ECLI:NL:RBOBR:2025:2260

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
71.321069.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugsmisdrijven en deelname aan criminele organisatie

Op 14 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere drugsmisdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 120 uren. De zaak betreft een overeenkomst tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie over procesafspraken, waarbij de verdachte bijgestaan werd door zijn raadsman, mr. H. van Asselt. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden amfetamine en deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie heeft ingestemd met de gemaakte procesafspraken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het opleggen van de straf. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting, waarbij de verdachte aanwezig was. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, en heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 71.321069.23
Datum uitspraak: 14 april 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 oktober 2024, 15 oktober 2024, 11 maart 2025 en 14 april 2025.
In deze zaak is een overeenkomst tussen verdachte en het Openbaar Ministerie gesloten betreffende proces- en vonnisafspraken (hierna: de overeenkomst). De rechtbank heeft kennisgenomen van deze overeenkomst, van de vordering van de officieren van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 september 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 11 maart 2025 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 mei 2021 tot en met 9 mei 2021, te ( [adres 2] ) Dinteloord en/of Steenbergen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd en/of vervaardigd een hoeveelheid van (ongeveer) 350 liter amfetamine(olie), althans (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal/vloeistof bevattende) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel3a van die wet;
2.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 mei 2021 tot en met 22 mei 2021, te ( [adres 2] ) Dinteloord en/of Steenbergen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad: een hoeveelheid van (ongeveer) 350 liter amfetamine(olie) en/of (ongeveer) 600 liter amfetamine(olie), althans (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal/vloeistof bevattende) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorendelijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 mei 2021 tot en met 22 mei 2021, te Dinteloord en/of Steenbergen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens), om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten hetopzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal/vloeistof bevattende) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans enigmiddel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, (telkens)- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of- (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)- een woning met bijbehorende garage/schuur en/of opstal(len) (gelegen aan de [adres 2] te Dinteloord) gehuurd en/of geregeld en/of ter beschikking gehad; en/of- deze locatie ingericht en/of gebruikt voor de omzetting van (pre-)precursoren in benzylmethylketon (BMK) en/voor of de omzetting van benzylmethylketon (BMK) in amfetamine(olie); en/of- (aldaar) ondergebracht en/of ter beschikking gehad en/of voorhanden gehad en/of gebruikt en/of aangekocht en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of omgezet:een of meer (elektronische) vatenpompen en/of gasflessen en/of scheitrechters en/of jerrycans en/of klemdekselvaten en/of koolstoffilters en/of ketels en/of Intermediate Bulc Containers en/of enige (andere) hardware en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) benzylmethylketon (BMK) en/of alpha phenylacetoacetonitrile (apaan) en/of caustic soda (natriumhydroxide) en/of methyl alfa-fenylacetoacetaat (MAPA) en/of N-formylamfetamine en/of fosforzuur en/of mierenzuur en/of formamide, althans (een) stof(fen)/chemicalie(n) geschikt/benodigd voor de bereiding en/of bewerking en/of verwerking en/of vervaardiging van voornoemd middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; en/of- een transportbus, althans een voertuig gekocht en/of gehuurd en/of geleend en/of geregeld en/of ter beschikking gehad; en/of- in het kader van voormelde activiteiten financieringen verricht en/of geld ingelegd/geïnvesteerd en/of gecommuniceerd en/of informatie gedeeld en/of afspraken gemaakt en/of ontmoetingen gehad;
4.hij in of omstreeks de periode van 5 mei 2021 tot en met 30 mei 2021, te Dinteloord en/of Steenbergen, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door verdachte en/of een of meer anderen, zoals beschreven in onderzoek“26Swinton”, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid Opiumwet en/of artikel 10a eerste lid Opiumwet.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officieren van justitie kunnen in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De beoordeling van de overeenkomst tussen verdachte en het Openbaar Ministerie betreffende procesafspraken.
De rechtbank is bij de beoordeling van de overeenkomst uitgegaan van het kader dat de Hoge Raad heeft gegeven in het arrest van 27 september 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1252).
De rechtbank stelt vast dat verdachte bij de totstandkoming van de overeenkomst werd bijgestaan door raadsman mr. H. van Asselt en dat de verdachte kennis heeft genomen van de inhoud van die overeenkomst.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen weten dat de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) leidend zijn bij de beoordeling van de tenlastelegging en dat de rechtbank geen partij is bij en niet is gebonden aan de gemaakte procesafspraken. De rechtbank heeft kennisgenomen van de procesafspraken die verdachte en zijn raadsman met de officier van justitie hebben gemaakt. De in de overeenkomst vastgelegde afspraken en de consequenties daarvan zijn door de rechtbank met verdachte besproken. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd de inhoud van de overeenkomst en de procesrechtelijke gevolgen hiervan te kennen, te begrijpen en hiermee in te stemmen. De rechtbank constateert dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De rechtbank stelt vast dat de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen geen afbreuk doet aan het aan verdachte op grond van artikel 6 EVRM toekomende recht op een eerlijk proces.
De procesafspraken houden – zakelijk weergegeven – het volgende in.
  • Het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren vorderen voor de feiten 1 t/m 4. Daarnaast zal het OM voor de feiten 1 t/m 4 een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis bij niet of niet volledig uitvoeren vorderen;
  • Verdachte verklaart geen bezwaar te hebben tegen kennisgeving aan het CJIB van de gemaakte procesafspraken om te kunnen komen tot executie;
  • Het Openbaar Ministerie zal niet overgaan tot vervolging van nieuwe, met de huidige ten laste gelegde feiten vergelijkbare/samenhangende strafbare feiten welke mogelijk uit het in onderzoek 26Swinton onderzochte bron (communicatie via ANOM via de accounts 00d9a5 in de ten laste gelegde periode) nog naar voren kunnen komen of zijn gekomen;
  • Verdachte trekt de reeds ingediende en toegewezen onderzoekswensen in;
  • Door de verdediging worden geen verweren ex artikel 348 Sv gevoerd;
  • Door de verdediging worden geen bewijsverweren en strafuitsluitingsverweren gevoerd;
  • Door de verdediging worden geen strafmaatverweren gevoerd;
  • Indien de rechtbank afwijkt van het door verdachte, diens advocaat en het OM overeengekomen afdoeningsvoorstel, keert de zaak terug naar de regiefase;
  • Door de verdediging en het Openbaar Ministerie wordt geen hoger beroep ingesteld indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdachte/verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken;
  • Verdachte is aanwezig bij de inhoudelijke zitting en de uitspraak;
  • Verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van zijn straf(fen) onttrekken.
De officieren van justitie hebben ter terechtzitting van 11 maart 2025 medegedeeld dat in afwijking van de overeenkomst verdachte niet aanwezig hoeft te zijn bij de uitspraak. Deze afspraak kan daarom komen te vervallen.

De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen.

Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring en eventuele bewijsoverwegingen opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 7 mei 2021 tot en met 9 mei 2021, te [adres 2] Dinteloord, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid een hoeveelheid van ongeveer 350 liter amfetamineolie, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Ten aanzien van feit 2:in de periode van 7 mei 2021 tot en met 22 mei 2021, te [adres 2] Dinteloord, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 350 liter amfetamineolie en ongeveer 600 liter amfetamineolie, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Ten aanzien van feit 3:in de periode van 5 mei 2021 tot en met 22 mei 2021, te Dinteloord, tezamen en in vereniging met anderen, telkens, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, te weten het opzettelijk vervoeren en vervaardigen van hoeveelheden van een materiaal/vloeistof bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- voorwerpen en vervoermiddelen en stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten (sub 3°), hebbende verdachte en verdachtes mededaders
- opstallen gelegen aan de [adres 2] te Dinteloord ter beschikking gehad; en
- deze locatie ingericht en gebruikt voor de omzetting van (pre-)precursoren in benzylmethylketon (BMK) en voor de omzetting van benzylmethylketon (BMK) in amfetamine(olie); en
- aldaar ter beschikking gehad een elektronische vatenpomp en gasflessen en scheitrechters en jerrycans en klemdekselvaten en koolstoffilters en ketels en hardware en hoeveelheden benzylmethylketon (BMK) en alpha phenylacetoacetonitrile (apaan) en caustic soda (natriumhydroxide) en methyl alfa-fenylacetoacetaat (MAPA) en N-formylamfetamine en fosforzuur en mierenzuur en formamide, geschikt/benodigd voor de vervaardiging van voornoemd middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; en
- een transportbus geregeld en ter beschikking gehad; en
- in het kader van voormelde activiteiten financieringen verricht en geld ingelegd/geïnvesteerd en gecommuniceerd en informatie gedeeld en afspraken gemaakt en ontmoetingen gehad.
Ten aanzien van feit 4:in de periode van 5 mei 2021 tot en met 30 mei 2021 te Dinteloord heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door verdachte en anderen, zoals beschreven in onderzoek “26Swinton”, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meermisdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid Opiumwet en artikel 10a eerste lid Opiumwet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben, overeenkomstig de tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie gesloten overeenkomst, ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen inhoudelijk strafmaatverweer gevoerd en heeft de rechtbank verzocht ook wat de strafmaat betreft aan te sluiten bij de overeenkomst.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van een maand schuldig gemaakt aan – kort gezegd – het medeplegen van de productie van amfetamine, het medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe en het medeplegen van aanwezig hebben van amfetamine. Daarnaast heeft verdachte deel uitgemaakt van een criminele organisatie die gericht was op het plegen van drugsmisdrijven.
De rechtbank heeft acht geslagen op de afspraken in de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende door verdachte aanvaarde strafeis van de officieren van justitie. De rechtbank heeft de uitkomst hiervan beschouwd in het licht van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Hierbij zijn ook het wettelijke strafmaximum, de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte betrokken.
Gelet op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een straf die vrijheidsbeneming medebrengt.
Tussen verdachte en het Openbaar Ministerie is, als gezegd, in de overeenkomst ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 een strafeis van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis overeengekomen.
De rechtbank is van oordeel dat deze straf recht doet aan deze zaak, waarbij zowel het belang van verdachte als dat van de maatschappij geëerbiedigd wordt. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot de straf zoals de verdachte en het Openbaar Ministerie die in de overeenkomst hebben afgesproken.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 11b van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van ‘om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen/vervoermiddelen/stoffen/gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’,
waarbij de rechtbank het onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde ten dele kwalificeert als eendaadse samenloop
Ten aanzien van feit 4:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid en 10a, eerste lid, van de Opiumwet
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen
Ten aanzien van feit 1, 2, 3 en 4:
Een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

en

Een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis

Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. Kraniotis, voorzitter,
mr. E.M. Vermeulen en mr. F. van Buchem, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 14 april 2025.