ECLI:NL:RBOBR:2025:2937

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
71.130544.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan criminele organisatie en opiumfeiten met drugsafvaldump

Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere opiumfeiten, deelname aan een criminele organisatie en het dumpen van drugsafval. De verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het voorbereiden, produceren en verhandelen van grote hoeveelheden MDMA en andere drugs, evenals het dumpen van gevaarlijk afval in de openbare ruimte. De rechtbank heeft de zaak behandeld na meerdere zittingen en op basis van procesafspraken tussen de officier van justitie en de verdediging. De verdachte heeft ingestemd met een strafeis van 5 jaar gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie heeft ingestemd met deze afspraken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan ernstige drugsmisdrijven, die aanzienlijke schade aan de samenleving en het milieu hebben veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van 16.998,35 euro aan de benadeelde partij. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 71.130544.24
Datum uitspraak: 23 mei 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1991] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, locatie Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 augustus 2024, 1 oktober 2024, 26 november 2024, 14 februari 2025 en 9 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 juli 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 1 oktober is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 26 maart 2024 tot en met 15 april 2024, te Born en/of Landgraaf en/of Heerlen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad:
  • een hoeveelheid van ongeveer 79,2 kilo MDMA (op 26 maart 2024) en/of
  • een hoeveelheid MDMA (op 3 april 2024) en/of
  • een hoeveelheid MDMA (op 11 april 2024) en/of
  • een hoeveelheid van ongeveer 75,0 kilo MDMA (op 15 april 2024),

althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

T.a.v. feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 april 2024 tot en met 27 mei 2024 te Susteren en/of Oirsbeek, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen, binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) MDMA en/of metamfetamine en/of amfetamine,
zijnde MDMA en/of metamfetamine en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
  • een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
  • zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
  • een of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),
immers, heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op voornoemd(e) tijdstip(pen) in voornoemde pleegplaats(en)
ter beschikking gehad en/of voorhanden gehad en/of gebruikt en/of aangekocht en/of vervoerd en/of opgeslagen:
  • 42,5 liter, althans een hoeveelheid Piperonylmethylketon (PMK) en/of 10 liter, althans een hoeveelheid Benzylmethylketon (BMK) en/of 1770 liter, althans een (grote) hoeveelheid aceton en/of 335 liter, althans een (grote) hoeveelheid zoutzuur en/of 720 liter, althans een (grote) hoeveelheid methanol en/of 300 liter, althans een (grote) hoeveelheid waterstofgas, althans (andere) chemicaliën en/of grondstoffen en/of hulpstoffen bestemd voor de vervaardiging van MDMA en/of metamfetamine en/of amfetamine, en/of
  • een kookreactieketel en/of een destillatieketel en/of een destillatiebuis en/of een opvangvat en/of een of meer diepvrieskist(en) en/of een of meer maatbeker(s) en/of een of meer (afzuig)slangen en/of
  • een vrachtwagen (van het merk DAF; gekentekend [kenteken 2] );
T.a.v. feit 3:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 26 maart 2020 tot en met 20 mei 2020, te Landgraaf en/of Heerlen en/of Oirsbeek en/of Sittard, althans in Nederland, en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
1.246 kilogram, althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
T.a.v. feit 4:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 28 mei 2020,
te Sittard en/of Heerlen en/of Landgraaf en/of Oirsbeek, althans in Nederland, en/of in België,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens),
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, (telkens)
- (
(een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
-
zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
- (
(een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),
immers hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
op voornoemd(e) tijdstip(pen) in voornoemde pleegplaats(en)
-
een of meer locaties gehuurd en/of geregeld en/of ter beschikking gehad en/of
- (
(deze) locatie(s) ingericht en/of gebruikt voor de omzetting van preprecursoren in Piperonylmethylketon (PMK) en/of voor de productie en/of bewerking van MDMA en/of
-
ter beschikking gehad en/of voorhanden gehad en/of gebruikt en/of aangekocht en/of vervoerd en/of opgeslagen:
- (
(een) hoeveelhe(i)den Piperonylmethylketon (PMK) en/of (Mono)methylamine en/of platinaoxide en/of waterstof en/of zoutzuur en/of aceton en/of methanol, althans (andere) chemicaliën en/of grondstoffen en/of hulpstoffen en/of
-
een of meer ketels en/of een of meer vriezers en/of een of meer kannen en/of een of meer afzuigers en/of andere voorwerpen en/of
-
voertuig gekocht en/of gehuurd en/of geleend en/of geregeld en/of ter beschikking gehad en/of
-
mobiele telefoons, met het beveiligingsprogramma EncroChat, voorhanden gehad en/of gebruik gemaakt van communicatie via de EncroChatapplicatie en/of
-
in persoon en/of telefonisch en/of via (EncroChat)chatberichten contact met één of meer mededader(s) en/of contactperso(o)n(en) gezocht en/of onderhouden en/of informatie en/of foto’s uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het afleveren en/of transporteren en/of opslaan en/of in ontvangst nemen en/of het produceren van (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) MDMA en/of chemicaliën en/of grondstoffen en/of hulpstoffen en/of goederen;
T.a.v. feit 5:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 april 2024 tot en met 21 april 2024 te Ohé en Laak en/of Echt, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) al dan niet opzettelijk,
(een) handeling(en) met afvalstoffen heeft verricht waarvan hij, verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) redelijkerwijs had(den) kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden en/of konden ontstaan, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet aan zijn/haar/hun verplichting heeft/hebben voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem en/of zijn mededader(s) konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
-
in of omstreeks de periode van 17 april 2024 tot en met 20 april 2024 78, althans één of meer jerrycans, met (restanten) van (gevaarlijke) afvalstoffen althans afval afkomstig van drugsproductie (te weten totaal 779 kilogram zuur en/of 130 kilogram aan basische vloeistof), gestort en/of achtergelaten en/of op/in de bodem gebracht in de berm en/of struiken van/op de (onverharde) Contelmostraat te Ohé-en-Laak, en/of
-
in of omstreeks de periode 17 april 2024 tot en met 21 april 2024 19, althans één of meer jerrycans en/of een bondelvat met (restanten) van (gevaarlijke) afvalstoffen althans afval afkomstig van de vervaardiging MDMA en/of PMK, gestort en/of achtergelaten en/of op/in de bodem gebracht in de berm van de Patersweg te Echt;
T.a.v. feit 6:
hij in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 27 mei 2024,
te Oirsbeek en/of Susteren en/of Born en/of Heerlen, althans in Nederland, en/of in België,
heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door verdachte en/of een of meer anderen, zoals beschreven in onderzoek “26Aix”,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid Opiumwet en/of artikel 10a eerste lid Opiumwet;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Overwegingen met betrekking tot de overeenkomst.

Totstandkoming
Op 11 april 2025 hebben de officier van justitie en de verdediging een overeenkomst gesloten, inhoudende procesafspraken en een afdoeningsvoorstel. De rechtbank is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van die overeenkomst. De officier van justitie en de verdediging hebben gezamenlijk een voorstel voor afdoening van de zaak aan de rechtbank voorgelegd.
Inhoud afspraken
De procesafspraken en het afdoeningsvoorstel strekken ertoe de behandeling van de strafzaak zo efficiënt mogelijk te maken, met inachtneming van de waarborgen van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), waarbij de officier van justitie zal volstaan met een relatief gematigde strafeis voor de feiten 1 tot en met 6, namelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 jaar en 6 maanden met aftrek van voorarrest.
Hiertoe is overeengekomen dat:
  • de verdediging geen nadere onderzoekswensen indient;
  • de verdediging geen bewijsverweren voert en al ingediende onderzoekswensen intrekt;
  • de verdachte geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen;
  • de verdachte afstand doet van de in beslag genomen goederen, zoals vermeld op de beslaglijst. Het voorgaande met uitzondering van de Alfa Romeo Stelvio met kenteken [kenteken 1] ;
  • de verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken;
  • het Openbaar Ministerie niet zal overgaan tot vervolging van nieuwe, met de huidige ten laste gelegde feiten vergelijkbare/samenhangende strafbare feiten gepleegd in de tenlastegelegde periode, welke mogelijk uit de in het onderzoekdossier van het onderzoek 26Aix opgenomen datasets (te weten: SKY-ID's [gebruikersnaam] , [gebruikersnaam] , [gebruikersnaam] , [gebruikersnaam] , Encrochat-accounts [e-mailadres] , [e-mailadres] , [e-mailadres] , [e-mailadres] , [e-mailadres] en ANOM accounts [e-mailadres] , [e-mailadres] ) naar voren kunnen komen of zijn gekomen;
  • beide partijen afzien van hoger beroep indien strafoplegging door de rechtbank conform deze overeenkomst plaatsvindt.
Oordeel rechtbank.
De rechtbank is bij haar beoordeling van het afdoeningsvoorstel uitgegaan van het kader dat de Hoge Raad heeft gegeven in zijn arrest van 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252.
De rechtbank constateert dat de gemaakte afspraken er blijk van geven dat partijen ervan doordrongen zijn dat de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering leidend zijn bij de beoordeling van de tenlastelegging. Ook wordt tot uitdrukking gebracht dat partijen onderkennen dat de rechtbank geen partij is bij en niet is gebonden aan de gemaakte procesafspraken en het afdoeningsvoorstel.
Tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak op de terechtzitting van 9 mei 2025 zijn de hiervoor weergegeven procesafspraken met verdachte besproken in aanwezigheid van zijn raadsvrouw. Daarbij heeft de rechtbank getoetst of veroordeelde vrijwillig aan de gemaakte afspraken heeft meegewerkt, of deze medewerking op basis van voldoende en duidelijke informatie heeft plaatsgevonden, of hij begreep wat deze afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem en zijn zaak zouden hebben. Verdachte heeft verklaard dat hij bekend is met de inhoud van de procesafspraken, dat hij heeft begrepen wat de gemaakte afspraken inhouden, wat de gevolgen daarvan zijn en dat deze afspraken op basis van voldoende en duidelijke informatie tot stand zijn gekomen. Hij heeft vrijwillig ingestemd met de afspraken en is bij het hele proces om tot afspraken te komen steeds voorzien geweest van rechtskundige bijstand.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat verdachte vrijwillig en op basis van voor hem voldoende duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan de procesafspraken met het Openbaar Ministerie. De rechtbank stelt daarnaast vast dat verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van de in de overeenkomst neergelegde procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Ook is voldaan aan de eisen die
artikel 6 van het EVRM stelt.
De rechtbank zal in de na te melden strafmotivering toelichten of zij van oordeel is dat het afdoeningsvoorstel in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak, zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting.

De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen.

Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
T.a.v. feit 1:
op meer tijdstippen in de periode 26 maart 2024 tot en met 15 april 2024,in Nederland,tezamen en in vereniging met anderen,telkens opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/oftelkens opzettelijk aanwezig heeft gehad:
  • een hoeveelheid van ongeveer 79,2 kilo MDMA (op 26 maart 2024) en
  • een hoeveelheid MDMA (op 3 april 2024) en
  • een hoeveelheid MDMA (op 11 april 2024) en
  • een hoeveelheid van ongeveer 75,0 kilo MDMA (op 15 april 2024),

zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

t.a.v. feit 2:
op 27 mei 2024 te Susteren om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen van een of meer hoeveelheden MDMA en metamfetamine en amfetamine,
zijnde MDMA en metamfetamine en amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
-
een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
-
zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
-
een of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zij mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),
immers, heeft hij, verdachte, op voornoemd tijdstip in voornoemde pleegplaats
ter beschikking gehad en/of voorhanden gehad en/of gebruikt en/of aangekocht en/of vervoerd en/of opgeslagen:
  • 42,5 liter Piperonylmethylketon (PMK) en 10 liter Benzylmethylketon (BMK) en 1770 liter aceton en 335 liter zoutzuur en 720 liter methanol en 300 liter waterstofgas en
  • Een kookreactieketel en een destillatieketel en een destillatiebuis en een opvangvat en meer diepvrieskisten en meer maatbekers en meer (afzuig)slangen en
  • Een vrachtwagen (van het merk DAF; gekentekend [kenteken 2] );
t.a.v. feit 3:
op meer tijdstippen in de periode 26 maart 2020 tot en met 20 mei 2020,
in Nederland en in België.
tezamen en in vereniging met anderen,
telkens opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervaardigd en/of telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad
grote hoeveelheden van een materiaal MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
t.a.v. feit 4:
op meer tijdstippen in de periode van 26 maart 2020 tot en met 28 mei 2020,
in Nederland en in België,
tezamen en in vereniging met anderen telkens,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te
bereiden en/of te bevorderen; te weten het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of
verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of
buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en)
(van een materiaal bevattende) amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA, zijnde
amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, althans enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, (telkens)
- (
(een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
-
zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
- (
(een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),
immers hebben de verdachte en verdachtes mededader(s)
op voornoemde tijdstippen in voornoemde pleegplaatsen
  • meer locaties ter beschikking gehad en
  • deze locaties ingericht en gebruikt voor de omzetting van precursoren in Piperonylmethylketon (PMK) en voor de productie en bewerking van MDMA en
  • ter beschikking gehad en/of voorhanden gehad en/of gebruikt en/of aangekocht
en/of vervoerd en/of opgeslagen:
o
hoeveelheden Piperonylmethylketon (PMK) en (mono)methylamine en platinaoxide en waterstof en zoutzuur en aceton en
o
meer ketels en meer vriezers en meer kannen en meer afzuigers en
  • een voertuig geregeld en ter beschikking gehad en
  • mobiele telefoons, met het beveiligingsprogramma EncroChat, voorhanden gehad en gebruik gemaakt van communicatie via de EncroChatapplicaties en
  • in persoon en telefonisch en via (EncroChat)chatberichten contact met meer mededader(s) en contactpersonen gezocht en onderhouden en informatie en foto’s uitgewisseld en afspraken gemaakt over het afleveren en transporteren en opslaan en in ontvangst nemen en het produceren van hoeveelheden MDMA en chemicaliën en grondstoffen en hulpstoffen en goederen;
t.a.v. feit 5:
op meer tijdstippen in de periode van 17 april 2024 tot en met 21 april 2024 te Ohé en Laak en Echt, tezamen en in vereniging met anderen,
telkens opzettelijk,
handelingen met afvalstoffen heeft verricht waarvan hij, verdachte, en verdachtes mededaders redelijkerwijs hadden kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen van het milieu ontstonden of konden ontstaan, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders niet aan hun verplichting hebben voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem en zijn mededaders konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken,
immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders
  • in de periode van 17 april 2024 tot en met 20 april 2024 78 jerrycans met (restanten) van afval afkomstig van drugsproductie (te weten totaal 779 kilogram zuur en 130 kilogram aan basische vloeistof), gestort en achtergelaten en op/in de bodem gebracht in de berm en struiken van/op de (onverharde) Contelmostraat te Ohé en Laak, en/of
  • in de periode van 17 april 2020 tot en met 21 april 2024 19 jerrycans en een bondelvat met (restanten) van afval afkomstig van de vervaardiging MDMA en PMK, gestort en achtergelaten en op/in de bodem gebracht in de berm van de Patersweg te Echt;
t.a.v. feit 6:
in de periode van 26 maart 2020 tot en met 27 mei 2024,
in Nederland en in België,
heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door verdachte en anderen, zoals beschreven in onderzoek "26Aix",
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid Opiumwet en artikel 10a eerste lid Opiumwet.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft, zoals tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie is overeengekomen, ten aanzien van feit 1 tot en met feit 6 gevorderd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan (kort gezegd) het in vereniging aanwezig hebben en produceren van grote hoeveelheden MDMA en het plegen van voorbereidingshandelingen tot het produceren van harddrugs. Daarnaast heeft de verdachte deel uitgemaakt van een criminele organisatie die gericht was op het plegen van allerlei soorten drugsmisdrijven. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het dumpen van drugsafval in de openbare ruimte.
De samenleving ondervindt ernstige overlast van de productie van en handel in harddrugs. Dit gaat gepaard met de samenleving ondermijnende strafbare gedragingen. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Het gebruik van harddrugs genereert op haar beurt strafbare feiten met alle nadelige maatschappelijke gevolgen van dien. Ook m het dumpen van drugsafval in de openbare ruimte heeft verdachte grote schade aan het milieu veroorzaakt. Verdachte heeft geen enkel oog gehad voor de schadelijke gevolgen voor de samenleving maar gehandeld uit eigen winstbejagwinstbejag.
De rechtbank heeft acht geslagen op de afspraken in de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende door de verdachte aanvaarde strafeis van de officier van justitie. Tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie is een strafeis van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van voorarrest, overeengekomen. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat zij, ware er geen procesafspraken gemaakt, een gevangenisstraf van tussen de 7 en 8 jaar zou hebben geëist.
De rechtbank heeft de uitkomst hiervan beschouwd in het licht van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Hierbij zijn ook de wettelijke strafmaxima, de straffen die voor min of meer vergelijkbare feiten zijn opgelegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte betrokken.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een andere straf dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur omvat. De rechtbank is daarbij van oordeel dat de voorgestelde afdoening recht doet aan deze zaak, waarbij zowel het belang van de verdachte als dat van de maatschappij in afdoende mate geëerbiedigd wordt. Van de voorgestelde afdoening kan niet worden gezegd dat deze niet in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak, zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van het afdoeningsvoorstel.
De rechtbank komt tot de slotsom dat zij een straf zal opleggen die in overeenstemming is met het afdoeningsvoorstel.
De rechtbank stelt overigens vast dat geen strafvorderlijk beslag meer openstaat in onderhavige strafzaak.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .

Tussen partijen is daarnaast overeengekomen dat de vordering tot schadevergoeding wordt toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De rechtbank acht de vordering geheel toewijsbaar. De vordering ziet op de (opruim)kosten die een rechtstreeks gevolg zijn van het strafbare handelen van verdachte. De hoogte van de vordering is niet betwist door de verdediging.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht
2, 10, 10a, 11b van de Opiumwet
10.1
van de Wet milieubeheer
1, 6 van de Wet op de economische delicten.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 2 en feit 4:
medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich of een ander gelegenheid en/of middelen of/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en/of voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
t.a.v. feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C en D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 5:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.1, eerste lid, van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 6:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, 10, vierde lid, 10, vijfde lid en 10a, eerste lid van de Opiumwet.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregel.
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
t.a.v. feit 5:
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde] , van een bedrag van 16.998,35 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 119 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde] , van een bedrag van 16.998,35 euro, bestaande uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C. Palmboom, voorzitter,
mr. W.A.F. Damen en mr. W. Heijninck, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. Beex, griffier,
en is uitgesproken op 23 mei 2025.