Uitspraak
1.De procedure
3 januari 2023, 24 april 2024 en 28 augustus 2024.
25 september 2024 voor het nemen van een conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie door FNV.
2.De vorderingen en (voorwaardelijke) tegenvorderingen
5 januari 2022 t/m vrijdag 7 januari 2022 werknemers te verplichten om gebruik te maken van het spaarurenmodel in strijd is met artikel 10 lid 4 van de cao;
- Indien en voorzover in conventie wordt geoordeeld dat het spaaruren model als bedoeld in artikel 10 van de [gedaagde] CAO in strijd is met artikel 7:628 lid 1 en/of artikel 7:623 BW en [gedaagde] aldus wordt onthouden artikel 10 toe te passen/in te zetten - te verklaren voor recht dat met ingang van deze datum van uitspraak c.q. veroordeling geen recht meer bestaat voor de betrokken werknemers op de 2,5% spaarurentoeslag ex artikel 16 [gedaagde] CAO (nu er geen deelname meer aan het spaarurenmodel kan zijn).
- Indien en voorzover in conventie wordt geoordeeld dat het spaaruren model als bedoeld in artikel 10 van de CAO niet bij onwerkbaar weer en/of vorstdagen in februari 2021 had kunnen worden toegepast - te verklaren voor recht dat de betrokken werknemers in februari 2021 geen recht op de spaarurentoeslag ex artikel 16 van de CAO hadden en dat het [gedaagde] wordt toegestaan de ten onrechte verschuldigde spaarurentoeslag over deze maand in de uitvoering van de veroordeling in conventie jegens de werknemers te betrekken.
- Indien en voorzover in conventie wordt geoordeeld dat het spaaruren model als bedoeld in artikel 10 van de CAO niet meer bij onwerkbaar weer en/of vorstdagen kan worden toegepast - te verklaren voor recht dat met ingang van deze datum van uitspraak c.q. veroordeling geen recht meer bestaat voor de betrokken werknemers op de 2,5% spaarurentoeslag ex artikel 16 van de CAO, dan wel enkel op een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen lager percentage.
- Indien en voorzover in conventie [gedaagde] wordt veroordeeld de spaaruren over de niet gewerkte uren in de periode van 5 tot en met 7 januari 2022 terug te boeken naar het spaarurensaldo van de werknemers, dan wel deze aan de werknemers uit te betalen - te verklaren voor recht dat met ingang van deze datum van uitspraak c.q. veroordeling [gedaagde] gerechtigd is jegens de betrokken (ex)werknemers, het equivalent van het aantal afgeboekte spaaruren, als vakantie-uren of tijd-voor- tijd uren in mindering te brengen op het betreffende saldo van de werknemers.
3.De beoordeling
Dat deze periode niet is aangewezen als collectieve sluiting doet niet ter zake, want feitelijk was voor een belangrijk deel van de werknemers wel sprake van een collectieve sluiting, aldus FNV.
De Ondernemingsraad (OR) stond echter een collectieve sluiting voor van vrijdag
24 december 2021 tot en met dinsdag 4 januari 2022 [3] . Dit, omdat er anders een te groot beslag op opname van vakantie-/tijd-voor-tijd uren aan de orde zou zijn. Als werknemers zeker vrij wilden zijn, moesten zij hiervoor tijdig een verzoek indienen. Wilden zij dat niet, en er was niet voldoende werk, dan kon het spaarurenmodel worden ingezet voor de dagen
5 tot en met 7 januari 2022 [4] . Het ging om een opname van in totaal 21 dagen op een totaal bestand van 257 fte (bezetting januari) die vielen onder het spaarurenmodel [5] . Het grootste deel van de werknemers dat wilde werken, heeft dus gewerkt, aldus [gedaagde] .
maximaaltwee weken bedraagt, zoals zij tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard. Dit betekent dat de eindejaar periode ook minder mag zijn dan twee weken en dat was in 2021/2022 het geval.
7 januari 2022 en gesteld noch gebleken is dat deze dagen (in 2022) anderszins onder de eindejaar periode kunnen worden gebracht, is het besluit van [gedaagde] om bij onvoldoende werk in de periode van woensdag 5 januari 2022 t/m vrijdag 7 januari 2022 gebruik te maken van het spaarurenmodel, niet in strijd met artikel 10 lid 4 van de cao.
het bestaanvan die bepaling, maar tegen
de wijze waarop die wordt uitgelegd en toegepastdoor [gedaagde] . Met vordering 3 vraagt FNV immers een algemene verklaring voor recht over de wijze waarop die cao bepaling moet worden uitgelegd en toegepast. FNV mag - als cao afsluitende partij - tegen een bepaalde uitleg of uitvoeringswijze ageren. FNV heeft haar (eigen) recht daarop niet verwerkt, want zij heeft, zoals aangevoerd, een (klacht)brief gestuurd in februari 2022. Verder verwijst de rechtbank in dit verband naar rechtsoverweging 6.31 van het tussenvonnis van 3 januari 2024, waarin is overwogen dat blijkens door FNV overgelegde correspondentie FNV de (volgens haar oneigenlijke) wijze waarop [gedaagde] toepassing gaf aan het spaarurenmodel al vanaf begin februari 2021 meerdere keren aan de orde heeft gesteld bij [gedaagde] , en vanaf november 2021 juridische stappen heeft aangekondigd.
7:628 lid 1 BW. Artikel 7:628 lid 1 BW heeft als uitgangspunt dat de situatie ‘geen arbeid’ voor rekening van de werkgever komt.
[gedaagde] wentelt met het toepassen van het spaarurenmodel bij onwerkbaar weer het loondoorbetalingsrisico af op haar werknemers, want werknemers betalen door gedwongen opname van spaaruren in die situaties hun eigen loon, aldus FNV.
[gedaagde] is met haar werknemers via cao (het spaarurenmodel) en via incorporatie (beding in hun arbeidsovereenkomst) namelijk flexibel werken overeengekomen en daarmee wentelt zij het loondoorbetalingsrisico niet af op haar werknemers. Immers, het vast maandelijks loon wordt tijdens de opname van uren in een periode van minder werk gewoon doorbetaald en over de gespaarde (over)uren wordt een extra spaaruren-toeslag van 2,5% van het bruto maandinkomen betaald.
(2017-2018 en 2019-2020) was zowel artikel 10 als artikel 42 van toepassing.
Artikel 10 luidde:
2.Opbouwfase
3.Opnamefase
Artikel 42 Onwerkbaar weer
De werknemer is verplicht, ingeval de werkgever hem gedurende de hierboven bedoelde tijd ander werk opdraagt waarvoor hij geschikt is, deze arbeid te verrichten, mits de werkgever bereid is hem voor deze werkzaamheden door te betalen.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
1 november voor zover dat saldo nog niet bereikt was, maximaal 80 uren minder werken tijdens de opnamefase van 1 december tot 1 april, tegen een vast maandelijks loon) voorzien in het opvangen van een verminderd werkaanbod in het algemeen, dus ook bij onwerkbaar weer. De opname is begrensd door de referteperiode van 1 december tot 1 april en door een maximum van 80 spaaruren. Er is geen beperking dat bij onwerkbaar weer geen gebruik mag worden gemaakt van het spaarurenmodel. Dat er in de eerdere cao’s een aparte bepaling (artikel 42 cao) was die kon worden toegepast bij onwerkbaar weer, maakt niet dat deze beperking er wel zou zijn. Artikel 10 cao en artikel 42 cao werden voorheen beide toegepast. Dat blijkt uit het feit dat bij onwerkbaar weer in de periode onder de eerste twee cao’s voor de chauffeurs een beroep werd gedaan op artikel 42 van de cao en voor de laboranten en mengmeesters op artikel 10. Het spaarurenmodel werd dus al gebruikt bij onwerkbaar weer.
De proceskosten van [gedaagde] in reconventie worden begroot op: