ECLI:NL:RBOBR:2025:2374
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van haar WIA-uitkering na wijziging door het UWV
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 22 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de vastgestelde mate van haar arbeidsongeschiktheid door het UWV beoordeeld. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, die aanvankelijk was vastgesteld op 42,54% maar later door het UWV werd gewijzigd naar 36,27% na bezwaar. Eiseres is van mening dat zij volledig arbeidsongeschikt is en betwist de conclusies van het UWV, vooral met betrekking tot haar cognitieve functioneren. De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 behandeld, waarbij zowel eiseres als het UWV aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid op juiste gronden heeft vastgesteld. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd om haar stellingen te onderbouwen, en de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek door het UWV. De rechtbank wijst erop dat eiseres niet in staat is geweest om objectief medisch bewijs te leveren dat haar beperkingen onderbouwt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische informatie in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van de verzekeringsartsen van het UWV in het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid. Eiseres wordt aangemoedigd om haar standpunten met medisch objectiveerbare informatie te onderbouwen in toekomstige procedures.