ECLI:NL:RBOBR:2025:1621

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
71.049030.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige handel in cocaïne, witwassen en wapenbezit

Op 24 maart 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van grootschalige handel in cocaïne, witwassen van een Rolex-horloge en contante geldbedragen, en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een periode van ongeveer 18 maanden schuldig heeft gemaakt aan de handel in en het bezit van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne, met een totale hoeveelheid van 57 kilo en andere hoeveelheden die in verschillende zaaksdossiers zijn opgenomen. De verdachte werd ook beschuldigd van het witwassen van een Rolex-horloge ter waarde van € 38.000,- en een bedrag van € 9.855,- dat afkomstig was uit zijn eigen drugsgerelateerde misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook verschillende in beslag genomen goederen verbeurd verklaard, waaronder het Rolex-horloge en contante geldbedragen, en heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: [71.049030.23]
Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Strafrecht
Onderzoek: 26Stroud
Parketnummer: 71.049030.23
Datum uitspraak: 24 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [1979] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 juli 2023, 13 oktober 2023, 29 februari 2024, 21 maart 2024, 4 februari 2025 en 18 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 juni 2023.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 29 februari 2024 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van deze wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:

1 (Zaaksdossier 6)

hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 december 2021 tot en met 27 juni 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad:

- (ongeveer) (in totaal) 57 kilo/blokken, althans een of meerdere hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende cocaïne (Exclu-berichten) en/of
- (ongeveer) (in totaal) 226 kilo/blokken, althans een of meerdere hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende cocaïne (iPhone met IBN-code GO264.01.03.004) en/of
- (ongeveer) (in totaal) 214 kilo/blokken, althans een of meerdere hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende cocaïne (iPhone met IBN-code GO264.01.03.004) en/of
- (ongeveer) (in totaal) 80 kilo/blokken, althans een of meerdere hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende cocaïne (iPhone SE met IBN-code GO264.01.01.001) en/of
- een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne (Samsung A13 met IBN-code GO264.01.03.001, applicatie Threema) en/of
- 5 gripzakken inhoudende (ongeveer) netto 280,19 gram, althans een of meerdere hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende cocaïne (aangetroffen [adres 2] te Amsterdam) en/of
- (ongeveer) (in totaal) 7 kilo/blokken, althans een of meerdere hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende cocaïne (aangetroffen [adres 3] te Amsterdam)

zijnde cocaïne, in elk geval (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2 (Zaaksdossier 6)

hij op of omstreeks 18 april 2023 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) althans alleen, (van)
* een of meerdere contante geldbedragen van totaal ongeveer EUR 12.590 (aangetroffen [adres 1] te Amsterdam) en/of
* een of meerdere contante geldbedragen van totaal ongeveer EUR 919.470 (aangetroffen [adres 4] te Amsterdam) en/of
*een horloge, merk Rolex Oyster Perpetual (met IBN-code GO264.03.01.006) (aangetroffen [adres 1] te Amsterdam)
(a)
(telkens) de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing van dat/die voorwerp(en) heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of
(b)
(telkens) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet en/of van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft/hebben
gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voormeld(e) voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig(e) (eigen) misdrijf/misdrijven,

3 (Zaaksdossier 8)

hij op of omstreeks 18 april 2023 te Amsterdam

- een of meer wapens van categorie III, te weten
* een pistool, merk Pietro Beretta, model 9000s en/of
* een revolver, merk Ruger, model SP101 en/of
* een revolver, merk Smith & Wesson, model 49 en/of
- (een) onderde(e)l(en) c.q. hulpstuk(ken) dat/die van wezenlijke aard is/zijn voor het functioneren van een vuurwapen van categorie III, te weten

* 11 patroonmagazijnen en/of

- munitie van categorie III, te weten
* 6 kogelpatronen van het kaliber 9x19mm (in patroonmagazijn) en/of
* 61 kogelpatronen van het kaliber .38 special en/of
* 90 kogelpatronen van het kaliber 9x19mm
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

4 (Zaaksdossier 8)

hij op of omstreeks 18 april 2023 te Amsterdam een wapen van categorie I, onder 3, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen voorhanden heeft gehad.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De aanleiding van het opsporingsonderzoek

Onderzoek 26Stroud werd op 16 december 2022 gestart naar aanleiding van door het Team Criminele Inlichtingen (TCI) op die dag mondeling verstrekte informatie dat medeverdachte [medeverdachte 1] zich bezig hield met de productie van en handel in synthetische verdovende middelen. Op 21 december 2022 werd door het TCI de informatie verstrekt dat [medeverdachte 1] zich samen met een nog onbekende persoon bezig hield met voorbereidingshandelingen met betrekking tot de (internationale) handel in verdovende middelen.
Sinds 28 april 2020 liep bij het Landelijk Parket het strafrechtelijke opsporingsonderzoek 26Lytham. Dit onderzoek richtte zich op de gebruikers van de versleutelde communicatiedienst Exclu. Het doel van dit onderzoek was de gebruikers van deze communicatiedienst te identificeren en de vermoedelijke criminele georganiseerde verbanden en de vermoedelijke strafbare feiten die in dat verband werden gepleegd of beraamd inzichtelijk te maken. Onder deze handelsnaam Exclu werden meerdere afgeleide applicaties begrepen, waaronder ‘ExclusivePGP’, ‘Exclu Chat’, ‘Exclu Messenger’ en/of aanverwante producten van Exclu (hierna telkens te noemen: Exclu). Een Exclu-account is gekoppeld aan een zogenaamd CSN-nummer bestaande uit vijf cijfers. Daarnaast was aan dat CSN-nummer een bijnaam gekoppeld. Binnen onderzoek 26Lytham konden met toestemming van de rechter-commissaris de chatgesprekken tussen gebruikers van Exclu worden meegelezen wanneer de inhoud woorden bevatte die voorkwamen op vooraf vastgestelde woordenlijsten. Hierna werd getracht de gebruiker van het CSN-nummer te identificeren.
De hierboven beschreven informatie met betrekking tot [medeverdachte 1] was afkomstig van onderzoek 26Lytham.
Op grond van de ontsleutelde Exclu-berichten en de inzet van een aantal bijzondere opsporingsbevoegdheden in het onderzoek 26Lytham, is [medeverdachte 1] als mogelijke gebruiker van deze communicatiedienst geïdentificeerd. Ook konden meerdere van zijn tegencontacten worden geïdentificeerd. Na analyse van de beschikbaar gekomen Exclu-berichten werd bevestiging gevonden in het vermoeden dat ook anderen zich bezig hielden met onder meer de handel in verdovende middelen. Op basis van die berichten en na inzet van ook andere bijzondere opsporingsbevoegdheden (al dan niet in onderzoek 26Lytham en/of 26Stroud) werden ook de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] als mogelijke gebruikers van Exclu geïdentificeerd en zijn deze, evenals [medeverdachte 1] , in onderzoek 26Stroud als verdachten van strafbare feiten in beeld gekomen.
Genoemde onderzoeken hebben uiteindelijk geleid tot meerdere verdenkingen tegen voornoemde personen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn op 3 februari 2023 aangehouden en op die dag zijn onder meer hun woningen doorzocht en voorwerpen in beslag genomen. Op de landelijke actiedag in onderzoek 26Stroud op 18 april 2023 zijn de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] aangehouden. Op die dag en op andere dagen hebben doorzoekingen plaatsgevonden en zijn voorwerpen in beslag genomen. Ten tijde van de actiedag was de verblijfplaats van [medeverdachte 3] niet bekend. Uiteindelijk is [medeverdachte 3] op 28 augustus 2023 aangehouden op de luchthaven van Vilnius in Litouwen, waarna hij op 19 september 2023 werd overgeleverd aan de Nederlandse autoriteiten.

De ten laste gelegde feiten

Het procesdossier bestaat onder meer uit acht zaaksdossiers waarin de onderzoeksbevindingen naar de door de verdachte en de medeverdachten binnen onderzoek 26Stroud vermoedelijk gepleegde strafbare feiten zijn neergelegd. De verdenkingen jegens de verdachte die voortvloeien uit deze zaaksdossiers komen er (kort gezegd) op neer dat hij zich (al dan niet tezamen met anderen) schuldig heeft gemaakt aan:
  • het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van verschillende (grote) hoeveelheden cocaïne (zaaksdossier 06) (feit 1);
  • het (al dan niet eenvoudig) witwassen van geldbedragen en een Rolex-horloge (zaaksdossier 06) (feit 2);
  • het voorhanden hebben van vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie van categorie III en het voorhanden hebben van een wapen van categorie I (zaaksdossier 08) (feit 3 en feit 4).

De standpunten

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van (kort gezegd) medeplegen van handel in cocaïne (feit 1), medeplegen van witwassen (feit 2), voorhanden hebben van vuurwapens, onderdelen dan wel hulpstukken daarvan en munitie van categorie III (feit 3) en voorhanden hebben van een wapen van categorie I (een geluiddemper) (feit 4).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Met betrekking tot feit 1 heeft zij bij wijze van een subsidiair standpunt betoogd dat volstaan kan worden met een bewezenverklaring van 7 kilo cocaïne ( [adres 4] Amsterdam) en 280,19 gram cocaïne (opslagruimte Shurgard, Amsterdam). Meer subsidiair kan worden volstaan met een bewezenverklaring van 57 kilo cocaïne en genoemde 7 kilo cocaïne en 280,19 gram cocaïne. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging subsidiair partiële vrijspraak bepleit van het deel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op € 3.000,- en zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot het overige bedrag eenvoudig witwassen kan worden bewezen verklaard.
Op specifieke (bewijs)verweren zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.

De opbouw van het vonnis

De rechtbank zal hierna eerst kort ingaan op de identificatie van de verdachten in onderzoek 26Stroud als gebruikers van de aan hen toegeschreven Exclu-accounts. Daarna zal de rechtbank in zijn algemeenheid een aantal overwegingen wijden aan het bewijsminimum en de interpretatie van de Exclu-berichten. Vervolgens zal de rechtbank per zaaksdossier (in de onderhavige zaak ten laste gelegd) de vraag behandelen of de verschillende verdenkingen die daaruit voortvloeien tot een bewezenverklaring kunnen leiden. Daarna zal de rechtbank zich uitlaten over de vraag of, en zo ja, welke straf aan de verdachte opgelegd zal worden. Tot slot zal de rechtbank beslissen wat er moet gebeuren met de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen en een beslissing nemen met betrekking tot de voorlopige hechtenis.

De bewijsmiddelen

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage bij dit vonnis gevoegd. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank overweegt daarbij dat zij het dossier in zijn geheel heeft beschouwd en dat de ten laste gelegde feiten en de gedachtestreepjes waarin de afzonderlijke feitelijke gedragingen zijn vervat niet los van elkaar, maar in onderling verband en samenhang, zijn bezien. Dit betekent onder meer dat de rechtbank bij de beoordeling van de feiten in het kader van een bepaald zaaksdossier tevens stukken uit andere (zaaks)dossiers van het onderzoek heeft betrokken.
Verwijzing processen-verbaal van bevindingen
In de verschillende processen-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten inhoudende de beschrijvingen van de versleutelde chatgesprekken worden deze gesprekken door de betreffende verbalisanten ook in samenvattende vorm weergegeven en geïnterpreteerd. Voor zover de rechtbank in haar overwegingen en in de bewijsbijlage naar deze processen-verbaal verwijst, heeft de rechtbank de samenvattende inhoud van de gesprekken gecontroleerd aan de hand van de onderliggende stukken (volledige weergaven) van die gesprekken en heeft hierin geen noemenswaardige verschillen geconstateerd. De rechtbank volstaat in die gevallen dan ook met de samenvattende weergave en interpretatie van de gesprekken.

De bewijsbeslissing

De identificatie van de gebruikers van de Exclu-accounts.
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen cryptoberichten (Exclu). Het einddossier bevat een aantal processen-verbaal waarin, op basis van de daarin beschreven feiten en omstandigheden, een groot aantal Exclu-accounts worden toegeschreven aan de verdachten.
De vraag die, al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord, is of de verdachten te identificeren zijn als de gebruikers van bepaalde cryptoaccounts. Voor de beoordeling van de aan de verdachten ten laste gelegde feiten is (enkel) de identificatie van de gebruikers van de hieronder genoemde accounts van belang, zodat de overige accounts die in het dossier voorkomen in dit vonnis onbesproken blijven.
Door de verdediging is op de identificatie van de verdachte geen inhoudelijk verweer gevoerd.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, meer in het bijzonder de in de bewijsbijlage uitgewerkte processen-verbaal van bevindingen (identificatie en/of observatie), in onderling verband en samenhang bezien, vast dat:
  • medeverdachte [medeverdachte 1] tot 23 december 2022 gebruiker is geweest van het account [gebruikersnaam] en vanaf 23 december 2022 gebruiker is geweest van het account [gebruikersnaam] ;
  • medeverdachte [medeverdachte 2] gebruiker is geweest van het account [gebruikersnaam] ;
  • verdachte [verdachte] gebruiker is geweest van het account [gebruikersnaam] ;
  • medeverdachte [medeverdachte 3] tot 18 november 2022 gebruiker is geweest van het account [gebruikersnaam] en met ingang van 25 november gebruiker is geweest van het account [gebruikersnaam] ;
  • medeverdachte [medeverdachte 5] gebruiker is geweest van het account [gebruikersnaam] .
De rechtbank overweegt dat de feiten en omstandigheden die aan de verschillende identificaties ten grondslag liggen, voldoende specifiek en identificerend zijn om tot een betrouwbare en juiste identificatie te kunnen komen van genoemde verdachten als de gebruikers van deze Exclu-accounts.
Algemene overwegingen
Volgens de verdediging wordt de lat van het wettelijk vereiste bewijsminimum door het enkel gebruikmaken van deze berichten niet gehaald, omdat buiten de cryptoberichten er geen andere bewijsmiddelen zijn, zoals bijvoorbeeld chats, tapgesprekken of NFI-rapporten, mede op grond waarvan daadwerkelijk kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van (de handel of het bezit van) een onder lijst I van de Opiumwet ressorterende substantie, in het onderhavige geval cocaïne. Reeds om die reden dient volgens de verdediging de verdachte te worden vrijgesproken van het aan hem onder feit 1 ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Het bewijsminimum
Het bewijs voor de aan de verdachte ten laste gelegde feiten is in beslissende mate gebaseerd op de gegevens die zijn verkregen uit de hack van communicatiedienst Exclu. Het procesdossier bevat een door de politie gemaakte selectie van een grote hoeveelheid aan Exclu-berichten die verzonden en ontvangen zijn door de gebruikers van verschillende aan de verdachten toegeschreven accounts.
De in het procesdossier opgenomen Exclu-berichten zijn aan te merken als andere geschriften in de zin van artikel 344, eerste lid, sub 5, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Op grond van dat wetsartikel kunnen dergelijke geschriften alleen gelden in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. Eén (ander) bewijsmiddel kan volstaan en dat bewijsmiddel mag ook weer een ander geschrift zijn. Aan het verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen worden geen zware eisen gesteld, in die zin dat het verband door de rechter niet uitdrukkelijk hoeft te worden aangegeven. Dit betekent dat (in dit geval) een Exclu-bericht tevens steun kan vinden in een ander Exclu-bericht (volgens het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:474 en de conclusie van de AG van 7 februari 2023, ECLI:NL:PHR:2023:163).
Op grond van het procesdossier heeft de rechtbank kunnen vaststellen dat de verdachte en de medeverdachten in deze zaak en andere onbekend gebleven personen meermalen en op verschillende momenten naar elkaars Exclu-accounts berichten hebben verstuurd en ontvangen. Hierbij zijn regelmatig afbeeldingen van (al dan niet verpakte) blokken, stempels, bankbiljetten en notities verstuurd, die de inhoud van die berichten ondersteunen. De rechtbank constateert dat de berichten – wanneer deze in onderlinge samenhang worden bezien – qua inhoud op elkaar aansluiten en dat ook de binnen de chats rondgestuurde foto’s hierbij passen.
Interpretatie van de berichten
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de chatberichten in het dossier voldoende houvast om conclusies te trekken ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde. In de verschillende zaaksdossiers in onderzoek 26Stroud is door de politie een uitleg gegeven van afkortingen en termen die in de berichten zijn gebezigd. De rechtbank verenigt zich met de uitleg die de politie heeft gegeven aan de termen en afkortingen die in de chatberichten worden gebruikt. De rechtbank gaat er dus van uit dat de verdachten met andere Exclu-gebruikers communiceerden over onder andere cocaïne (bijvoorbeeld “blokken”, “Col(o)” en “Bol(i)”), metamfetamine (“Ice”), ketamine (“Ket”), contant geld (“pap”), exclusieve merkhorloges (“klok”) en duizendtallen (“k”). Deze uitleg is ook in lijn met hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is uit andere Opiumwetzaken en past bij de communicatie door middel van versleutelde berichten, de samenhang tussen de chatberichten, de bedekte termen die onderling niet tot misverstanden leiden en de afbeeldingen die bij sommige chatberichten zijn gevoegd.
Kortom: naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier geen aanwijzingen dat de chatberichten op een andere wijze zouden moeten worden uitgelegd dan door de politie is gedaan. Bij gebrek aan een aannemelijke alternatieve uitleg door de verdachte, ziet de rechtbank geen reden om een andere betekenis toe te kennen aan de chatberichten.
Het feit dat (vrijwel) geen van de stoffen – waarover in de chatberichten wordt gesproken – in beslag is genomen, is gewogen en is getest, staat naar het oordeel van de rechtbank niet aan een bewezenverklaring in de weg. Op basis van de in de chatberichten gebruikte termen, de soms bijgevoegde foto’s waarop de drugs pontificaal in beeld staan, het besproken (in- en verkoop)proces, de afgeschermde werkwijze (met versleutelde berichten, verborgen identiteiten door het gebruik van chat-ID’s) en de (door de verdachte en de medeverdachten besproken) hoogte van de met de aan- en verkoop van de middelen gemoeide geldbedragen, is het naar het oordeel van de rechtbank evident dat de berichten daadwerkelijk over verdovende middelen zijn gegaan en dat deze verdovende middelen daadwerkelijk zijn ontvangen dan wel (af)geleverd. Tot slot blijkt op geen enkele wijze uit de talloze berichten dat er iets anders is geleverd dan is overeengekomen, wat in dat geval wel in de lijn der verwachting zou liggen.
Het in dit verband door de verdediging gevoerde verweer wordt verworpen.
Specifieke overwegingen met betrekking tot de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 (zaaksdossier 06)
De rechtbank stelt voorop dat hetgeen zij hiervoor heeft overwogen over het bewijsminimum en over de duiding van de inhoud van de chatberichten hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd en zij is van oordeel dat hieraan ten aanzien van dit feit is voldaan. Anders dan de verdediging beziet de rechtbank de berichten in onderling verband en samenhang. Uit de berichten volgt onmiskenbaar dat de verdachte (grote) hoeveelheden verdovende middelen heeft (af)geleverd en/of aanwezig heeft gehad. Ook staat naar haar oordeel vast dat het ging om cocaïne.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de bewijsmiddelen die in de bewijsbijlage zijn weergegeven.
De handel in (dan wel het bezit van) hoeveelheden cocaïne, zoals onder feit 1 onder de zeven afzonderlijke gedachtestreepjes is ten laste gelegd, zal de rechtbank hierna kort bespreken.

57 kilo/blokken cocaïne (eerste gedachtestreepje)

Op grond van Exclu-berichten stelt de rechtbank vast dat de verdachte in vereniging met anderen zich bezig heeft gehouden met in totaal zes leveringen van cocaïne. In de berichten werd gesproken over stuks. Dat hiermee kilo’s of blokken cocaïne werden bedoeld, vindt onder andere bevestiging in een door [gebruikersnaam] gestuurde afbeelding aan [gebruikersnaam] van ingepakte blokken met opdruk MCK. Het dossier bevat voldoende bewijs voor een tweetal leveringen van elk 4 stuks, een levering van 6 stuks, een tweetal leveringen van telkens 15 stuks en een levering van 13 stuks. In totaal zijn er aldus 57 kilo/blokken cocaïne geleverd. De rechtbank acht dan ook de handel (in de zin van verkopen en/of afleveren en/of vervoeren) in vereniging van 57 kilo/blokken cocaïne wettig en overtuigend bewezen.
226 kilo/blokken cocaïne (tweede gedachtestreepje) – partiële vrijspraak
Tijdens een doorzoeking van de woning van de verdachte aan de [adres 1] werd onder meer een Apple iPhone XS aangetroffen en in beslag genomen (IBN-code GO264.01.03.004). Uit de bewijsmiddelen volgt dat deze telefoon werd gebruikt door de verdachte.
Uit op deze telefoon aangetroffen Signal-gesprekken is gebleken dat de gebruiker van dit toestel zich over de periode van 29 december 2021 tot en met 14 april 2022 heeft bezig gehouden met de handel van hoeveelheden cocaïne. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank echter niet bewezen dat door de verdachte een hoeveelheid van 226 kilo/blokken cocaïne is verhandeld, zoals in de tenlastelegging is opgenomen, omdat de rechtbank op grond van de verschillende berichten niet met voldoende zekerheid kan vaststellen dat het daadwerkelijk om een hoeveelheid van 226 kilo/blokken ging. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het onderdeel dat betrekking heeft op 226 kilo/blokken en acht met betrekking tot dit gedachtestreepje bewezen de handel in vereniging van “hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne”.
214 kilo/blokken (derde gedachtestreepje)
Uit Signal-berichten volgt dat de verdachte een hoeveelheid van 214 kilo/blokken cocaïne tot zijn beschikking had. Door de Signal-gebruiker [gebruikersnaam] , geïdentificeerd als [verdachte] , wordt op 10 maart 2022 tegen een onbekend gebleven persoon (“ [gebruikersnaam] ”) in een chatbericht gezegd dat hij 214 stuks heeft. In een ander gesprek van 10 maart 2022 tussen [gebruikersnaam] en een onbekend gebleven persoon (“ [gebruikersnaam] ”) bevestigt [gebruikersnaam] dat de aantallen, 214, kloppen. Daarbij stuurt [gebruikersnaam] een foto met een overzicht van het aantal blokken. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte in vereniging een hoeveelheid van 214 kilo/blokken cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.

80 kilo/blokken (vierde gedachtestreepje)

Naast de hiervoor genoemde iPhone XS werd tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte ook een Apple iPhone SE aangetroffen en in beslag genomen (IBN-code GO264.01.01.001). Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte de gebruiker was van deze telefoon.
Op deze telefoon is een notitie aangetroffen. Deze notitie was op 22 maart 2023 aangemaakt en laatst gewijzigd op 15 april 2023 en betrof een doorlopende rekenstaat waarin verschillende bedragen werden genoemd: “Listen. Take 20 girls x 21eur. And you can take today 60 girls x 20.5 eur”. Met genoemde bedragen werden de (inkoop)prijs per kilo cocaïne bedoeld. Interpretatie van deze notitie door de rechtbank leidt tot de conclusie dat er in totaal (20 + 60=) 80 blokken cocaïne zijn verhandeld voor een totaalprijs van € 1.650.000,-.
Dat die hoeveelheid cocaïne daadwerkelijk is geleverd en “in termijnen” is betaald, leidt de rechtbank af uit andere notities die op deze telefoon zijn aangetroffen. Op de telefoon zijn in totaal 32 andere notities aangetroffen waarin telkens geldbedragen werden genoemd. Deze bedragen waren in een op een rekenstaat gelijkende indeling genoemd, met benamingen erbij die gelijkend zijn op (bij)namen van personen en termen die te maken hebben met (de handel in) verdovende middelen. De data waarop deze notities laatstelijk zijn gewijzigd komen overeen met de momenten van betaling.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte in vereniging 80 blokken/kilo cocaïne heeft verhandeld.
hoeveelheden cocaïne (vijfde gedachtestreepje)
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte is tevens een Samsung Galaxy A13 aangetroffen en in beslag genomen (GO264.01.03.001). Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte ook de gebruiker was van deze telefoon.
Op deze telefoon was de applicatie Exclu geïnstalleerd. De gebruiker van deze Exclu-applicatie had het unieke CSN-nummer [nummer] ( [gebruikersnaam] , verdachte [verdachte] ). Op deze telefoon werden vier Exclu-contacten aangetroffen: [gebruikersnaam] (medeverdachte [medeverdachte 5] ), [gebruikersnaam] , [gebruikersnaam] (medeverdachte [medeverdachte 1] ) en [gebruikersnaam] .
Op deze telefoon was ook de applicatie Threema geïnstalleerd en gebruikt. Ook hier was de gebruikersnaam “ [gebruikersnaam] ”, de bijnaam die door de verdachte werd gebruikt. Uit onderzoek bleek dat er negen chatcontacten aan deze applicatie waren gekoppeld, waaronder de schermnaam “ [gebruikersnaam] ”, de bijnaam van medeverdachte [medeverdachte 2] .
Uit verschillende groepschatgesprekken tussen de verdachte en andere Threema-gebruikers volgt dat de verdachte verschillende hoeveelheden cocaïne heeft afgeleverd. In een gesprek tussen de verdachte ( [gebruikersnaam] ) en “ [gebruikersnaam] ” werd aan [verdachte] gevraagd of hij aan specifieke blokken cocaïne met een specifieke stempel kon komen en werd hem naar prijzen gevraagd. De verdachte gaf aan dat hij voor specifieke blokken moest rondvragen en gaf meerdere malen een stukprijs door die tussen de 20.000 euro en 22.500 euro lag. In een groepsgesprek “Voltage” werd tussen [gebruikersnaam] en [gebruikersnaam] en [gebruikersnaam] gesproken over de levering van drie stuks. Er worden foto’s gestuurd en afspraken gemaakt over het ruilen van een “lelijk” blok en de betaling.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte in vereniging hoeveelheden cocaïne heeft afgeleverd.

5 gripzakken met in totaal 280,19 gram cocaïne (zesde gedachtestreepje)

Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte aan de [adres 1] in Amsterdam werd een huurcontact op zijn naam aangetroffen van een opslagruimte bij Shurgard in Amsterdam. Deze opslagruimte kon worden geopend met een sleutel die eveneens in de woning van verdachte was gevonden. Door de verdachte is ter terechtzitting van 4 februari 2025 verklaard dat hij deze opslagruimte heeft gehuurd en gebruikt. In deze opslagruimte werd onder meer een hoeveelheid van in totaal 280,19 gram cocaïne aangetroffen.
De verdachte heeft ontkend wetenschap te hebben gehad van de verboden voorwerpen die in die opslagruimte bij Shurgard zijn aangetroffen. Ter terechtzitting van 4 februari 2025 heeft hij verklaard dat ook anderen toegang hadden tot de opslagruimte.
Hoewel niet met zoveel woorden betoogd, begrijpt de rechtbank het verweer van de verdediging dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de cocaïne (en de hierna onder feit 3 en feit 4 ten laste gelegde wapens en munitie, met uitzondering van de Beretta) in de door hem gehuurde opslagruimte. Dit verweer treft geen doel. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Niet ter discussie staat dat de verdachte huurder en gebruiker was van de opslagruimte en aldus de beschikkingsmacht had over de daarin opgeslagen goederen. Op basis van de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met ingang van 23 april 2021 de opslagruimte heeft gehuurd waarbij de huurpenningen door hem automatisch giraal werden betaald. In de periode van 25 augustus 2022 tot en met 27 januari 2023 is de verdachte in ieder geval zeven keer geregistreerd als bezoeker van die opslagruimte.
Naar het oordeel van de rechtbank kan een huurder van een opslagruimte die over een sleutel beschikt in beginsel verantwoordelijk worden gehouden voor de goederen die zich daarin bevinden. De ten laste gelegde hoeveelheid cocaïne was voor de verdachte onder gemakkelijk feitelijk bereik. De rechtbank is verder van oordeel dat van de verdachte bij het aantreffen van de contrabande in een door hem gehuurde opslagruimte een redelijke verklaring mag worden gevergd voor de aanwezigheid van de verboden voorwerpen. Gevraagd naar de identiteit van de andere personen die volgens de verdachte ook gebruik zouden maken van de opslagruimte en dus kennelijk ook over een sleutel zouden beschikken, beriep de verdachte zich steevast op zijn zwijgrecht. Met betrekking tot de aangetroffen hoeveelheid cocaïne heeft de verdachte zelfs niet verklaard dat deze niet aan hem toebehoorde. Deze feiten en omstandigheden maken dat een eventueel alternatief scenario waarin zonder wetenschap van de verdachte een ander de cocaïne in de door hem gehuurde opslagruimte heeft geplaatst, als hoogst onwaarschijnlijk terzijde wordt geschoven.
De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte ook de hoeveelheid van 280,19 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank spreekt de verdachte ten aanzien van dit zesde gedachtestreepje vrij van het ten laste gelegde medeplegen.

7 kilo cocaïne (zevende gedachtestreepje)

Uit de onderschepte Exclu-berichten bleek dat [gebruikersnaam] ( [verdachte] ) bij het communiceren met [gebruikersnaam] ( [medeverdachte 5] ) op 17 december 2022 gebruik maakte van het (ontvangende) vaste IP-adres [IP-adres] . Dit IP-adres was uitgegeven op naam van [getuige] op de [adres 4] in Amsterdam. [gebruikersnaam] liet daarvoor weten dat “hij” (een onbekend gebleven persoon) om 14:00 uur bij [gebruikersnaam] zou zijn. [gebruikersnaam] antwoordt kort daarna dat hij nu met “hem” is. Op 30 januari 2023 gaf [gebruikersnaam] het nummer “ [adres 3] ” door aan [gebruikersnaam] die spullen bij hem kwam ophalen.
Op 27 juni 2023 werden tijdens een doorzoeking van de woning aan de [adres 3] in de meterkast in een doos in een Action-tas zeven blokken aangetroffen. In haar requisitoir is door de officier van justitie aangevoerd dat deze blokken na een NFI-onderzoek cocaïne bleken te bevatten. Door de rechtbank is een dergelijk NFI-onderzoek niet in de stukken aangetroffen. Wel overweegt de rechtbank dat de politie het aangetroffen materiaal door middel van TruNarc indicatief positief heeft getest op de aanwezigheid van cocaïne. Gelet hierop, gezien de uiterlijke kenmerken van de aangetroffen blokken en de chatcommunicatie tussen de verdachten in onderzoek 26Stroud die als het om blokken ging evident betrekking had op kilogrammen cocaïne, is de rechtbank van oordeel dat ondanks het ontbreken van een NFI-onderzoek, geconcludeerd kan worden dat er sprake was van cocaïne.
Door de verdediging is gesteld dat de verdachte betwist dat hij het appartement [adres 3] in Amsterdam heeft gehuurd of op enige andere wijze bij die woning betrokken is geweest.
Op het adres [adres 3] in Amsterdam stond onder meer [getuige] ingeschreven. Zij heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij de woning in oktober 2020 heeft verhuurd aan een persoon die zij kende als “ [bijnaam verdachte] ”. [bijnaam verdachte] is de bijnaam van de verdachte. Getuige [getuige] heeft de verdachte op een foto herkend.
Bij genoemde doorzoeking werd tevens een KPN-router in de meterkast aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat de iPhone 13 van de verdachte gedurende enkele maanden contact heeft gemaakt met het door die router gegenereerde wifi-netwerk.
In de Exclu-communicatie tussen [gebruikersnaam] en [gebruikersnaam] is door [gebruikersnaam] op 2 oktober 2022 een foto verstuurd van een aantal blokken cocaïne op een aanrecht. Die foto is genomen in het appartement [adres 3] , omdat de vloer, de vloermat, de positie van een stekkerblok en de handgrepen op de kastjes op de foto overeenkomen met die in het interieur van genoemd appartement.
Op basis van het voorgaande kan de verdachte genoegzaam worden gelinkt aan de woning [adres 4] in Amsterdam. Niet gebleken is dat in die woning iemand anders dan de verdachte kwam. De omstandigheid dat aldaar een drinkflesje is aangetroffen waarvan op de drinkopening en op de dop biologisch materiaal is aangetroffen waarvan het DNA-profiel matcht met dat van medeverdachte [medeverdachte 4] , met een grote bewijskracht, maakt dat niet anders. De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. Een alternatief scenario, waarbij een ander dan de verdachte de zeven blokken cocaïne in de woning zou hebben gelegd, is niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen het opzettelijk aanwezig hebben van 7 blokken/kilo cocaïne. Ook ten aanzien van dit gedachtestreepje zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onderdeel dat betrekking heeft op het medeplegen.
Ten aanzien van feit 2(zaaksdossier 06)
* Eerste asterisk (€ 12.590,-) en derde asterisk (Rolex horloge)
Onder feit 2 wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (eenvoudig) witwassen dan wel (eenvoudig) schuldwitwassen van een Rolex horloge en een geldbedrag van € 12.590,-.
Tijdens een doorzoeking van de woning van de verdachte aan de [adres 1] in Amsterdam werden op verschillende plekken, waaronder in de slaapkamer, bankbiljetten aangetroffen en in beslag genomen. In totaal ging het (na herberekening) om een bedrag van € 12.855,-. Ook werd een horloge van het merk Rolex, type Oyster Perpetual, aangetroffen en in beslag genomen. Uit het dossier volgt dat het Rolex-horloge een taxatiewaarde heeft van € 38.000,-.
Uit het financiële onderzoek is gebleken dat de verdachte sinds 18 augustus 2020 vennoot is van [naam VOF] . Deze onderneming heeft over het jaar 2022 een totale omzet gedraaid van € 14.668,-. Over de jaren 2020 en 2021 lijkt geen omzet gedraaid te zijn.
De verdachte heeft over het jaar 2022 een inkomen van € 13.114,- uit loondienst bij het bedrijf [bedrijf] Er zijn van hem of een eventuele fiscale partner geen fiscale inkomensgegevens bekend over 2020. Over 2020 kreeg de verdachte een voorlopige toekenning van zorgtoeslag van € 1.113,-.
Partiële vrijspraak van € 2.735,-
Door de verdachte is ter terechtzitting verklaard dat van het (na herberekening) totaalbedrag van € 12.855 dat door de politie in zijn woning aan de [adres 1] in Amsterdam is aangetroffen, een bedrag van € 3.000,- aan zijn kinderen toebehoorde en dat dit bedrag ook door het OM is teruggegeven. Door de officier van justitie is dit ter terechtzitting van 4 februari 2024 bevestigd. Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op een bedrag van € 3.000,- zoals is teruggegeven (formeel leidt dit tot partiële vrijspraak van een bedrag van € 2.735,-, nu niet het herberekende bedrag van € 12.855, maar het oorspronkelijke bedrag van € 12.590,- is ten laste gelegd).
Nadere overweging met betrekking tot het Rolex-horloge
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat er geen direct bewijs is voor (een) brondelict(en).
Daarom dient de rechtbank allereerst vast te stellen of de door de officier van justitie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als een dergelijk geval zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het Rolex-horloge. Zo een verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een verklaring voor de herkomst van het geld geeft of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank een vermoeden van witwassen van het Rolex-horloge. De waarde van het horloge kan immers niet worden verklaard uit legale inkomsten. De enkele verklaring van de verdachte dat hij het horloge in bewaring dan wel in bruikleen had voor een Engelse vriend van wie hij de naam niet wil delen, is volgens de rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring. De rechtbank is van oordeel dat het daarom niet anders kan dan dat het horloge middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist. Hij heeft zich dan ook met betrekking tot het horloge schuldig gemaakt aan witwassen.
Nadere overweging met betrekking tot het resterende bedrag van € 9.855,-
Ook ten aanzien van het resterende geldbedrag van € 9.855,-, zeker in combinatie met de aangetroffen waardevolle Rolex, bestaat er een vermoeden van witwassen. De verklaring van de verdachte dat hij de contante geldbedragen van € 9.855,- heeft ontvangen voor het doen van schoonmaakklussen voor zijn (inmiddels) eenmanszaak is onaannemelijk, omdat enige contante inkomsten daaruit niet naar voren zijn gekomen in het financiële onderzoek en de verdachte bovendien geen logische onderbouwing heeft gegeven voor die inkomsten. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard normaliter altijd met facturen en bankoverschrijvingen te werken en dat er slechts in sporadische gevallen, bijvoorbeeld bij noodklussen na 20:00 uur, contant wordt betaald. Het aangetroffen bedrag vormt echter een zeer groot deel – bijna 70% – van de omzet van zijn onderneming over 2022. Dit hoge percentage rijmt niet met zijn verklaring over het in sporadische gevallen ontvangen van contante betalingen voor zijn werkzaamheden. Bovendien heeft de verdachte in eerste instantie niet willen verklaren en is hij pas tijdens de inhoudelijke behandeling met een verklaring gekomen over de herkomst van de geldbedragen. Dat betekent dat ook hier een concrete en verifieerbare verklaring die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is over de herkomst van het geld, ontbreekt.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen genoegzaam dat de verdachte het aangetroffen geldbedrag heeft verworven en voorhanden gehad en dat het onmiddellijk afkomstig is uit enig eigen misdrijf van de verdachte (cocaïnehandel). Hiermee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan eenvoudig witwassen van het geldbedrag.
*Tweede asterisk (€ 919.470,-); partiële vrijspraak
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het onderdeel van feit 2 dat betrekking heeft op het (al dan niet eenvoudig) witwassen van een bedrag van € 919.470,- niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Op 18 april 2023 is door de politie in het appartement [adres 4] in Amsterdam een contant geldbedrag van (in totaal) € 919.470,- aangetroffen. In een koffer werd een bedrag van € 811.310,- aangetroffen, in een papieren zak een bedrag van € 78.510, in een rugzak een bedrag van € 28.880,-, in een kledingkast in verschillende jassen van medeverdachte [medeverdachte 4] een bedrag van € 180,- en in de woonkamer een bedrag van € 590,-.
Door de verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij het appartement aan [medeverdachte 4] had (onder)verhuurd en dat hijzelf daar sinds juni 2022 niet meer woonde.
Uit de bewijsmiddelen volgt onmiskenbaar dat [medeverdachte 4] feitelijk verbleef in het appartement. Tijdens zijn aanhouding op 18 april 2023 werd hij als enige in de woning aangetroffen. Uit beelden gemaakt door een door [medeverdachte 4] zelf geplaatste camera volgt dat [medeverdachte 4] (in ieder geval) tussen 11 en 18 april 2023 gebruik maakte van de woning. Beelden van andere dagen zijn niet beschikbaar gebleken. Op de beelden is onder meer te zien dat [medeverdachte 4] over een sleutel beschikte, dat hij de voordeur tijdens de nachtelijke uren van binnenuit op slot deed en dat hij tijdens deze uren in de woning verbleef. De verdachte is op die beelden in het geheel niet waargenomen.
Met betrekking tot de aangetroffen geldbedragen zijn er verschillende sporen van [medeverdachte 4] gevonden; vingerafdrukken op twee geldverpakkingen in genoemde papieren zak en DNA op de sloten en handvatten van voormelde koffer. Van de verdachte zijn geen sporen aangetroffen.
Op grond van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen wanneer genoemde geldbedragen in het appartement terecht zijn gekomen. De rechtbank heeft bovendien geen objectieve bewijsmiddelen aangetroffen, zoals bijvoorbeeld biologische sporen, die de verdachte linken aan het aangetroffen contante geld. Naar het oordeel van de rechtbank ontbeert het dossier aldus voldoende bewijs op grond waarvan betrokkenheid van de verdachte bij het witwassen van de aangetroffen contante geldbedragen kan worden afgeleid.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4(zaaksdossier 08)
Door de verdachte is ter terechtzitting ontkend dat hij wist dat er wapens en munitie in de opslagruimte lagen.
De rechtbank stelt voorop dat hetgeen hiervoor is overwogen over de beschikkingsmacht van de verdachte over de hoeveelheid van 280,19 gram cocaïne in de door hem gehuurde opslagruimte en zijn redenen van wetenschap daaromtrent hier als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd. De rechtbank is van oordeel dat deze redenen van wetenschap ook ten aanzien van het verweten voorhanden hebben van de wapens, onderdelen daarvan en munitie gelden.
De wapens en munitie zijn aangetroffen in de door de verdachte gehuurde opslagruimte waarvan hij een sleutel had. Daarnaast duidt het aantreffen van zijn DNA-materiaal op het wapen van het merk Beretta erop dat de verdachte dat vuurwapen ook zelf in handen heeft gehad. Deze mogelijkheid heeft de verdachte ter terechtzitting ook uitdrukkelijk niet uitgesloten. Deze Beretta was verpakt in een zak en die zak was in een sok gestopt. De verdachte heeft geen redengevende verklaring kunnen of willen geven voor de aanwezigheid van zijn DNA op dat verpakte wapen; hij heeft enkel verklaard dat ook anderen toegang hadden tot de opslagruimte, maar geen namen willen noemen.
De rechtbank acht daarom ook bewezen dat de verdachte de wapens, onderdelen daarvan en munitie zoals onder feit 3 en feit 4 zijn ten laste gelegd, voorhanden heeft gehad.

Voorwaardelijk verzoek tot heropenen onderzoek

De verdediging heeft geen afstand gedaan van de door de rechtbank toegewezen, maar nog niet gehoorde, getuige (tevens medeverdachte) [medeverdachte 5] . Zij heeft de rechtbank verzocht bij tussen- of eindvonnis hierover een beslissing te nemen en eventueel het onderzoek te heropenen indien zij daartoe aanleiding ziet.
Bij beslissing van 21 maart 2024 is door de rechtbank het verzoek van de verdediging om getuige [medeverdachte 5] te horen toegewezen. Uit een drietal processen-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van september en november 2024 en januari 2025 met betrekking tot het aan de autoriteiten van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) gerichte rechtshulpverzoek, leidt de rechtbank af dat het niet aannemelijk is dat deze getuige binnen een afzienbare termijn kan worden gehoord. Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank dat het op dit moment nog volstrekt onduidelijk is binnen welke termijn het rechtshulpverzoek door de VAE-autoriteiten zal worden ontvangen en vervolgens in werking zal (kunnen) worden gezet en wanneer de getuige, zo hij al in Dubai getraceerd zal kunnen worden, daadwerkelijk zal worden gehoord. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om het onderzoek ter terechtzitting te heropenen, teneinde deze getuige alsnog te doen horen. In dit stadium van het geding betrekt de rechtbank bij haar beslissing tevens dat uit de onderbouwing van het verzoek tot het horen van deze getuige niet specifiek is gebleken wat deze getuige in ontlastende zin zou kunnen verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank is de verdachte hierdoor niet geschaad in zijn recht op een eerlijk proces.

Voorwaardelijke getuigenverzoeken

De verdediging heeft bij de inhoudelijke behandeling een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het (alsnog) horen van de ten tijde van de regiezitting afgewezen getuigen. Zij heeft daarbij haar oorspronkelijke verzoek en onderbouwing daarvan nogmaals overgelegd. In aanvulling daarop is door de verdediging nog aangevoerd dat de getuigen inmiddels – ongeveer twee jaar na sluiting van het einddossier – mogelijk wel geïdentificeerd zijn.
Het verzoek mist naar het oordeel van de rechtbank een toereikende onderbouwing. Van enige noodzaak tot het horen van deze getuigen is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet gebleken. De omstandigheid dat inmiddels twee jaren zijn verstreken en de identiteit van de getuigen intussen mogelijk wel achterhaald is kunnen worden, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek van de verdediging af.

De bewezenverklaring

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte

1.

in de periode van 29 december 2021 tot en met 27 juni 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd:

- in totaal 57 kilo/blokken van een materiaal bevattende cocaïne (Exclu-berichten) en
- hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne (iPhone met IBN-code GO264.01.03.004) en
- in totaal 80 kilo/blokken van een materiaal bevattende cocaïne (iPhone SE met IBN-code GO264.01.01.001) en
- hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne (Samsung A13 met IBN-code GO264.01.03.001, applicatie Threema),

zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I

en
in de periode van 29 december 2021 tot en met 27 juni 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in totaal 214 kilo/blokken van een materiaal bevattende cocaïne (iPhone met IBN-code GO264.01.03.004), zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
op 18 april 2023 in Amsterdam telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 5 gripzakken inhoudende netto 280,19 gram van een materiaal bevattende cocaïne (aangetroffen [adres 2] te Amsterdam) en
- in totaal 7 kilo/blokken van een materiaal bevattende cocaïne (aangetroffen [adres 3] te Amsterdam),

zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

2.
op 18 april 2023 te Amsterdam contante geldbedragen van totaal ongeveer EUR 9.855,- (aangetroffen [adres 1] te Amsterdam) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat voormeld geldbedrag - onmiddellijk - afkomstig was uit enige eigen misdrijven
en
op 18 april 2023 te Amsterdam een horloge, merk Rolex, type Oyster Perpetual (met IBN-code GO264.03.01.006) (aangetroffen [adres 1] te Amsterdam) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat voormeld horloge - middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
op 18 april 2023 te Amsterdam
- wapens van categorie III, te weten:
* een pistool, merk Pietro Beretta, model 9000s en
* een revolver, merk Ruger, model SP101 en
* een revolver, merk Smith & Wesson, model 49 en
- onderdelen die van wezenlijke aard zijn voor het functioneren van een vuurwapen van categorie III, te weten:

* 11 patroonmagazijnen, en

- munitie van categorie III, te weten:
* 6 kogelpatronen van het kaliber 9x19mm (in patroonmagazijn) en
* 61 kogelpatronen van het kaliber .38 special en
* 90 kogelpatronen van het kaliber 9x19mm,
voorhanden heeft gehad;
4.
op 18 april 2023 te Amsterdam een wapen van categorie I, onder 3, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen voorhanden heeft gehad.

De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van het voorarrest;
  • een geldboete van € 40.000,-.
De officier van justitie heeft tevens kenbaar gemaakt voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e Sr aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
In het geval dat de rechtbank tot een bewezenverklaring en strafoplegging zou overgaan, heeft de verdediging matiging van de eis van de officier van justitie bepleit. Door de verdediging is met name gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij heeft vier kinderen en draagt (samen met zijn ex-partner) de zorg voor twee van hen. Eén van zijn kinderen is ernstig slechthorend en heeft daardoor achterstanden op allerlei leefgebieden. Dit kind heeft speciale zorg nodig en bij die zorg is een belangrijke rol weggelegd voor de verdachte. De ex-partner van de verdachte werkt fulltime en is niet in staat de (volledige) zorg voor de kinderen op zich te nemen. Het jongste kind van de verdachte is drie jaren oud. Om het hechtingsproces niet te doorkruisen, is het van evident belang dat het kind nu veel tijd met zijn vader kan doorbrengen. Gelet op de jonge leeftijd is er nog geen volledige hechting ontstaan en de huidige situatie zal evenmin een volledige veilige hechting tot stand brengen. Verwezen is naar een ander strafrechtelijk onderzoek waarin de voorlopige hechtenis van een verdachte om die reden werd geschorst. De relatie met zijn ex-partner is stuk gelopen en de verdachte woont nu alleen met beide kinderen in zijn woning in Amsterdam. De onderneming van de verdachte loopt goed en daar heeft hij hard voor gewerkt. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou desastreus zijn voor de verdachte en zijn gezin.
De raadsman heeft primair opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis bepleit gelet op de door hem bepleite integrale vrijspraak. Subsidiair heeft hij, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de rechtbank verzocht de schorsing niet op te heffen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan de verdachte dienen te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte waaronder zijn draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich uit winstbejag gedurende een periode van ongeveer 18 maanden met anderen en soms alleen schuldig gemaakt aan grootschalige handel in en bezit van veelal grote hoeveelheden cocaïne. De communicatie in dit kader vond met name plaats via versleutelde berichten. Uit foto’s bleek dat verdachte op een gegeven moment beschikte over 214 blokken cocaïne welke hoeveelheid een enorme straathandelswaarde vertegenwoordigde. Gelet op die hoeveelheden harddrugs, het geld dat erin omging en de geheime communicatie waaraan hij deelnam, maakte de verdachte deel uit van de georganiseerde drugscriminaliteit. Er was sprake van ondermijnende criminaliteit op grote schaal.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Handel in harddrugs gaat vaak gepaard met overlast voor de samenleving en met vormen van zware criminaliteit waarbij geweld niet wordt geschuwd.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een Rolex-horloge ter waarde van € 38.000,- en het eenvoudig witwassen van een bedrag van € 9.855,- dat afkomstig was uit zijn eigen drugsgerelateerde misdrijven. Het witwassen van criminele gelden en goederen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het (nationale en internationale) financiële en economische verkeer aan. Door zich schuldig te maken aan witwassen heeft de verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van ondermijnende criminaliteit in de hand.
Tot slot heeft de verdachte verschillende vuurwapens, een patroonmagazijn, munitie en een geluiddemper voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt grote risico’s met zich voor de veiligheid van personen. De aangetroffen wapens en munitie vormen een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit daarvan maar al te vaak leidt tot gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Dergelijke wapens worden bovendien steeds vaker gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten zoals bijvoorbeeld liquidaties. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt daarmee een groeiend maatschappelijk probleem.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat de verdachte op geen enkele wijze ook maar enige verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Dit zal de rechtbank in de straftoemeting in het nadeel van de verdachte laten doorschijnen.
De persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij geen relevante documentatie heeft ten aanzien van overtredingen van de Opiumwet.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat een langdurige gevangenisstraf niet alleen voor de verdachte ernstige gevolgen heeft, maar ook (en misschien wel vooral) voor zijn gezin, ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden die de verdachte en zijn raadsman in dat verband naar voren hebben gebracht onvoldoende aanleiding om hier in strafmatigende zin rekening mee te houden. De feiten waaraan hij zich heeft schuldig gemaakt zijn te ernstig en die omstandigheden hebben verdachte er ook niet van weerhouden om de ten laste gelegde feiten überhaupt te plegen.
De op te leggen straf
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten en gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Aan de hand van de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting kan voor (onder meer) het verkopen, afleveren en vervoeren van 20 kilogram harddrugs of meer een gevangenisstraf van meer dan 50 maanden worden opgelegd. Voor wat betreft de Wet wapens en munitie nemen de oriëntatiepunten voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III (in een woning) een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden als uitgangspunt en voor het voorhanden hebben van munitie en een geluiddemper telkens een geldboete. Voor het onder feit 2 bewezen verklaarde delict witwassen bestaan geen oriëntatiepunten. De rechtbank heeft daarom gekeken naar wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd en aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor fraude. De oriëntatiepunten voor fraude nemen bij een benadelingsbedrag gelegen tussen € 10.000,- en € 70.000,- een gevangenisstraf voor de duur van twee tot vijf maanden of een taakstraf als uitgangspunt.
De rechtbank hecht eraan te benadrukken dat deze oriëntatiepunten slechts een richtsnoer vormen bij het bepalen van de op te leggen straf, waarbij het de rechter vrijstaat om van deze oriëntatiepunten af te wijken.
De rechtbank zal een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank zowel ten aanzien van feit 1 als ten aanzien van feit 2 (deels) tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie. Bovendien zal de rechtbank de verdachte met betrekking tot feit 2 partieel vrijspreken van het (al dan niet in vereniging) witwassen van geldbedragen van € 919.470,- en € 3.000,-.
De rechtbank is van oordeel dat de hierna op te leggen straf in overeenstemming is met de aard en ernst van het bewezen verklaarde.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank ziet geen aanleiding om naast een jarenlange gevangenisstraf nog een geldboete op te leggen, zoals door de officier van justitie is gevorderd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de officier van justitie heeft aangekondigd een ontnemingsprocedure aanhangig te gaan maken.
Voorlopige hechtenis
Door de verdediging is primair opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis bepleit en subsidiair verzocht de huidige schorsing niet op te heffen. De rechtbank beschouwt het subsidiaire verzoek als een verzoek tot het opnieuw schorsen van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 16 oktober 2023 geschorst. De rechtbank heeft die schorsing toen uitdrukkelijk begrensd tot de datum van de einduitspraak. Op het moment van het uitspreken van dit vonnis is de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte van rechtswege beëindigd en herleeft de voorlopige hechtenis.
De rechtbank is van oordeel dat de ernstige bezwaren en de recidivegrond onverkort gelden. Het primaire verzoek van de verdediging tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt daarom afgewezen.
Gezien de aard en ernst van het thans bewezen verklaarde acht de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in deze stand van het geding ondergeschikt geworden aan het belang van de strafvordering en het belang dat de maatschappij heeft bij het voortduren van de voorlopige hechtenis van de verdachte, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt de aan de verdachte op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van forse duur. De rechtbank wijst daarom het subsidiaire verzoek van de verdediging tot het opnieuw schorsen van het bevel tot voorlopige hechtenis eveneens af.

De motivering met betrekking tot het beslag

Strafvorderlijk beslag (artikel 94 Sv)
Uit de lijst van in beslag genomen voorwerpen, onderdeel van het requisitoir van de officier van justitie, leidt de rechtbank af dat er strafvorderlijk beslag rust op de volgende voorwerpen:
1. een horloge, merk Rolex, type Oyster Perpetual, serienummer 1960J9p1768804 (in doos met bescheiden/schakel) (goednummer PL2600-LERBE22005_768804);
3. een motorfiets, merk Ducati, kleur zwart, kenteken [kenteken] , tenaamgestelde [verdachte] (goednummer PL2600-LERBE22005_768825);
4. een geldtelmachine, merk Safescan, kleur grijs (goednummer PL2600-LERBE22005_775419);
5. een revolver, merk Smith & Wesson, model 49 (goednummer PL2600-2023002364_769129));
6. een revolver, merk Ruger, SP101 (goednummer PL2600-2023002364-768884);
7. een vuurwapen Pietro Beretta, type 9000S) (goednummer PL2600-2023002364- 768831);
9. een geluidsdemper nummer AAPM2747NL uit tas AAPM3766NL, kleur zwart (goednummer PL2600-2023002364-G1225474);
12. een geldbedrag van € 650,00 (goednummer PL2600-LERBE22005_768783);
13. een geldbedrag van € 1300,00 (goednummer PL2600-LERBE22005_768799);
14. een geldbedrag van € 4250,00 (goednummer PL2600-LERBE22005_768800);
15. een geldbedrag van € 1685,00 (goednummer PL2600-LERBE22005_768802);
17. een geldbedrag van € 1000,00 (goednummer PL2600-LERBE22005_768807);
18. een geldbedrag van € 970,00 (goednummer PL2600-LERBE22005_768811);
19. drie bussen pepperspray (goednummer PL2600-LERBE22005_769781);
20. een tas, merk YSL, kleur grijs, met daarin een andere zwarte tas (goednummer PL2600-LERBE22005_769563);
21. een Actiontas waar 7 blokken cocaïne in zaten (goednummer PL2600-LERBE22005_775417);
22. een notitieblok, POST-IT, geel beschreven (goednummer PL2600-LERBE22005_775421);
23. een groene knoop hengsels van action tas (goednummer PL26000-LERBE22005_775418);
24. een telefoon, merk Apple, type iPhone SE, kleur rood, [registratienummer telefoon 1] , [registratienummer telefoon 2] (GO264.01.01.001) (goednummer PL2600-LERBE22005_768781);
25. een telefoon, merk Samsung, type Galaxy A13, kleur zwart (GO264.01.03.001) (goednummer PL2600-LERBE22005_768791);
26. een telefoon, merk Apple, type iPhone XS, kleur grijs (GO264.01.03.004) (goednummer PL2600-LERBE22005_768794);
27. een sok (om Beretta) (goednummer LERBE22005_768971);
28. een sok (om patroonmagazijn) (goednummer LERBE22005_768972);
29. een tas (hierin zat revolver Smith & Wesson AAP2750NL) (goednummer LERBE22005_769557);
30. een telefoon, merk Nokia, kleur zwart (goednummer PL2600-LERBE22005_769540);
31. een telefoon, merk BlackBerry, kleur zwart (goednummer PL2600-LERBE22005_769537)
32. een telefoon, merk BlackBerry, kleur zwart (goednummer PL2600-LERBE22005_769533);
33. een telefoon, merk BlackBerry, kleur zwart (goednummer PL2600-LERBE22005_769531);
34. een telefoon, merk BlackBerry, kleur zwart (goednummer PL2600-LERBE22005_769528);
35. een telefoon, merk Apple, type iPhone, type 13, kleur zwart (GO264.02.01.001) (goednummer PL2600-LERBE22005_768798);
36. zeven blokken drugs (goednummer PL2600-LERBE22005_775416);
37. een KPN-modem (goednummer PL2600-LERBE22005_775420);
38. een reçu en een briefje (goednummer PL2600-LERBE22005_768784);
39. een notitieblok (uit rechterkastje) (goednummer PL2600-LERBE22005_768797);
40. een witte enveloppe waar € 1.300,00 in zat (goednummer PL2600-LERBE22005_768801);
41. een witte enveloppe waar € 1.680,00 in zat (goednummer PL2600-LERBE22005_768803).
Conservatoir beslag (artikel 94a Sv)
Uit de al genoemde lijst van in beslag genomen voorwerpen leidt de rechtbank verder af dat er tevens conservatoir beslag rust op de hiervoor onder nummers 1 en 3 genoemde voorwerpen.
De officier van justitie heeft gevorderd:
  • verbeurdverklaring van de voorwerpen onder nummers 1, 3, 4, 12-15, 17-18, 20-35 en 37-41;
  • onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen onder nummers 5-7, 9, 19 en 36.
De verdediging heeft teruggave aan de verdachte bepleit van de in beslag genomen motorfiets (nummer 3) en iPhone 13 (nummer 35). Met betrekking tot de overige in beslag genomen voorwerpen heeft zij geen standpunt ingenomen.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor onder nummers 1, 12, 13-15, 17-18, 20-29 en 38-41 genoemde in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring.
De rechtbank overweegt dat het onder 1 genoemde horloge een voorwerp is met betrekking tot welke het onder feit 2 bewezen verklaarde is begaan en dat dit voorwerp ten tijde van het begaan van dat feit aan de verdachte toebehoorde. De verklaring van de verdachte dat dit horloge toebehoorde aan een vriend van hem uit Engeland, wiens naam hij niet wenst te noemen, van wie hij het horloge in bruikleen had, schuift de rechtbank als niet verifieerbaar en daarmee onaannemelijk terzijde. De rechtbank zal de verbeurdverklaring bevelen van dit horloge.
De rechtbank stelt vast dat in de woning van de verdachte op 18 april 2023 verschillende contante geldbedragen zijn aangetroffen en in beslag genomen. Deze geldbedragen zijn hiervoor onder nummers 12, 13, 14, 15, 17 en 18 genoemd. Het beslag ligt op geld dat onderwerp was van het strafbare feit witwassen en aan de verdachte toebehoorde (in totaal
€ 9.855,-). De rechtbank zal ook de verbeurdverklaring bevelen van deze in beslag genomen geldbedragen.
De rechtbank zal de voorwerpen hiervoor onder nummers 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 38, 39, 40 en 41 genoemd eveneens verbeurd verklaren, omdat feit 1 en/of feit 2 en/of feit 3 met behulp van die (gezamenlijkheid van) voorwerpen is/zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan de verdachte toebehoorden.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de hiervoor onder nummers 5, 6, 7 genoemde wapens, de onder nummer 9 genoemde geluidsdemper, de onder nummer 19 genoemde drie bussen pepperspray en de onder nummer 36 genoemde zeven blokken drugs onttrekken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen verklaarde onder feit 1 en/of feit 3 en/of feit 4 is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Opheffing strafvorderlijk beslag op motorfiets
De rechtbank zal het strafvorderlijke beslag dat is gelegd op de onder nummer 3 genoemde motorfiets opheffen, omdat een strafvorderlijk belang daartoe thans ontbreekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op de onderhavige motorfiets tevens conservatoir beslag rust als bedoeld in artikel 94a Sv. Daarom zal de rechtbank geen last tot teruggave van de motorfiets aan de verdachte bevelen.
Teruggave aan de verdachte
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de onder nummer 4 genoemde geldtelmachine en de onder nummers 30, 31, 32, 33, 34 en 35 genoemde telefoons, omdat naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank stelt op grond van het dossier, meer in het bijzonder een kennisgeving van inbeslagneming van 27 juni 2023, vast dat bij gelegenheid van het onderzoek naar een mogelijk door de verdachte begaan misdrijf, een KPN-modem in beslag is genomen (nummer 37). Uit genoemde kennisgeving volgt dat er geen eigenaar van de modem bekend is. De rechtbank overweegt dat een modem op zichzelf beschouwd niet van een zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Reeds hierom is de modem niet vatbaar voor een onttrekking aan het verkeer. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen wie de modem toebehoorde en voorts is niet gebleken dat de modem is verkregen door middel van de bewezen verklaarde feiten dan wel is gebruikt in verband daarmee. De modem is daarom niet vatbaar voor een verbeurdverklaring. De rechtbank zal daarom ten aanzien van dat goed de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten.
Nadere overweging met betrekking tot het conservatoir beslag
Door de verdediging is ter terechtzitting betoogd dat het conservatoir beslag onrechtmatig is gelegd en aldus nietig is, omdat de machtiging van de rechter-commissaris niet aan de verdachte is betekend.
De rechtbank overweegt dat de regeling van het conservatoire beslag een bijzondere regeling is en dat de rechtbank in het kader van de onderhavige strafprocedure niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling daarvan.

Toepasselijke wetsartikelen

De beslissing is gegrond op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 63, 420bis en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 2, 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De uitspraak
De rechtbank:
verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
eenvoudig witwassen
en
witwassen;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf:
* een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 jaren;
beveelt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan de verdachte opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
legt op de volgende
bijkomende straf:
*
verbeurdverklaringvan de hierna in beslag genomen goederen, te weten:
1. een horloge, merk Rolex, type Oyster Perpetual, [serienummer horloge] (in doos met bescheiden/schakel) (goednummer PL2600-LERBE22005_768804);
12. een geldbedrag van € 650,00 (goednummer PL2600-LERBE22005_768783);
13. een geldbedrag van € 1300,00 (goednummer PL2600-LERBE22005_768799);
14. een geldbedrag van € 4250,00 (goednummer PL2600-LERBE22005_768800);
15. een geldbedrag van € 1685,00 (goednummer PL2600-LERBE22005_768802);
17. een geldbedrag van € 1000,00 (goednummer PL2600-LERBE22005_768807);
18. een geldbedrag van € 970,00 (goednummer PL2600-LERBE22005_768811);
20. een tas, merk YSL, kleur grijs, met daarin een andere zwarte tas (goednummer PL2600-LERBE22005_769563);
21. een Actiontas waar 7 blokken cocaïne in zaten (goednummer PL2600-LERBE22005_775417);
22. een notitieblok, POST-IT, geel beschreven (goednummer PL2600-LERBE22005_775421);
23. een groene knoop hengsels van action tas (goednummer PL26000-LERBE22005_775418);
24. een telefoon, merk Apple, type iPhone SE, kleur rood, [registratienummer telefoon 1] , [registratienummer telefoon 2] (GO264.01.01.001) (goednummer PL2600-LERBE22005_768781);
25. een telefoon, merk Samsung, type Galaxy A13, kleur zwart (GO264.01.03.001) (goednummer PL2600-LERBE22005_768791);
26. een telefoon, merk Apple, type iPhone XS, kleur grijs (GO264.01.03.004) (goednummer PL2600-LERBE22005_768794);
27. een sok (om Beretta) (goednummer LERBE22005_768971);
28. een sok (om patroonmagazijn) (goednummer LERBE22005_768972);
29. een tas (hierin zat revolver Smith & Wesson AAP2750NL) (goednummer LERBE22005_769557);
38. een reçu en een briefje (goednummer PL2600-LERBE22005_768784);
39. een notitieblok (uit rechterkastje) (goednummer PL2600-LERBE22005_768797);
40. een witte enveloppe waar € 1.300,00 in zat (goednummer PL2600-LERBE22005_768801);
41. een witte enveloppe waar € 1.680,00 in zat (goednummer PL2600-LERBE22005_768803);
legt op de volgende
maatregel:
*
onttrekking aan het verkeervan de hierna te noemen in beslag genomen goederen, te weten:
5. een revolver, merk Smith & Wesson, model 49 (goednummer PL2600-2023002364_769129));
6. een revolver, merk Ruger, SP101 (goednummer PL2600-2023002364-768884);
7. een vuurwapen Pietro Beretta, type 9000S) (goednummer PL2600-2023002364- 768831);
9. een geluidsdemper nummer AAPM2747NL uit tas AAPM3766NL, kleur zwart (goednummer PL2600-2023002364-G1225474);
19. drie bussen pepperspray (goednummer PL2600-LERBE22005_769781);
36. zeven blokken drugs (goednummer PL2600-LERBE22005_775416);
heft op het strafvorderlijke beslagdat ingevolge het bepaalde in artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering is gelegd op:
3. een motorfiets, merk Ducati, kleur zwart, kenteken [kenteken] , tenaamgestelde [verdachte] (goednummer PL2600-LERBE22005_768825);
gelast de
teruggave aan de verdachtevan de hierna te noemen in beslag genomen goederen, te weten:
4. een geldtelmachine, merk Safescan, kleur grijs (goednummer PL2600-LERBE22005_775419);
30. een telefoon, merk Nokia, kleur zwart (goednummer PL2600-LERBE22005_769540);
31. een telefoon, merk BlackBerry, kleur zwart (goednummer PL2600-LERBE22005_769537)
32. een telefoon, merk BlackBerry, kleur zwart (goednummer PL2600-LERBE22005_769533);
33. een telefoon, merk BlackBerry, kleur zwart (goednummer PL2600-LERBE22005_769531);
34. een telefoon, merk BlackBerry, kleur zwart (goednummer PL2600-LERBE22005_769528);
35. een telefoon, merk Apple, type iPhone, type 13, kleur zwart (GO264.02.01.001) (goednummer PL2600-LERBE22005_768798);
gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n)van het hierna te noemen in beslag genomen goed, te weten:
37. een KPN-modem (goednummer PL2600-LERBE22005_775420).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. Kraniotis, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. C.W.H. Houg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 24 maart 2025.