rechtbank voldoende aanleiding om te concluderen dat het gedrag van de hond [naam] zich specifiek manifesteert in het conflict tussen [eiser en eiseres 1] enerzijds en [hondenbezitter] anderzijds. Dit wordt bevestigd doordat er zich in het dossier geen enkele melding van een derde bevindt met betrekking tot het gedrag van de hond [naam] .
4.3.
In dit steeds hoger oplopend conflict – waarin veel meer is voorgevallen dan de hiervoor genoemde incidenten – kiezen de honden partij voor hun baasjes. Het laatste incident op 20 december 2023 getuigt daar ook van. Er zit geen objectief bewijs in het dossier waaruit blijkt dat de hond [naam] op dat moment heeft gebeten, zoals de burgemeester ook terecht overweegt. [eiser en eiseres 1] stellen dat wel, maar het blijkt niet uit de door hen gemaakte videobeelden en het wordt door [hondenbezitter] ook gemotiveerd betwist. [eiser en eiseres 1] hebben wel een foto overgelegd waarop volgens hen bijtletsel is te zien. Het gaat om twee puntjes in een van de kuiten van [eiser 1] . Dat de huisarts van [eiser en eiseres 1] dit zou kwalificeren als een hondenbeet maakt dat niet anders; niet duidelijk is of de huisarts dit diagnostisch (dus door eigen onderzoek) of anamnestisch (dus enkel op basis van de verklaring van [eiser 1] ) heeft vastgesteld. Wat in ieder geval vaststaat is dat [eiser 1] en [hondenbezitter] beiden elkaar hebben geschopt tegen de benen, zodat het ook mogelijk is dat de twee puntjes op de kuit van [eiser 1] daardoor zijn ontstaan. Wie er is begonnen met schoppen is niet goed vast te stellen. [eiser en eiseres 1] hebben nog wel aangifte gedaan tegen [hondenbezitter] , maar die aangifte is wegens onvoldoende bewijs door het openbaar ministerie geseponeerd. Dat het openbaar ministerie in het kader van een door [eiser en eiseres 1] gestart beklag tegen niet verdere vervolging [4] (inmiddels) zegt dat de hond [naam] heeft gebeten, maakt het vorenstaande niet anders. Eventueel ander bewijs waarop het openbaar ministerie dat meent te kunnen baseren – dat mogelijk onderdeel is van het strafdossier – is in deze procedure niet ingebracht.
4.4.
Zoals vaak in dit soort situaties wijzen beide partijen – in dit geval [eiser en eiseres 1] en [hondenbezitter] – elkaar aan als agressor. Volgens [eiser en eiseres 1] bevonden zij zich op 20 december 2023 op de openbare weg en werd daar de confrontatie gezocht door [hondenbezitter] die daarbij de hond [naam] inzette. Volgens [hondenbezitter] stonden [eiser en eiseres 1] op zijn terrein en waren ze hem aan het filmen; ze weigerden volgens hem in te gaan op zijn verzoek om te stoppen met filmen en zijn terrein te verlaten. De rechtbank heeft bij de voorbereiding van de zitting informatie van Google Maps, Google Streetview en het WOZ-waardeloket geraadpleegd en op zitting besproken. Uit die informatie in combinatie met de door [eiser en eiseres 1] gemaakte video kan de rechtbank niet vaststellen of [eiser en eiseres 1] op de openbare weg stonden (zoals zij zeggen) dan wel of zij op het terrein van [hondenbezitter] stonden (zoals hij zegt). Het was letterlijk een grensgeval.
4.5.
De burgemeester heeft gelijk dat de situatie op 20 december 2023 intimiderend was, maar daarmee kan hij niet volstaan. Er zal moeten kunnen worden vastgesteld of dat in dusdanige mate door het gedrag van [naam] is veroorzaakt zodat kan worden gezegd dat zijn gedrag hinderlijk is. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het dossier daarvoor onvoldoende aanknopingspunten bevat. De rechtbank volgt de burgemeester verder in zijn standpunt dat de hond [naam] niet gevaarlijk is. De rapportage van dierengedragsdeskundige Brugman is daar mede gelet op de met voldoende gevolg doorlopen MAG-test van 8 september 2024 een voldoende onderbouwing voor.
4.6.
Omdat niet is komen vast te staan dat de hond [naam] gevaarlijk of hinderlijk is, is er voor de burgemeester geen grond om een aanlijn- en muilkorfplicht ten aanzien van de hond [naam] op te leggen. Het beroep van [hondenbezitter] is daarom gegrond. De rechtbank zal het besluit op bezwaar van 8 juli 2024 vernietigen voor zover daarbij het bezwaar tegen het besluit van 25 januari 2024 ongegrond is verklaard en zelf in de zaak voorzien door het besluit van 25 januari 2024 te herroepen.
4.7.
[eiser en eiseres 1] hebben ook beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van 8 juli 2024. Ook dat beroep is gegrond. De reden daarvoor is dat de burgemeester hun bezwaren tegen het besluit van 25 januari 2024 niet-ontvankelijk had moeten verklaren (in plaats van ongegrond), omdat zij geen procesbelang bij hun bezwaar hadden. Met het besluit van 25 januari 2024 werd een aanlijn- en muilkorfplicht opgelegd. Met hun daartegen gerichte bezwaar konden [eiser en eiseres 1] niet in een betere positie komen. De burgemeester heeft op de zitting gezegd dat zij wel procesbelang hadden omdat zij de gedragskwalificatie “gevaarlijk” in plaats van “hinderlijk” nastreefden, maar dat levert enkel een principieel belang en dus geen procesbelang op. Door die kwalificatie verandert namelijk het rechtsgevolg van het besluit van 25 januari 2024 – dat de aanlijn- en muilkorfplicht wordt opgelegd – niet. [eiser en eiseres 1] hebben op de zitting gezegd dat hun procesbelang erin is gelegen dat zij een levenslange (en daarmee verdergaande) aanlijn- en muilkorfplicht ten aanzien van de hond [naam] nastreven (die dus nimmer meer ongedaan kan worden gemaakt). Ook dat levert geen procesbelang op, omdat de burgemeester hiertoe niet mag besluiten. [eiser en eiseres 1] konden dit dus ook niet bereiken met hun bezwaar tegen het besluit van 25 januari 2024. De wet kent aan [hondenbezitter] als belanghebbende namelijk het recht toe om bij de burgemeester een nieuw besluit aan te vragen [5] dan wel te verzoeken dat de burgemeester op een eerder genomen besluit terug zal komen. [6] De burgemeester is niet bevoegd die wettelijke rechten geheel af te nemen.
5. De beroepsgronden van [eiser en eiseres 1] die niet zien op het opleggen van een aanlijn- en muilkorfplicht voor de hond [naam] – zoals het verzoek om de houding van [hondenbezitter] als bagatelliserend en risicovol vast te leggen – vallen buiten de omvang van het geding. Dit betekent dat de rechtbank daar in het kader van deze procedure geen oordeel over kan geven. In deze beroepsprocedures is namelijk alleen aan de orde of een aanlijn- en muilkorfplicht moet worden opgelegd ten behoeve van de hond [naam] en niet of een gedragsregistratie van zijn baasje aan de orde is waartoe de burgemeester overigens ook geen enkele zelfstandige wettelijke bevoegdheid heeft. Zoiets is in principe voorbehouden aan opsporingsambtenaren en justitie en in uitzonderlijke gevallen aan de inlichtingendiensten. Nederland is een rechtsstaat en het komt in een rechtsstaat de overheid niet toe om zonder wettelijke grondslag gedrag van burgers te gaan vastleggen.
6. Afsluitend volgt de beslissing over de vergoeding van proceskosten en het betaalde griffierecht.
6.1.
[eiser en eiseres 1] hebben geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Ook de kosten voor de rapportage van [naam] en [naam] komen niet voor vergoeding in aanmerking. Het beroep met zaaknummer 24/2978 is weliswaar gegrond, maar hun in die procedure gemaakte bezwaar is niet-ontvankelijk. Verder is het beroep met zaaknummer 23/3506 ongegrond.
6.2.
Wel hebben [eiser en eiseres 1] hebben in het beroep met zaaknummer 24/2978 recht op vergoeding van het griffierecht van € 187, omdat dit beroep gegrond is. De vergoeding moet worden betaald door de burgemeester. In het beroep met zaaknummer 23/3506 is dat recht er niet, omdat dat beroep ongegrond is.
6.3.
[hondenbezitter] heeft in het beroep met zaaknummer 24/2984 recht op vergoeding van zijn proceskosten in bezwaar en in beroep voor de door zijn gemachtigde verleende rechtsbijstand, omdat het beroep gegrond is en het besluit van 25 januari 2024 wordt herroepen. De proceskosten worden vergoed conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. Zijn gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, is bij de hoorzitting in bezwaar geweest, heeft een beroepschrift ingediend en is verschenen op de zitting. Voor deze onderdelen wordt telkens 1 punt toegekend dat in bezwaar een waarde van € 647 heeft en in beroep van € 907. De zaak heeft een gemiddeld gewicht en dat leidt in totaal tot een vergoeding van € 3.108 die door de burgemeester moet worden betaald.
6.4.
Ook heeft [hondenbezitter] in het beroep met zaaknummer 24/2984 recht op vergoeding van het griffierecht van € 187, omdat dit beroep gegrond is. Deze vergoeding moet door de burgemeester worden betaald.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2025 door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van R.G.B.M. Spapens, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Land van Cuijk 2024.
2.De burgemeester van de toenmalige gemeente Mill en Sint Hubert.
3.Vgl. de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1078, en 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:108.
4.Zoals bedoeld in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering.
5.Artikel 5 van de Grondwet en artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.Artikel 4:6, eerste lid, van de Awb.