ECLI:NL:RBOBR:2025:2939
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van 635.124,50 euro in strafzaak
Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die gedetineerd is in P.I. Sittard. De officier van justitie had gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, vastgesteld zou worden op een bedrag van 635.124,50 euro. De verdachte was bijgestaan door zijn raadsman en heeft op de openbare terechtzitting van 9 mei 2025 zijn standpunt naar voren gebracht. Tijdens deze zitting zijn procesafspraken gemaakt tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie, waarbij de verdachte verklaarde dat hij vrijwillig en met voldoende informatie had ingestemd met deze afspraken.
De rechtbank heeft de procesafspraken beoordeeld aan de hand van het kader dat door de Hoge Raad is geschetst. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich bewust was van de rechtsgevolgen van de gemaakte afspraken en dat hij deze op basis van duidelijke informatie had aanvaard. De rechtbank heeft vervolgens de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op 635.124,50 euro en heeft de verdachte de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1080 dagen, conform artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is op 23 mei 2025 openbaar gemaakt.