Op 14 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere drugsmisdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 120 uren. De zaak betreft een overeenkomst tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie over procesafspraken, waarbij de verdachte bijgestaan werd door zijn raadsman, mr. H. van Asselt. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden amfetamine en deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie heeft ingestemd met de gemaakte procesafspraken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het opleggen van de straf. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting, waarbij de verdachte aanwezig was. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, en heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.