ECLI:NL:RBOBR:2025:2935
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van 354.624,50 euro in strafzaak
Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis uitgesproken in een ontnemingszaak tegen een verdachte die gedetineerd is in P.I. Zuid Oost, locatie Roermond. De officier van justitie had gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op 354.624,50 euro, aan de Staat moest worden betaald. De verdachte was bijgestaan door zijn raadsman en heeft op de openbare terechtzitting van 9 mei 2025 zijn standpunt toegelicht. Tijdens deze zitting zijn procesafspraken gemaakt tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie, waarbij de rechtbank geen bemoeienis heeft gehad met de totstandkoming van deze afspraken. De rechtbank heeft getoetst of de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie heeft ingestemd met de procesafspraken. De verdachte heeft verklaard dat hij bekend is met de inhoud van de afspraken en de gevolgen daarvan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van de gemaakte afspraken en dat deze zijn gemaakt in overeenstemming met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
De rechtbank heeft de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op 354.624,50 euro en heeft de verdachte de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1080 dagen. De uitspraak is gedaan op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de gebruikte bewijsmiddelen voor een eventueel hoger beroep opgenomen in een aanvulling bij het vonnis.