ECLI:NL:RBOBR:2025:2377
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op bezwaar tegen WOZ-waarde en dwangsom
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 22 april 2025, in de zaak tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente Oirschot, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van haar woning, vastgesteld op € 135.000 per 1 januari 2022. De heffingsambtenaar heeft op 1 februari 2024 de uitspraak op bezwaar verzonden, maar eiseres stelt deze niet te hebben ontvangen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet aan zijn bewijslast heeft voldaan, omdat de verzending niet aangetekend was en er onvoldoende bewijs was dat de uitspraak op bezwaar daadwerkelijk was verzonden. Hierdoor is de heffingsambtenaar een bestuurlijke dwangsom verschuldigd aan eiseres voor elke dag dat hij te laat is, tot een maximum van 42 dagen. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.442. Eiseres heeft ook om proceskostenvergoeding gevraagd, welke door de rechtbank is toegewezen tot een bedrag van € 68. Het beroep van eiseres is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de uitspraak op bezwaar inmiddels bekend was bij eiseres. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is afgewezen, omdat de redelijke termijn niet was overschreden. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar ook veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 51 aan eiseres.