In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een horecabedrijf, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn alcoholwetvergunning en de vergunning voor kansspelautomaten door de burgemeester van Eindhoven. Hij verzocht om schorsing van de intrekking tot de beslissing op zijn bezwaar. De voorzieningenrechter oordeelde dat er twijfel bestond over het spoedeisend belang, maar gaf verzoeker het voordeel van de twijfel. De voorzieningenrechter concludeerde echter dat het bezwaar van verzoeker bij de huidige stand van zaken geen redelijke kans van slagen had. Dit oordeel was gebaseerd op een incident waarbij verzoeker betrokken was, dat leidde tot de intrekking van zijn vergunningen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker zich met een geweldsincident had bemoeid, terwijl hij onder invloed van alcohol was en dat er eerdere incidenten waren waarbij hij escalerend gedrag vertoonde. De burgemeester had terecht geconcludeerd dat verzoeker in enig opzicht van slecht levensgedrag was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de intrekking van de vergunningen in stand bleef.