ECLI:NL:RBOBR:2025:1865

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
24/2767
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op basis van de Wet Waardering onroerende zaken

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om informatie. Eiser heeft de gemeente Oirschot op 21 maart 2024 verzocht om de taxatierapporten over alle woningen gelegen aan de [adres] over de jaren 2019-2024 aan hem te verstrekken. Eiser heeft daarbij gewezen op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank gaat er daarom van uit dat eiser heeft bedoeld om zijn verzoek te doen onder verwijzing naar de Wet open overheid (Woo). De rechtbank oordeelt dat het bijzondere regime van de Wet Woz prevaleert boven het algemene regime van de Woo. Eiser kan geen beroep instellen tegen het niet tijdig beslissen op een Woo-verzoek, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is. De beoordeling van de vraag of de gemeente heeft voldaan aan de verplichting tot het verstrekken van gegevens, dient plaats te vinden in de procedure tegen de waardebeschikking. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/2767

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [naam] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om informatie.
1.1.
Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser woont op het adres [adres] te [woonplaats] . Hij heeft de gemeente Oirschot op 21 maart 2024 verzocht om de taxatierapporten over alle woningen gelegen aan de [adres] over de jaren 2019-2024 aan hem te verstrekken. Eiser heeft daarbij gewezen op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden en per die datum is de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) ingetrokken. [1] De rechtbank gaat er daarom van uit dat eiser heeft bedoeld om zijn verzoek te doen onder verwijzing naar de Woo.
3. Eiser heeft aangegeven dat hij de taxatierapporten wil gebruiken om zijn bezwaar tegen de waardebepaling van zijn woning over 2024 op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet Woz) te onderbouwen.
4. Op een verzoek om verstrekking van informatie is de Woo van toepassing, tenzij een bij bijzondere wet vastgesteld apart regime van toepassing is. [2] In de geldende bijlage bij artikel 8.8. van de Woo zijn de bijzondere wetten vermeld waarvoor de Woo niet geldt. Met ingang van 12 februari 2025 is de Wet Woz toegevoegd aan die bijlage. [3]
5. Hoewel de Wet Woz ten tijde van eisers verzoek om informatie nog niet in de bijlage bij artikel 8.8 van de Woo stond, oordeelt de rechtbank dat het bijzondere regime van de Wet Woz ook in dit geval prevaleert boven het algemene regime van de Woo. Uit de wetsgeschiedenis van de Verzamelwet BZK 20XX volgt namelijk dat de openbaarmakingsregeling uit de Wet Woz – inhoudende artikel 40 en verder van de Wet Woz –als uitputtend moet worden aangemerkt en dat de openbaarmakingsregeling moet worden toegevoegd aan de bijlage bij de Woo. [4] De rechtbank acht hierbij ook van belang dat artikel 40 van de Wet Woz eerder door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is aangemerkt als een bijzondere, uitputtende openbaarmakingsregeling als bedoeld in de Wob. [5]
6. De rechtbank concludeert dat eisers verzoek moet worden begrepen als een verzoek in de zin van artikel 40 van de Wet Woz en niet kan worden aangemerkt als een verzoek om informatie in de zin van de Woo. In dit oordeel ligt besloten dat eiser geen beroep kan instellen tegen het niet tijdig beslissen op een Woo-verzoek. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. De beoordeling van de door eiser opgeworpen vraag of de gemeente heeft voldaan aan de in artikel 40 van de Wet Woz neergelegde verplichting tot het verstrekken van gegevens, dient plaats te vinden in de procedure tegen de waardebeschikking. [6]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Er bestaat daarom geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser krijgt ook het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.M.H. de Koning, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 10.1. van de Woo
2.Artikel 8.8. van de Woo
3.Staatsblad 2024, 391 en Staatsblad 2025, 34
4.Kamerstukken II 2023-2024, 36 481, nr. 3, p. 25
6.ECLI:NL:HR:2016:2667, r.o. 2..5.2, en ECLI:NL:RVS:2013:2326, r.o. 4