2.1.[eiser] vordert, na wijziging van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat er in de periode 1 januari 2023 tot en met 31 januari 2024 sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] als werkgever en [eiser] als werknemer;
te bepalen dat [gedaagde] een netto bedrag moet betalen aan [eiser] ten titel van vergoeding voor geleverde arbeid ad € 43.114,40 aan nettosalaris en netto-vakantiegeld, althans een bedrag door de kantonrechter in goede justitie te bepalen aan verschuldigd nettosalaris en vakantiegeld, verhoogd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en verhoogd met de wettelijke rente vanaf het moment van dagvaarding tot aan het moment van voldoening;
te bepalen dat [gedaagde] de loonheffing over het verschuldigde nettosalaris en netto vakantiegeld ad € 43.114,40 moet voldoen evenals over de wettelijke verhoging als gevorderd alsmede ook de loonheffing van het wel door hem betaalde salaris over 2023 ad € 16.030,- moet voldoen. Dit alles bij de belastingdienst, onder afgifte van een bewijs van afdracht van de verschuldigde loonheffing, op straffe van een dwangsom dat dit afschrift voorzien van het nodige bewijs -zodat [eiser] aan de Belastingdienst kan aantonen dat hij niet degene is die loonheffing af moet dragen-. Dit alles binnen 14 dagen na betekening van het vonnis aan [gedaagde] , op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag of dagdeel dat [gedaagde] in gebreke blijft met een maximum van € 10.000,-;
te verklaren voor recht dat [gedaagde] de transitievergoeding ad € 14.963,89 aan [eiser] moet voldoen, althans de hoogte van een door de kantonrechter te bepalen transitievergoeding;
[gedaagde] te veroordelen de transitievergoeding ad € 14.963,89, althans een door U.E.A. nader te bepalen bedrag aan [eiser] te betalen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis;
te bepalen dat [gedaagde] -gelet op het feit dat [eiser] op het moment van verschuldigdheid bij hem in dienst was- de factuur van de ordebijdrage over het jaar 2024 ad € 961,95 en over 2023 ad € pm aan de orde van advocaten moet voldoen;
te verklaren voor recht dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor een deugdelijke verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid voor beroepsfouten in de advocatuur en te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor eventuele beroepsfouten van [eiser] in de uitoefening van zijn functie als advocaat in de periode dat [eiser] bij [gedaagde] in dienst was;
te bepalen dat [gedaagde] binnen 7 dagen na betekening van het vonnis een eindafrekening van het dienstverband tussen hem en [eiser] aan [eiser] moet verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag of dagdeel dat hij daarvan in gebreke blijft met een maximum van € 15.000,-;
te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de gevolgen van het niet afdragen van loonheffing over het verschuldigde salaris. [eiser] wijst dan onder andere op zijn recht op hypotheekrenteaftrek;
te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor alle kosten die samenhangen met het conservatoir beslag waarvoor [eiser] verlof heeft gekregen, ter zekerheidstelling van zijn vordering op [gedaagde] ;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van het conservatoir beslag. Tot op het moment van dagvaarding bestaande uit € 320,-- aan griffierecht en € 472,50 aan beslagkosten. Tezamen € 792,50 plus pm;
12a.te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is naar [eiser] voor de
kostenveroordelingen volgend uit de beslissingen met nummers 23/856/DB/LI van 26 februari 2024, die met nummer 2401 10 van 13 januari 2025 hoger beroep):
€ 2.000,00 aan proceskosten aan de staat en € 575,00 aan proceskosten klaagster. Die met nummer 24-471 /DB/LI van 13 januari 2025;
12b.te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is jegens [eiser] voor de kosten uit de beslissing in hoger beroep dat volgt op de beslissing in met nummer 2401 10 van 13 januari 2025;
13. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te betalen de kosten volgend uit de beslissingen, bestaande uit: 23/856/DB/LI van 26 februari 2024: € 1.250,00 aan griffierecht en € 50,00 aan klaagster. Die met nummer 2401 10 van 13 januari 2025: € 2.000,00 aan proceskosten aan de staat en € 575,00 aan proceskosten klaagster. Die met nummer 24-471/DB/LI van 13 januari 2025 ad € 1.250,00 aan proceskosten, € 50,00 aan griffierecht en € 50,00 aan reiskosten van klager;
14. met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.