ECLI:NL:RBOBR:2025:2794

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
01/238146-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict met alcoholgebruik en zwaar lichamelijk letsel

Op 15 mei 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 oktober 2023 in Eindhoven een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een beginnend bestuurder, bestuurde een bestelauto onder invloed van alcohol (0,71 milligram per milliliter bloed) en raakte een boom in de berm. Dit resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor zijn bijrijder, die onder andere een longkneuzing, gebroken rib, scheur in de lever, gebroken wervel en gebroken enkel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat dit aan zijn schuld te wijten was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 200 uren op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank overwoog dat de verdachte in grote mate afhankelijk was van zijn rijbewijs voor zijn werk als stukadoor, wat leidde tot een afwijking van de strafeis van de officier van justitie. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.238146.24
Datum uitspraak: 15 mei 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1998] ,
wonende te [adres] ,
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdediging naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 april 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 15 oktober 2023 te Eindhoven, althans in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto,
merk Renault), daarmede rijdende over de weg, de A50, komende uit noordelijke
richting, rijdende in de richting van Eindhoven,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
aldaar,
terwijl hij, verdachte, beginnend bestuurder was en/of
terwijl hij, verdachte, danig onder invloed van alcohol was, althans na
(voorafgaand) gebruik van alcoholhoudende drank (te weten 0,71 milligram alcohol
(ethanol) per milliliter bloed) en/of,
- tijdens het besturen van de bestelauto (gedurende enige tijd) zijn aandacht niet
steeds op de weg te hebben/houden en/of niet voldoende en/of voortdurend
aandacht te hebben voor het verkeer en/of de veiligheid en/of de verkeerssituatie
ter plaatse en/of niet, althans in onvoldoende mate te letten en/of blijven letten op
de (direct) voor verdachte gelegen weg en/of
- de door hem, verdachte, bestuurde bestelauto niet, althans niet voortdurend,

onder controle te hebben/houden en/of

- (vervolgens) met de door hem, verdachte, bestuurde bestelauto van de rijbaan te
raken en/of (deels) in de berm (naast de rijbaan) terecht te komen en/of te rijden
en/of (daarbij) niet het verloop van de weg waarop zijn bestelauto zich bevond te
volgen en/of
- een boom in de berm niet en/of niet tijdig op te merken en/of
- (vervolgens) in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en
Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde bestelauto
niet op zodanige wijze te regelen dat hij, verdachte, in staat was die bestelauto tot
stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg en/of de
naast die weg gelegen berm kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- (vervolgens) met de door hem, verdachte, bestuurde bestelauto tegen een boom in
de berm aan te rijden en/of te botsen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
longkneuzing, een gebroken rib, een scheur in de lever, een gebroken wervel en/of
een gebroken enkel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste,
tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het
feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde,
zevende of negende lid van genoemde wet;
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 15 oktober 2023 te Eindhoven, althans in Nederland,
als bestuurder van een voertuig (bestelauto, merk Renault), daarmee rijdende op de
weg, de A50, komende uit noordelijke richting, rijdende in de richting van
Eindhoven,
aldaar,
terwijl hij, verdachte, beginnend bestuurder was en/of
terwijl hij, verdachte, danig onder invloed van alcohol was, althans na
(voorafgaand) gebruik van alcoholhoudende drank (te weten 0,71 milligram alcohol
(ethanol) per milliliter bloed) en/of,
- tijdens het besturen van de bestelauto (gedurende enige tijd) zijn aandacht niet
steeds op de weg heeft gehad/gehouden en/of niet voldoende en/of voortdurend
aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de veiligheid en/of de verkeerssituatie
ter plaatse en/of niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet op en/of is blijven
letten op de (direct) voor verdachte gelegen weg en/of
- de door hem, verdachte, bestuurde bestelauto niet, althans niet voortdurend,

onder controle heeft gehad/gehouden en/of

- (vervolgens) met de door hem, verdachte, bestuurde bestelauto van de rijbaan is
geraakt en/of (deels) in de berm (naast de rijbaan) is terechtgekomen en/of gereden
en/of (daarbij) niet het verloop van de weg waarop zijn bestelauto zich bevond heeft
gevolgd en/of
- een boom in de berm niet en/of niet tijdig heeft opgemerkt en/of
- (vervolgens) in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en
Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde bestelauto
niet op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was die bestelauto
tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg en/of de
naast die weg gelegen berm kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- (vervolgens) met de door hem, verdachte, bestuurde bestelauto tegen een boom in
de berm is aangereden en/of gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 15 oktober 2023 te Eindhoven, althans in Nederland, als
bestuurder van een motorrijtuig, te weten een bestelauto (merk Renault), dit
motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het
alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid,
aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,71 milligram, in elk geval hoger
dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn,
terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en
nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de
eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van

18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog

niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is
afgegeven;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Op 15 oktober 2023 heeft in Eindhoven een verkeersongeval plaatsgevonden. Verdachte is daarbij onder invloed van alcohol met zijn auto tegen een boom in de berm naast de weg gereden. Zowel verdachte als [slachtoffer] , die op de bijrijdersstoel zat, zijn gewond geraakt.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en onder feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair tenlastegelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte eerste hulp wilde verlenen aan zijn vriend op de bijrijdersstoel. Er was sprake van een zeer kort moment van onoplettendheid. Er kan volgens de raadsman daarom niet tot een bewezenverklaring worden gekomen dat verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Gebruikte bewijsmiddelen.

De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 1 mei 2025, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik reed op 15 oktober 2023 omstreeks 05:00 uur over de John F Kennedylaan te Eindhoven. Mijn vriend [slachtoffer] zat naast mij in de auto. Mij wordt gevraagd hoelang ik niet op de weg heb gelet. Dat was ongeveer 30 seconden tot 1 minuut en toen knalde mijn auto tegen een boom in de middenberm.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] op 5 december 2023, p. 41:
P: Heeft u een voertuig bestuurd terwijl u alcohol, drugs en/of medicijnen had gebruikt?
V: Ik heb een aantal biertjes gedronken.
Een proces-verbaal aanrijding misdrijf, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 15 maart 2024, p. 7-9 en 14, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:Op zondag 15 oktober 2023 te 04:58 uur, kregen wij kennis van een verkeersongeval.
Vermoedelijke toedracht
Betrokkene 1: [verdachte]
1. reed over A50, komende uit Noordelijke richting en gaande in de richting van de John F Kennedylaan te Eindhoven.
Betreft eenzijdige aanrijding op A50 bestaande uit twee rijbanen met verkeer in twee richtingen waarbij deze gescheiden zijn door een middenberm bestaande uit een groenstrook van circa 4 meter breed.
Betrokkene 1 reed vermoedelijk op de rijstrook 1. Gezien de bandensporen in de middenberm is het voertuig van de weggeraakt en botste hierdoor tegen een boom.
Betrokken 1 (voertuig)
Voertuig Bestelauto [kenteken] Renault Trafic t29 12/h
Bestuurder
[verdachte]
Rijbewijs
Datum eerste afgifte: 4 maart 2019 Beginnende bestuurder
Bij het ongeval heeft onderstaand persoon letsel opgelopen.
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] op 18 maart 2024, p. 30, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op zondag 15 oktober 2023, omstreeks 05.10 uur was ik, [verbalisant 1] , doende met een
noodhulpdienst in de gemeente Eindhoven.
Ik ontving een melding van een eenzijdig ongeval letsel op de a50 bij Eindhoven in de
richting van de John F Kennedylaan.
Ter plaatse zag ik dat het ongeval had plaatsgevonden op de middenberm. Ik zag dat er een man bij het portier (…) aan de bestuurderskant
stond. Ik sprak deze man aan en vroeg aan hem wat er aan de hand was. Ik hoorde de
man mij in het Engels het volgende vertellen: "Ik heb een vriend van mij opgehaald
van een feestje. Ik reed hier op de A50 in de richting van Eindhoven. Ik was in
gesprek met die vriend van mij en keek even opzij. Op dat moment weet ik niet wat er
gebeurde en ben ik tegen die boom aangereden.”
Geneeskundige verklaring [slachtoffer] van 29 januari 2024, p. 15, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Medische informatie betreffende (naam betrokkene): [slachtoffer]
Datum onderzoek: 15/10/23
Uitwendig waargenomen letsel:
  • Longkneuzing met gebroken rib
  • Scheur in de lever
  • Gebroken wervel
  • Gebroken enkel
Proces-verbaal rijden onder invloed, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , p. 26-27, 33-34, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Identiteitsgegevens van de verdachte
De verdachte gaf mij, [verbalisant 1] (BBN30638), op te zijn genaamd:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Op zondag 15 oktober 2023 om 07:35 uur, heeft de verpleegkundige bij de verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
Ik, [verbalisant 3] (BZO83259), heb de buisjes bloed in de voorgeschreven
verpakking, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, overeenkomstig het bepaalde in
het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, en overeenkomstig de
Regeling alcohol drugs en geneesmiddelen in het verkeer, in de daartoe bestemde
vriezer geplaatst, liggend op het grootste oppervlak. Tevens heb ik het opdrachtformulier Toxicologisch onderzoek voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer TACL9697NL. De verzegelde verpakking is overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer verzonden naar Eurofins Forensics te Brugge (België).
Een schriftelijk bescheid, te weten: het rapport van Eurofins Forensic van 6 november 2023 met de uitslag van het bloedonderzoek, pagina 35-37 – inhoudende:
Te onderzoeken materiaal
SIN: TACL9697NL
Omschrijving: Bloed van [verdachte]
Aangewezen stof: alcohol
Meetbare stof: ethanol
Grenswaarde: 0,20
Eindresultaat in bloed (…): 0,71
Rapportage eenheid: milligram per milliliter

De bewijsoverwegingen

Causaliteit
Bij de beoordeling van de vraag of een verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet in de eerste plaats een causaal verband bestaan tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval en vervolgens ook tussen het ongeval en het ontstane letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval aan dit vereiste van dubbele causaliteit voldaan en valt het ongeval redelijkerwijs aan verdachte toe te rekenen.
Schuld
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW 1994 te komen, moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zo heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Daarbij moet worden gekeken naar het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het komt er daarbij op aan of de verdachte “minder nadacht, wist, beleidvol was dan de mens in het algemeen”, dus of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. [2]
De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte ter zitting af dat hij -voordat het ongeval plaatsvond- gedurende een aanzienlijke tijd, ten minste dertig seconden, zijn aandacht niet op de weg had. Anders dan de verdediging stelt, was er dus geen sprake van een zeer kort moment van onoplettendheid. Verdachte verloor vervolgens de controle over het voertuig, raakte in de berm en botste tegen een boom.
Zelfs als de rechtbank zou aannemen dat het voorgaande het gevolg was van eerste hulp die hij naar eigen zeggen aan zijn bijrijder wilde verlenen – wat de rechtbank, gelet op zijn eerdere verklaring tegenover de verbalisant, niet aannemelijk acht – had verdachte in de gegeven omstandigheden anders kunnen en moeten handelen. Indien eerste hulp noodzakelijk was, had hij zijn auto tot stilstand moeten brengen op een daarvoor geschikte, veilige plek. Verdachte is met zijn rijgedrag (aanzienlijk) onder de maat gebleven van wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld mag worden verwacht.
Deze verkeersfouten zijn bovendien gemaakt terwijl hij onder invloed was van alcohol. Verdachte had met een alcoholgehalte van 0,71 milligram alcohol per milliliter bloed, niet aan het verkeer moeten deelnemen. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcoholgebruik leidt tot versmalling van het blikveld en ernstige vermindering van het reactievermogen.
Door zich op voornoemde wijze in het verkeer te gedragen is verdachte naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend geweest, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] als gevolg van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, bestaande uit een longkneuzing met gebroken rib, scheur in de lever, gebroken (ruggen)wervel en gebroken enkel.
Gelet op het hierboven genoemde acht de rechtbank hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat verdachte beginnend bestuurder was en dat er bij hem een alcoholgehalte van 0,71 milligram alcohol per milliliter bloed is vastgesteld. De rechtbank acht daarom feit 2 bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
hij op 15 oktober 2023 te Eindhoven als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto, merk Renault), daarmede rijdende over de weg komende uit noordelijke richting, rijdende in de richting van Eindhoven, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
aldaar,
terwijl hij, verdachte, beginnend bestuurder was en
terwijl hij, verdachte, na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank (te weten 0,71 milligram alcohol (ethanol) per milliliter bloed) ,
- tijdens het besturen van de bestelauto gedurende enige tijd zijn aandacht niet steeds op de weg te hebben/houden en niet voldoende en voortdurend aandacht te hebben voor het verkeer en de veiligheid en de verkeerssituatie ter plaatse en niet te letten op de direct voor verdachte gelegen weg en
- de door hem, verdachte, bestuurde bestelauto niet onder controle te hebben/houden en
- vervolgens met de door hem, verdachte, bestuurde bestelauto van de rijbaan te raken en deels in de berm naast de rijbaan terecht te komen en te rijden en daarbij niet het verloop van de weg waarop zijn bestelauto zich bevond te volgen en
- een boom in de berm niet op te merken en
- vervolgens met de door hem, verdachte, bestuurde bestelauto tegen een boom in de berm aan te botsen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een longkneuzing, een gebroken rib, een scheur in de lever, een gebroken wervel en een gebroken enkel werd toegebracht, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 2:
hij op 15 oktober 2023 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een bestelauto (merk Renault), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,71 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Samenloop.
De rechtbank neemt voor wat betreft het bewezenverklaarde– het veroorzaken van een ongeval en het rijden onder invloed – eendaadse samenloop aan als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het bewezenverklaarde levert een samenhangend en op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen – bescherming van de verkeersveiligheid – in grote mate overeenkomt.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 6 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht bij het bepalen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit.
Verdachte is met zijn auto van de weg geraakt omdat hij zijn aandacht voor langere tijd onvoldoende bij het verkeer hield en zijn auto niet onder controle had. Daardoor is hij met een forse snelheid tegen een boom in de middenberm aangereden. Hij was op dat moment onder invloed van alcohol. Door zijn onoplettende en onvoorzichtige rijgedrag heeft hij zijn auto volledig in de kreukels gereden, heeft hij zijn voet gebroken en heeft zijn bijrijder zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Persoonlijke omstandigheden.
Verdachte is eerder veroordeeld voor rijden onder invloed (drugs). De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij wederom onder invloed, deze keer van alcohol, de auto is ingestapt.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte als gevolg van het feit zelf letsel heeft overgehouden waardoor hij een aantal maanden niet kon werken.
Tot slot houdt de rechtbank er in het bepalen van de straf rekening mee dat verdachte voor zijn werk als stukadoor in grote mate afhankelijk is van zijn rijbewijs.
De op te leggen straf.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Bij het oriëntatiepunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval onder invloed van alcohol, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg en waarbij sprake is van een aanmerkelijke schuld, is een taakstraf van 160 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging van 18 maanden aangewezen.
Omdat verdachte in grote mate voor zijn werk afhankelijk is van zijn rijbewijs ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van het oriëntatiepunt en een langere taakstraf op te leggen en een kortere onvoorwaardelijke rijontzegging. De rechtbank acht daarom een taakstraf voor de duur van 200 uren passend en geboden. Indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht, wordt deze vervangen door 100 dagen hechtenis. De rechtbank zal daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen opleggen voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank wijkt af van de strafeis van de officier van justitie, omdat zij anders dan de officier van justitie uitgaat van een aanmerkelijke schuld en niet van ernstige schuld.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 van het Wetboek van Strafrecht
6, 8, 175, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de eendaadse samenloop van:
Feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, van deze wet.
Feit 2:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 (0,71 milligram)
- verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
- legt op de volgende straffen:
  • een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis;
  • een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M. Rinzema, voorzitter,
mr. J.G. Vos en L.J. Verborg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier,
en is uitgesproken op 15 mei 2025.
Mr. Rinzema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met dossiernummer PL2100-2024037582, afgesloten op 18 maart 2024, aantal doorgenummerde bladzijden: 46.
2.Hoge Raad 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398.