ECLI:NL:RBOBR:2025:1586

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
71/023997-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van voorbereidingshandelingen voor de productie en handel in harddrugs en het voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 24 maart 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verschillende feiten, waaronder het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie en handel in harddrugs, en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de voorbereidingen voor de invoer van cocaïne vanuit Ecuador naar Sint-Petersburg, waarbij gebruik werd gemaakt van versleutelde communicatiediensten. De verdachte werd vrijgesproken van een overtreding van de Geneesmiddelenwet met betrekking tot ketamine, omdat niet kon worden bewezen dat hij deze in voorraad had in de zin van de wet. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, en een geldboete van €30.000,-, te vervangen door 185 dagen hechtenis bij gebreke van betaling. De rechtbank overwoog dat de verdachte een belangrijke rol had gespeeld in de ondermijnende criminaliteit en dat zijn handelen een aanzienlijke bedreiging voor de samenleving vormde. De rechtbank verwierp het verzoek van de verdediging om de zaak te heropenen voor het horen van een getuige, omdat niet aannemelijk was dat deze getuige binnen afzienbare tijd gehoord kon worden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Strafrecht
Onderzoek: 26Stroud
Parketnummer: 71.023997.23
Datum uitspraak: 24 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [1974] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 mei 2023, 26 juli 2023, 9 oktober 2023, 29 februari 2024, 21 maart 2024, 3 februari 2025 en 18 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 april 2023.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 29 februari 2024 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van deze wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. (Zaaksdossier 2)hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2022 tot een met 3 februari 2023 te Amsterdam en/of een of meer (overige) plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,-een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of-zich en/of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s)wisten of ernstige redenen had/hadden om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)- een of meerdere (crypto)telefoon(s) voorhanden gehad en/of- (via die (crypto)telefoon(s)) onder meer gecommuniceerd over1. De aan- en verkoopprijzen die gangbaar zijn voor de aan- en verkoop van (kilo’s) cocaïne en/of2. De verkoop en/of het vervoer (vanuit Ecuador) van cocaïne, althans een of meer middelen als bedoeld in lijst I van de Opiumwet, in/naar Sint-Petersburg en/of3. (Het regelen van) een deklading voor het vervoer van en/of het heimelijk vervoeren van cocaïne, althans een of meer middelen als bedoeld in lijst I van de Opiumwet en/of4. (Het regelen en/of betalen van) gecorrumpeerde (haven)medewerkers;
2. (Zaaksdossier 4, traject 1)hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 januari 2023 tot en met 3 februari 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en) althans alleen, zonder registratie (telkens) opzettelijk een (vooralsnog onbekend gebleven) hoeveelheid van een werkzame stof, te weten ketamine, heeft bereid en/of ingevoerd en/of in voorraad gehad en/of verkocht en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of anderszins binnen of buiten Nederlands grondgebied gebracht, dan wel in een werkzame stof, te weten ketamine, een groothandel heeft gedreven;
3. (Zaaksdossier 5)hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Amsterdam, althans in Nederland,- een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk CZ en/of- munitie van categorie III, te weten 11 kogelpatronen van het kaliber 9x19mmvoorhanden heeft gehad;
4. (Zaaksdossier 7, traject 1, 2, 6, 7, 8, 13, 14, 15, 16 en Onderzoek Sky-accounts en Zaaksdossier 4, traject 3 en traject 4)hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode(s) van 6 februari 2020 tot en met 3 februari 2023 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne en/of- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) MDMA en/of- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) amfetamine en/of- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) metamfetaminezijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine en/of metamfetamine (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of- (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtesmededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),hebbende hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)- gechat en/of gesproken en/of informatie ingewonnen/gedeeld en/of overlegd over- de verkrijging/aankoop en/of de verkoopprijs en/of de kosten en/of de kwaliteit en/of het (regelen van) transport en/of de (handels)voorraad en/of de verpakking en/of de(af)levering en/of de in-/uitvoer en/of het (daartoe) opzetten en/of (laten) testen van (een) traject(en)/route(s) en/of de (internationale) handel van/in/voor een of meer van bovengenoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of- de verkrijging/aankoop en/of (af)levering en/of het regelen van (een) (pre-)precursor(en)/grondstof(fen) - waaronder PMK en/of apaan - voor de bereiding van een of meer van genoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of de (wijze van) bereiding/productie van een of meer van die middelen en/of- (een) (potentiële) leverancier(s) en/of (potentiële) koper(s) van/voor een of meer van voornoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I gezocht en/of benaderd en/of een of meer van die middelen (aan elkaar) ter (ver)koop aangeboden en/of verkocht en/of (af)geleverd en/of- gecorrumpeerde medewerker(s) geregeld en/of betaald en/of- in het kader van voormelde activiteit(en) (met elkaar) middels chatapplicatie(s) op de iPhone 12 (met beslagcode HE046.02.04.001) en/of de cryptocommunicatiedienst(en)/-platform(s) SkyECC en/of EXCLU, althans een of meer cryptocommunicatiediensten/platform(s) gecommuniceerd en/of contact gehad en/of gehouden en/of geld ingelegd/geïnvesteerd en/of (een) betaling(en) verricht en/of laten verrichten en/of (een) (winst-/prijs-/betalings)afspra(a)k(en) gemaakt en/of (een) ontmoeting(en) gehad.
De rechtbank stelt vast dat vanwege uitlijning de tekst van feit 4 in de vordering tot aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging deels is weggevallen. De rechtbank heeft deze tekst verbeterd gelezen. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen

De geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft betoogd dat de dagvaarding voor wat betreft feit 4 partieel nietig is, omdat door het Openbaar Ministerie (OM) in de tenlastelegging is volstaan met een algemene omschrijving van de voorbereidingshandelingen met enkel op een moment een verwijzing naar Exclu en een beslagcode. In de tenlastelegging wordt niet geconcretiseerd waaruit de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen hebben bestaan. Gelet op de omvang van het dossier dat onderverdeeld is in acht zaaksdossiers, waarin verschillende cryptoberichtendiensten een rol spelen, met meerdere verdachten en een groot aantal trajecten, is het voor de verdediging niet duidelijk waartegen de verdachte zich heeft te verdedigen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van het bepaalde in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient de rechtbank te beraadslagen op de grondslag van de tenlastelegging. De tenlastelegging strekt er daarbij toe voor de procesdeelnemers (waaronder de rechtbank en de verdachte) de inzet van het geding en de te volgen beslissingsstructuur met de vereiste duidelijkheid vast te leggen. Met het oog daarop dient ingevolge het bepaalde in artikel 261 Sv de dagvaarding een opgave te behelzen van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse, alsmede de omstandigheden waaronder het zou zijn begaan.
Met betrekking tot het ten laste gelegde onder feit 4 overweegt de rechtbank dat de tenlastelegging in de aanhef van dit feit verwijst naar de zaaksdossiers 4 en 7 en naar de betreffende trajecten binnen die zaaksdossiers die de verdachte onder dit feit worden verweten. Het voorwerp van strafrechtelijk onderzoek in deze zaaksdossiers betrof met name communicatie tussen verdachte en medeverdachten door middel van cryptoberichten. Bovendien zijn de op basis van die trajecten verweten voorbereidingshandelingen in de tenlastelegging onder verschillende gedachtestreepjes nader geconcretiseerd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat uit de dagvaarding op dit punt voldoende blijkt wat de verdachte wordt verweten en waartegen hij zich moet verdedigen. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging.
De dagvaarding voldoet ook overigens aan alle wettelijke eisen.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De aanleiding van het opsporingsonderzoek

Onderzoek 26Stroud werd op 16 december 2022 gestart naar aanleiding van de door het Team Criminele Inlichtingen (TCI) op die dag mondeling verstrekte informatie dat medeverdachte [medeverdachte 1] zich bezig hield met de productie van en handel in synthetische verdovende middelen. Op 21 december 2022 werd door het TCI de informatie verstrekt dat [medeverdachte 1] zich samen met een nog onbekende persoon bezig hield met voorbereidingshandelingen met betrekking tot de (internationale) handel in verdovende middelen.
Sinds 28 april 2020 liep bij het Landelijk Parket het strafrechtelijke opsporingsonderzoek 26Lytham. Dit onderzoek richtte zich op de gebruikers van de versleutelde communicatiedienst Exclu. Het doel van dit onderzoek was de gebruikers van deze communicatiedienst te identificeren en de vermoedelijke criminele georganiseerde verbanden en de vermoedelijke strafbare feiten die in dat verband werden gepleegd of beraamd inzichtelijk te maken. Onder de handelsnaam Exclu werden meerdere afgeleide applicaties begrepen, waaronder ‘ExclusivePGP’, ‘Exclu Chat’, ‘Exclu Messenger’ en/of aanverwante producten van Exclu (hierna telkens te noemen: Exclu). Een Exclu-account is gekoppeld aan een zogenaamd CSN-nummer bestaande uit vijf cijfers. Daarnaast was aan dat CSN-nummer een bijnaam gekoppeld. Binnen onderzoek 26Lytham konden met toestemming van de rechter-commissaris de chatgesprekken tussen gebruikers van Exclu worden meegelezen wanneer de inhoud woorden bevatte die voorkwamen op vooraf vastgestelde woordenlijsten. Hierna werd getracht de gebruiker van het CSN-nummer te identificeren.
De hierboven beschreven informatie met betrekking tot [medeverdachte 1] was afkomstig van onderzoek 26Lytham.
Op grond van de ontsleutelde Exclu-berichten en de inzet van een aantal bijzondere opsporingsbevoegdheden in het onderzoek 26Lytham, is [medeverdachte 1] als mogelijke gebruiker van deze communicatiedienst geïdentificeerd. Ook konden meerdere van zijn tegencontacten worden geïdentificeerd. Na analyse van de beschikbaar gekomen Exclu-berichten werd bevestiging gevonden in het vermoeden dat ook anderen zich bezig hielden met – onder meer – de handel in verdovende middelen. Op basis van die berichten en na inzet van ook andere bijzondere opsporingsbevoegdheden (al dan niet in onderzoek 26Lytham en/of 26Stroud) werden ook de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] als mogelijke gebruikers van Exclu geïdentificeerd en zijn deze, evenals [medeverdachte 1] , in onderzoek 26Stroud als verdachten van strafbare feiten in beeld gekomen.
Genoemde onderzoeken hebben uiteindelijk geleid tot meerdere verdenkingen tegen voornoemde personen. [medeverdachte 1] en de verdachte zijn op 3 februari 2023 aangehouden en op die dag zijn onder meer hun woningen doorzocht en voorwerpen in beslag genomen. Op de landelijke actiedag in onderzoek 26Stroud op 18 april 2023 zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] aangehouden. Op die dag en op andere dagen hebben verschillende doorzoekingen plaatsgevonden en zijn voorwerpen in beslag genomen. Ten tijde van de actiedag was de verblijfplaats van [medeverdachte 3] niet bekend. Uiteindelijk is [medeverdachte 3] op 28 augustus 2023 aangehouden op de luchthaven van Vilnius in Litouwen, waarna hij op 19 september 2023 werd overgeleverd aan de Nederlandse autoriteiten.

De ten laste gelegde feiten

Het procesdossier bestaat onder meer uit acht zaaksdossiers waarin de onderzoeksbevindingen naar de door de verdachte en de medeverdachten binnen onderzoek 26Stroud vermoedelijk gepleegde strafbare feiten zijn neergelegd. De verdenkingen jegens de verdachte die voortvloeien uit deze zaaksdossiers komen er (kort gezegd) op neer dat hij zich (al dan niet tezamen met anderen) schuldig heeft gemaakt aan:
  • het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen gericht op de productie en/of handel of in- en uitvoer van cocaïne als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet (zaaksdossier 02) (feit 1)
  • overtreding van de Geneesmiddelenwet door opzettelijk een hoeveelheid ketamine te bereiden, in te voeren, in voorraad te hebben, af te leveren, uit te voeren of anderszins binnen of buiten Nederlands grondgebied te brengen, dan wel in ketamine een groothandel te bedrijven (zaaksdossier 04) (feit 2);
  • het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van categorie III (zaaksdossier 05) (feit 3);
  • het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen gericht op de productie en/of handel en/of in- of uitvoer van cocaïne, MDMA, amfetamine en metamfetamine als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet (zaaksdossiers 04 en 07) (feit 4).

De standpunten

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 4 (al dan niet primair) integrale vrijspraak bepleit. Met betrekking tot feit 4 heeft zij bij wijze van een subsidiair standpunt betoogd dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de onderdelen van de tenlastelegging die zijn gebaseerd op de inhoud van cryptoberichten die verstuurd zijn met accounts die niet aan de verdachte kunnen worden gekoppeld dan wel zijn verstuurd met telefoons waarvan niet kan worden vastgesteld dat deze door de verdachte zijn gebruikt. Voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 3 heeft de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Op specifieke (bewijs)verweren zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.

De opbouw van het vonnis

De rechtbank zal hierna eerst kort ingaan op de identificatie van de verdachten in onderzoek 26Stroud als gebruikers van de aan hen toegeschreven Exclu-accounts. Daarna zal de rechtbank in zijn algemeenheid een aantal overwegingen wijden aan het bewijsminimum en de interpretatie van de Exclu-berichten. Vervolgens zal de rechtbank per zaaksdossier (in de onderhavige zaak ten laste gelegd) de vraag behandelen of de verschillende verdenkingen die daaruit voortvloeien tot een bewezenverklaring kunnen leiden. Daarna zal de rechtbank zich uitlaten over de vraag of, en zo ja, welke straf aan de verdachte opgelegd zal worden. Tot slot zal de rechtbank beslissen wat er moet gebeuren met de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen en een beslissing nemen met betrekking tot de voorlopige hechtenis.

De bewijsmiddelen

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage bij dit vonnis gevoegd. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank overweegt daarbij dat zij het dossier in zijn geheel heeft beschouwd en dat de ten laste gelegde feiten en de gedachtestreepjes waarin de afzonderlijke feitelijke gedragingen zijn vervat niet los van elkaar, maar in onderling verband en samenhang, zijn bezien. Dit betekent onder meer dat de rechtbank bij de beoordeling van de feiten in het kader van een bepaald zaaksdossier tevens stukken uit andere (zaaks)dossiers van het onderzoek heeft betrokken.
Verwijzing processen-verbaal van bevindingen
In de verschillende processen-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten inhoudende de beschrijvingen van de versleutelde chatgesprekken worden deze gesprekken door de betreffende verbalisanten ook in samenvattende vorm weergegeven en geïnterpreteerd. Voor zover de rechtbank in haar overwegingen en in de bewijsbijlage naar deze processen-verbaal verwijst, heeft de rechtbank de samenvattende inhoud van de gesprekken gecontroleerd aan de hand van de onderliggende stukken (volledige weergaven) van die gesprekken en heeft hierin geen noemenswaardige verschillen geconstateerd. De rechtbank volstaat in die gevallen dan ook met de samenvattende weergave en interpretatie van de gesprekken.

De bewijsbeslissing

De identificatie van de gebruikers van de Exclu-accounts.
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen cryptoberichten (Exclu). Het einddossier bevat een aantal processen-verbaal waarin, op basis van de daarin beschreven feiten en omstandigheden, een aantal Exclu-accounts wordt toegeschreven aan de verdachten.
De vraag die, al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord, is of de verdachten te identificeren zijn als de gebruikers van bepaalde cryptoaccounts. Voor de beoordeling van de aan de verdachten ten laste gelegde feiten is (enkel) de identificatie van de gebruikers van de hieronder genoemde accounts van belang, zodat de overige accounts die in het dossier voorkomen in dit vonnis onbesproken blijven.
Door de verdediging is aangevoerd dat op grond van de inhoud van het dossier geen koppeling kan worden gelegd tussen de verdachte en het Exclu-account [accountnaam 1] . Dientengevolge kunnen de berichten die door dat account zijn verstuurd niet aan de verdachte worden gelinkt.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Door de verdachte is ontkend dat hij de gebruiker is van het account [accountnaam 1] .
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de gebruiker van het Exclu-account [accountnaam 1] op 3 januari 2023 contact heeft met een gebruiker van het Exclu-account [accountnaam 2] . In dat gesprek vertelt [accountnaam 1] dat hij de volgende dag, 4 januari 2023, een afspraak heeft met “grote vis”, later legt hij in een bericht uit dat hij hiermee een “haai” bedoelt en dat dat de persoon is van wie ze de telefoon hebben gekregen. De Engelse vertaling van haai is [accountnaam 3] . Exclu-gebruiker [accountnaam 3] is binnen onderzoek 26Lytham geïdentificeerd als verdachte [medeverdachte 1] . Uit een observatie volgt dat de verdachte op 4 januari 2023 een ontmoeting had met [medeverdachte 1] bij [restaurant] in Zaandam. Tijdens die observatie werd tevens gezien dat de verdachte wegreed in een op zijn naam gestelde Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] .
Op 18 januari 2023 heeft account [accountnaam 1] contact met [accountnaam 3] ( [medeverdachte 1] ). Ook die berichten duiden op een ontmoeting, ergens bij “het IJ” in een restaurant. Tijdens een observatie op 18 januari 2023 werd gezien dat de verdachte en [medeverdachte 1] elkaar ontmoetten in brasserie The Livingroom aan de IJburglaan in Amsterdam. Ook daar werd genoemde Volkswagen Golf van de verdachte waargenomen.
Ter terechtzitting van 3 februari 2025 heeft de verdachte bevestigd dat hij op 4 en 18 januari 2023 ontmoetingen met [medeverdachte 1] heeft gehad.
Bij een doorzoeking van de woning van de verdachte aan de [adres 2] in Amsterdam op 3 februari 2023 werd in de slaapkamer een stuk karton aangetroffen met daarop een sticker. Op die sticker stond de tekst: “Exclu Username:” en “Exclu-Password: [wachtwoord] .
Tijdens deze doorzoeking werd ook een Samsung Galaxy S20 Ultra 5G telefoon aangetroffen. Door de verdachte is ter terechtzitting verklaard dat dit zijn privételefoon was.
Op deze telefoon werd een foto aangetroffen waarop een scherm van een ander telefoontoestel te zien was. Hierop was een chatgesprek te zien van [accountnaam 4] , waarin e-mailadressen genoemd werden, waarvan er een wel goed was en de andere kennelijk niet. Op een andere foto was een scherm van een ander telefoontoestel te zien, met een chatbericht van [accountnaam 3] . In dit bericht gaf [accountnaam 3] aan dat er goed gecommuniceerd moest gaan worden, omdat hij anders zwaar voor lul staat bij die Rus. De chatberichten kwamen exact overeen met de onderschepte chatberichten uit de Exclu-chats van [accountnaam 3] en [accountnaam 4] , als omschreven in zaaksdossier 02. Door de verdachte is ter terechtzitting verklaard dat er inderdaad een foto van een scherm van een andere telefoon met daarop een Exclu-chatgesprek op zijn Samsung telefoon is aangetroffen. Die foto zou echter door een andere persoon, van wie hij de naam niet wilde noemen, met verdachtes telefoon zijn gemaakt.
Bij de doorzoeking is tevens een Google Pixel 6a telefoon aangetroffen met daarop de applicatie Exclu geïnstalleerd. Door de verdachte is ter terechtzitting verklaard dat deze telefoon van hem was.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit alle feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, genoegzaam dat de verdachte de gebruiker is geweest van het account [accountnaam 1] . De rechtbank heeft dan ook geen enkele reden om te twijfelen aan de identificatie van de verdachte als de gebruiker van dat account.
De verklaring van de verdachte dat er sprake is geweest van toevalligheden schuift de rechtbank als volstrekt onaannemelijk terzijde. De data, locaties en de volgorde van de ontmoetingen tussen de verdachte en [medeverdachte 1] , waarover in de cryptoberichten is gesproken, komen geheel overeen met de observaties van de politie. Ook de verklaring van de verdachte dat een andere persoon met de Samsung S20 telefoon van de verdachte, in het appartement van de verdachte, een schermafdruk van een andere telefoon met daarop een Exclu-bericht zou hebben gemaakt, en dat die persoon – althans zo interpreteert de rechtbank de verklaring van de verdachte – degene moet zijn geweest die óók op zowel 4 als 18 januari 2023 een ontmoeting met [medeverdachte 1] moet hebben gehad, en daarbij op die laatstgenoemde datum net als de verdachte een uitsmijter zou hebben gegeten met [medeverdachte 1] , schuift de rechtbank eveneens als volstrekt onaannemelijk terzijde.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank reeds nu het primaire verweer van de verdediging, strekkende tot een integrale vrijspraak omdat de identificatie van de verdachte als gebruiker van het Exclu-account [accountnaam 1] geen stand zou houden.
De rechtbank stelt verder op grond van de bewijsmiddelen, meer in het bijzonder de in de bewijsbijlage uitgewerkte processen-verbaal van bevindingen (identificatie en/of observatie), in onderling verband en samenhang bezien, vast dat:
  • medeverdachte [medeverdachte 1] tot 23 december 2022 gebruiker is geweest van het account [accountnaam 5] en vanaf 23 december 2022 gebruiker is geweest van het account [accountnaam 3] ;
  • medeverdachte [medeverdachte 2] gebruiker is geweest van het account [accountnaam 6] ;
  • medeverdachte [medeverdachte 3] tot 18 november 2022 gebruiker is geweest van het account [accountnaam 7] en met ingang van 25 november gebruiker is geweest van het account [accountnaam 8] ;
  • medeverdachte [medeverdachte 5] gebruiker is geweest van het account [accountnaam 4] .
De rechtbank overweegt dat de feiten en omstandigheden die aan de verschillende identificaties ten grondslag liggen, voldoende specifiek en identificerend zijn om tot een betrouwbare en juiste identificatie te kunnen komen van genoemde verdachten als de gebruikers van deze Exclu-accounts.
Algemene overwegingen.
Het bewijsminimum
Het bewijs voor de aan de verdachte ten laste gelegde feiten is in beslissende mate gebaseerd op de gegevens die zijn verkregen uit de hack van communicatiedienst Exclu. Het procesdossier bevat een door de politie gemaakte selectie van een grote hoeveelheid aan Exclu-berichten die verzonden en ontvangen zijn door de gebruikers van verschillende aan de verdachten toegeschreven accounts.
De in het procesdossier opgenomen Exclu-berichten zijn aan te merken als andere geschriften in de zin van artikel 344, eerste lid, sub 5, Sv. Op grond van dat wetsartikel kunnen dergelijke geschriften alleen gelden in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. Eén (ander) bewijsmiddel kan volstaan en dat bewijsmiddel mag ook weer een ander geschrift zijn. Aan het verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen worden geen zware eisen gesteld, in die zin dat het verband door de rechter niet uitdrukkelijk hoeft te worden aangegeven. Dit betekent dat (in dit geval) een Exclu-bericht tevens steun kan vinden in een ander Exclu-bericht (volgens het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:474 en de conclusie van de AG van 7 februari 2023, ECLI:NL:PHR:2023:163).
Op grond van het procesdossier heeft de rechtbank kunnen vaststellen dat de verdachte en de medeverdachten in deze zaak en andere onbekend gebleven personen meermalen en op verschillende momenten naar elkaars Exclu-accounts berichten hebben verstuurd en ontvangen. Hierbij zijn regelmatig afbeeldingen van (al dan niet verpakte) blokken, stempels, bankbiljetten en notities verstuurd, die de inhoud van die berichten ondersteunen. De rechtbank constateert dat de berichten – wanneer deze in onderlinge samenhang worden bezien – qua inhoud op elkaar aansluiten en dat ook de binnen de chats rondgestuurde foto’s hierbij passen.
Interpretatie van de berichten
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de chatberichten in het dossier voldoende houvast om conclusies te trekken ten aanzien van het onder feit 1, feit 2 en feit 4 ten laste gelegde. In de verschillende zaaksdossiers in onderzoek 26Stroud is door de politie een uitleg gegeven van afkortingen en termen die in de berichten zijn gebezigd. De rechtbank verenigt zich met de uitleg die de politie heeft gegeven aan de termen en afkortingen die in de chatberichten worden gebruikt. De rechtbank gaat er dus van uit dat de verdachten met andere Exclu-gebruikers communiceerden over onder andere cocaïne (bijvoorbeeld “blokken”, “Col(o)” en “Bol(i)”), metamfetamine (“Ice”), ketamine (“Ket”), contant geld (“pap”), exclusieve merkhorloges (“klok”) en duizendtallen (“k”). Deze uitleg is ook in lijn met hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is uit andere Opiumwetzaken en past bij de communicatie door middel van versleutelde berichten, de samenhang tussen de chatberichten, de bedekte termen die onderling niet tot misverstanden leiden en de afbeeldingen die bij sommige chatberichten zijn gevoegd.
Kortom: naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier geen aanwijzingen dat de chatberichten op een andere wijze zouden moeten worden uitgelegd dan door de politie is gedaan. Bij gebrek aan een aannemelijke alternatieve uitleg door de verdachte, ziet de rechtbank geen reden om een andere betekenis toe te kennen aan de chatberichten.
Het feit dat (vrijwel) geen van de stoffen – waarover in de chatberichten wordt gesproken – in beslag is genomen, is gewogen en is getest, staat naar het oordeel van de rechtbank niet aan een bewezenverklaring in de weg. Op basis van de in de chatberichten gebruikte termen, de soms bijgevoegde foto’s waarop de drugs pontificaal in beeld staan, het besproken (in- en verkoop)proces, de afgeschermde werkwijze (met versleutelde berichten, verborgen identiteiten door het gebruik van chat-ID’s) en de (door de verdachte en de medeverdachten besproken) hoogte van de met de aan- en verkoop van de middelen gemoeide geldbedragen, is het naar het oordeel van de rechtbank evident dat de berichten daadwerkelijk over verdovende middelen gingen en dat deze verdovende middelen daadwerkelijk zijn ontvangen dan wel (af)geleverd. Tot slot blijkt op geen enkele wijze uit de talloze berichten dat er iets anders is geleverd dan is overeengekomen, wat in dat geval wel in de lijn der verwachting zou liggen.
Specifieke overwegingen met betrekking tot de ten laste gelegde feiten.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2 (zaaksdossier 04)
In verschillende chatberichten tussen de verdachte en anderen wordt gesproken over “naaldjes” of “naalden”. Uit het dossier volgt dat met deze termen de werkzame stof ketamine wordt bedoeld; een stof die na productie eruitziet als bolletjes of staafjes. Uit een chatconversatie tussen [accountnaam 3] ( [medeverdachte 1] ) en [accountnaam 1] (de verdachte) volgt dat [medeverdachte 1] tegen de verdachte zegt dat die “naalden” er zijn en dat de verdachte een sample bij [medeverdachte 1] kan pakken. Op 10 januari 2023 ontvangt [medeverdachte 1] van Exclu-gebruiker [accountnaam 9] een foto waarop witte kristallen te zien zijn. [accountnaam 9] zegt daarbij “grotere naaldjes”. [medeverdachte 1] vraagt daarop aan [accountnaam 9] of hij “een handje” wil meenemen. Uit het dossier volgt dat [medeverdachte 1] en [accountnaam 9] elkaar op 10 januari 2023 hebben ontmoet. [medeverdachte 1] stuurt dezelfde afbeelding door naar de verdachte en zij maken een afspraak met elkaar. Aannemelijk is dat de verdachte van [medeverdachte 1] een hoeveelheid ketamine heeft ontvangen.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank echter niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Vooropgesteld overweegt de rechtbank dat het dossier geen bewijs bevat voor betrokkenheid van de verdachte bij het bereiden, invoeren, verkopen, afleveren, uitvoeren of anderszins binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van ketamine. Uit de beschreven feiten en omstandigheid kan wel worden afgeleid dat de verdachte een (kleine) hoeveelheid (“een handje”) ketamine voorhanden heeft gehad. Dit valt echter naar het oordeel van de rechtbank niet onder de delictsomschrijving van artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. De rechtbank overweegt dat artikel 38 van de Geneesmiddelenwet is geplaatst in de titel “Fabrikanten en groothandelaars van werkzame stoffen”. Uit de plaatsing van dit artikel in de wet volgt dat deze bepaling zich richt tot fabrikanten en groothandelaars. Mede gelet op de definitie van “het drijven van een groothandel” moet het begrip “in voorraad hebben” worden uitgelegd als het hebben van een voorraad in het kader van het drijven van een groothandel dan wel het (op grote schaal) fabriceren van werkzame stoffen. Omdat op basis het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich bezig hield met het drijven van een (legale of illegale) groothandel, kan niet worden bewezen verklaard dat hij de hoeveelheid ketamine in voorraad heeft gehad in de zin van artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. Het dossier bevat bovendien onvoldoende bewijs dat er sprake is geweest van het in voorraad hebben van een zodanige hoeveelheid ketamine in het kader van het drijven van een groothandel. De tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte aangetroffen handgeschreven notitie met de tekst “keta naaldjes” en “100 kg” acht de rechtbank daarvoor onvoldoende, omdat het dossier geen steunbewijs bevat voor het in voorraad hebben van die hoeveelheid ketamine.
Ten aanzien van feit 1 (zaaksdossier 02)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] vanaf 5 oktober 2022 chatgesprekken voerde met anderen over een voorgenomen transport van 400 tot 500 kilogram cocaïne vanuit Ecuador naar Sint-Petersburg (Rusland). Deelnemers aan deze gesprekken waren onder meer medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] . Er werd gesproken over in- en verkoopprijzen, de manier van het plaatsen van de illegale lading in een zeecontainer en het regelen van een deklading. In de chatgesprekken werd gesproken over verkoopprijzen van “27” (€ 27.000,-) tot “33” (€ 33.000,- ) met een gemiddelde van “30k” (€ 30.000 euro) en inkoopprijzen van “5” tot “5.5” (€ 5.000,- à € 5.500,-). Uit recente politieonderzoeken is gebleken dat verkoop/handelswaarde van één kilo cocaïne binnen Europa € 27.000,- tot
€ 32.000,- betreft en de inkooprijs cocaïne in Latijns- / Zuid-Amerika circa € 5.500,- bedraagt.
De grootste uitdaging bleek het regelen van een deklading, omdat dit geen bederfelijke waar (bijvoorbeeld vers fruit of vis) mocht zijn, omdat dergelijke ladingen altijd werden gecontroleerd. Afgesproken werd dat de deklading uit ingeblikt fruit moest bestaan. Uit de berichten van [medeverdachte 3] volgt dat hij in Sint-Petersburg zou beschikken over corrupte havenmedewerkers. De term hiervoor die in de gesprekken werd gebruikt is “deur”. Uit een gesprek van 18 november 2022 volgt dat een corrupte havenmedewerker in Sint-Petersburg een percentage van 20 procent eiste en ook direct contant uitbetaald wilde worden.
Uit de gesprekken volgt dat [medeverdachte 1] aangaf dat een onbekend gebleven persoon die werd aangeduid als “de Rus” alles in Sint-Peterburg zou regelen en dat [accountnaam 4] (geïdentificeerd als [medeverdachte 5] ) dit deed in Ecuador. [medeverdachte 1] was de connectie tussen allen.
De verdachte speelde vanaf 4 januari 2023 met betrekking tot het voorgenomen transport een rol. Op die dag geeft [medeverdachte 1] aan [accountnaam 4] aan dat hij die middag één van de “zetters” weer ziet. Later die dag vond er een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte 1] en de verdachte. De verdachte vroeg kort daarna via een chatbericht aan [medeverdachte 1] om een lijst van bv’s die gebruikt zouden kunnen worden. [medeverdachte 1] bericht dat hij een foto heeft gezonden. Gedurende de voorbereidingen van het transport regelde de verdachte samen met [medeverdachte 1] aldus de bv’s waaronder het transport zou gaan vallen.
Uit chatberichten in de week van 16 tot en met 22 januari 2023 vraagt de verdachte aan [medeverdachte 1] waar er “gezet” kan worden. [medeverdachte 1] antwoordt daarop dat het in de vloer en het plafond kan. Hij zegt dat de verdachte in zijn Signal moet kijken, want daarin staat wat “ze” moeten doen. De rechtbank acht gelet hierop genoegzaam gebleken dat de verdachte wist dat er naast de deklading ook cocaïne vervoerd zou gaan worden. Opzet van de verdachte op de strafbare voorbereidingshandeling kan dan ook worden bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte zich in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen gericht op het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne, zoals aan de verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 4 (zaaksdossiers 04 en 07)
Partiële vrijspraak “traject 15” en “trajecten Sky-accounts” (zaaksdossier 07)
Uit het dossier volgt met betrekking tot “traject 15” dat de verdachte op 31 januari 2023 via Signal heeft gechat met een NN-persoon met de gebruikersnaam [accountnaam 10] . Door de verdachte worden in dat gesprek een filmpje van diverse blokken van vermoedelijk cocaïne gestuurd en daarbij bericht hij “deze 23.25”. Door [accountnaam 10] wordt hierop niet gereageerd. Bij gebrek aan enig steunbewijs acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, dit traject niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de ten laste gelegde “trajecten Sky-accounts” overweegt de rechtbank als volgt. Vanuit onderzoek 26Argus is informatie aan onderzoek 26Stroud verstrekt over de gebruiker van het Sky ECC-account [accountnaam 11] . Volgens een TCI-proces-verbaal zou dat account in gebruik zijn bij de verdachte. Ook de opvolgende accounts [accountnaam 12] en [accountnaam 13] zouden door de verdachte zijn gebruikt. De rechtbank overweegt dat de koppeling tussen het account [accountnaam 11] en de verdachte niet op een TCI-proces-verbaal kan worden gebaseerd, maar uit andere bewijsmiddelen moet blijken. De rechtbank is van oordeel dat het dossier weliswaar aanwijzingen bevat dat de verdachte gebruiker is geweest van deze drie Sky-accounts, maar dat die aanwijzingen in het onderhavige geval, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, onvoldoende zijn om met een voldoende mate van zekerheid te kunnen vaststellen dat deze accounts aan de verdachte toebehoorden. Hoewel
de rechtbank niet blind is voor de overeenkomsten tussen de naam van het door de verdachte gebruikte Exclu-account [accountnaam 1] en de Sky-accountnaam “ [accountnaam 1] ” en de opvolgende accountnamen “ [accountnaam 1] ” en “ [accountnaam 1] ”, acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de Sky-accountnamen in het onderhavige geval te generiek om op grond daarvan een verband te leggen met het door de verdachte gebruikte Exclu-account [accountnaam 1] . De overige door de officier van justitie naar voren gebrachte omstandigheden op basis waarvan zij een koppeling heeft gemaakt tussen de Sky-accounts en de verdachte acht de rechtbank onvoldoende specifiek om te komen tot het oordeel dat de verdachte van die accounts de gebruiker is geweest. Gelet hierop acht de rechtbank de onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hebben op de “trajecten Sky-accounts” niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte daarvan eveneens vrijspreken.
Overige trajecten
trajecten 3 en 4 van zaaksdossier 04 (Exclu)
Uit de Exclu-berichten, waarvan de tekst veelal in samenvattende vorm is opgenomen in de bewijsbijlage, volgt dat de verdachte op 14 januari 2023 bij [medeverdachte 1] heeft geïnformeerd over een afzetmarkt voor ‘ice’ in Polen. Met ‘ice’ wordt metamfetamine (crystal meth) bedoeld. [medeverdachte 1] geeft aan de verdachte op 17 januari 2023 te willen ontmoeten om dit te bespreken. Op 18 januari 2023 vindt vervolgens een ontmoeting tussen beiden plaats. Gelet hierop acht de rechtbank het in vereniging plegen van strafbare voorbereidingshandelingen gericht op de uitvoer van metamfetamine (traject 3) wettig en overtuigend bewezen.
Uit een chatconversatie tussen de verdachte en [medeverdachte 1] van 12 januari 2023 is op te maken dat de verdachte bij [medeverdachte 1] informeert naar de mogelijkheid om “M af te draaien”. Met “M” wordt MDMA bedoeld en met “afdraaien” de productie daarvan. [medeverdachte 1] geeft aan “100p afgooien en 25 terug”. Met “p” wordt PMK, een precursor van MDMA, bedoeld. Naar het oordeel van de rechtbank is uit dit gesprek op te maken dat de verdachte 100 kilo/liter PMK aan [medeverdachte 1] moet leveren en dat de verdachte hier 25 kilogram MDMA voor terugkrijgt. Gelet hierop acht de rechtbank het in vereniging plegen van strafbare voorbereidingshandelingen gericht op de productie van MDMA (traject 4) wettig en overtuigend bewezen.
trajecten 1, 2, 6, 7, 8, 13, 14 en 16 van zaaksdossier 07 (iPhone 12)
Bij een doorzoeking van de woning van de verdachte op 3 februari 2023 werd in de slaapkamer naast zijn bed onder meer een Apple iPhone 12 aangetroffen en in beslag genomen. Op deze telefoon zijn talloze chatberichten aangetroffen, onder meer gevoerd met de applicaties Signal en Threema, waarvan de inhoud is te beschouwen als voorbereidingshandelingen gericht op het plegen van handel in cocaïne en amfetamine.
Door de verdachte is ter terechtzitting ontkend dat deze telefoon van hem was. Naast de omstandigheid dat de telefoon op de slaapkamer van de verdachte naast zijn bed is aangetroffen, volgt uit het dossier dat op deze telefoon biologisch celmateriaal is aangetroffen waarvan het DNA-profiel matcht met dat van de verdachte met een bewijskracht van meer dan 1 miljard. Verder was aan deze telefoon een groot aantal useraccounts gekoppeld, zoals bijvoorbeeld [e-mailadres] (iCloud/Apple-ID) en [broer verdachte] (ScreenTime). Uit onderzoek binnen de politiesystemen is gebleken dat de naam [broer verdachte] , geboortedatum [1974] , is geregistreerd als alias van de verdachte. Gebleken is dat [broer verdachte] , geboren [1973] , de broer is van de verdachte. Deze broer staat niet ingeschreven op de het adres van de verdachte. Ter terechtzitting is door de verdachte benadrukt dat de iPhone 12 niet van zijn broer was. De hem gestelde vraag van wie de telefoon dan wel was, heeft de verdachte niet kunnen of willen beantwoorden. Het oordeel van de rechtbank dat de telefoon wel degelijk van de verdachte is, wordt gesterkt door het aantreffen van inhoudelijke communicatie op die telefoon over een voorgenomen transport van 500 kilogram cocaïne vanuit Ecuador naar Sint-Petersburg (trajecten 10, 11 en 12); een transport waarmee de verdachte in verband kan worden gebracht, omdat hij daarover met het Exclu-account [accountnaam 1] met anderen heeft gecommuniceerd, zoals hiervoor door de rechtbank met betrekking tot feit 1 al is overwogen. Uit al het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dan ook genoegzaam dat de aangetroffen iPhone 12 in gebruik was bij de verdachte. Diens verklaring dat deze telefoon niet bij hem in gebruik was, schuift de rechtbank als onaannemelijk terzijde.
Op grond van de uitgewerkte bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in vereniging met anderen zich ook schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen gericht op de productie en/of handel en/of in- of uitvoer van cocaïne en amfetamine als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.

Voorwaardelijk verzoek tot heropenen onderzoek

De verdediging heeft geen afstand gedaan van de door de rechtbank toegewezen, maar nog niet gehoorde, getuige (tevens medeverdachte) [medeverdachte 5] . Zij heeft de rechtbank verzocht bij tussen- of eindvonnis hierover een beslissing te nemen en eventueel het onderzoek te heropenen indien zij daartoe aanleiding ziet.
Bij beslissing van 21 maart 2024 is door de rechtbank het verzoek van de verdediging om getuige [medeverdachte 5] te horen toegewezen. Uit een drietal processen-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van september en november 2024 en januari 2025 met betrekking tot het aan de autoriteiten van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) gerichte rechtshulpverzoek, leidt de rechtbank af dat het niet aannemelijk is dat deze getuige binnen een afzienbare termijn kan worden gehoord. Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank dat het op dit moment nog volstrekt onduidelijk is binnen welke termijn het rechtshulpverzoek door de VAE-autoriteiten zal worden ontvangen en vervolgens in werking zal kunnen worden gezet en wanneer de getuige, zo hij al in Dubai getraceerd zal kunnen worden, daadwerkelijk zal worden gehoord. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om het onderzoek ter terechtzitting te heropenen, teneinde deze getuige alsnog te doen horen. In dit stadium van het geding betrekt de rechtbank bij haar beslissing tevens dat uit de onderbouwing van het verzoek tot het horen van deze getuige niet specifiek is gebleken wat deze getuige in ontlastende zin zou kunnen verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank is de verdachte hierdoor niet geschaad in zijn recht op een eerlijk proces.

De bewezenverklaring

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte
1.in de periode van 1 oktober 2022 tot en met 3 februari 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,-een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of-zich en/of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wisten of ernstige redenen had/hadden om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)- een of meerdere (crypto)telefoon(s) voorhanden gehad en/of- (via die (crypto)telefoon(s)) onder meer gecommuniceerd over1. De aan- en verkoopprijzen die gangbaar zijn voor de aan- en verkoop van (kilo’s) cocaïne en/of2. De verkoop en/of het vervoer (vanuit Ecuador) van cocaïne, althans een of meer middelen als bedoeld in lijst I van de Opiumwet, in/naar Sint-Petersburg en/of3. (Het regelen van) een deklading voor het vervoer van en/of het heimelijk vervoeren van cocaïne, althans een of meer middelen als bedoeld in lijst I van de Opiumwet en/of4. (Het regelen en/of betalen van) gecorrumpeerde (haven)medewerkers;
3.op 3 februari 2023 te Amsterdam
- een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk CZ en- munitie van categorie III, te weten 11 kogelpatronen van het kaliber 9x19mm,voorhanden heeft gehad;
4.hij in de periode van 6 februari 2020 tot en met 3 februari 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne en/of- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) MDMA en/of- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) amfetamine en/of- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) metamfetamine,zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine en/of metamfetamine elk een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of- (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtesmededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),hebbende hij, verdachte, en (een of meer van) zijn mededader(s)* gechat en/of gesproken en/of informatie ingewonnen/gedeeld en/of overlegd over:- de verkrijging/aankoop en/of de verkoopprijs en/of de kosten en/of de kwaliteit en/of het (regelen van) transport en/of de (handels)voorraad en/of de verpakking en/of de(af)levering en/of de in-/uitvoer en/of het (daartoe) opzetten en/of (laten) testen van (een) traject(en)/route(s) en/of de (internationale) handel van/in/voor een of meer van bovengenoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of- de verkrijging/aankoop en/of (af)levering en/of het regelen van (een) (pre-)precursor(en)/grondstof(fen) - waaronder PMK en/of apaan - voor de bereiding van een of meer van genoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of de (wijze van) bereiding/productie van een of meer van die middelen en/of* (een) (potentiële) leverancier(s) en/of (potentiële) koper(s) van/voor een of meer van voornoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I gezocht en/of benaderd en/of een of meer van die middelen (aan elkaar) ter (ver)koop aangeboden en/of verkocht en/of (af)geleverd en/of* gecorrumpeerde medewerker(s) geregeld en/of betaald en/of* in het kader van voormelde activiteiten met elkaar middels chatapplicaties op de iPhone 12 (met beslagcode HE046.02.04.001) en de cryptocommunicatiedienst EXCLU gecommuniceerd en/of contact gehad en/of gehouden en/of geld ingelegd/geïnvesteerd en/of (een) betaling(en) verricht en/of laten verrichten en/of (een) (winst-/prijs-/betalings)afspra(a)k(en) gemaakt en/of (een) ontmoeting(en) gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren;
  • een geldboete van € 30.000,-.
Het standpunt van de verdediging.
In het geval dat de rechtbank tot een bewezenverklaring en strafoplegging zou overgaan, heeft de verdediging met verwijzing naar rechterlijke uitspraken in soortgelijke strafzaken matiging van de eis van de officier van justitie bepleit. Door de verdediging is benadrukt dat er geen sprake is geweest van een voltooide invoer van verdovende middelen. Dit rijmt met de omstandigheid dat bij de doorzoekingen met betrekking tot de verdachte geen duizenden euro’s of dure auto’s zijn aangetroffen. Ook van een exorbitante leefstijl van de verdachte is niet gebleken. Een passende straf voor strafbare voorbereidingshandelingen is in de ogen van de verdediging gelegen tussen 18 en 54 maanden gevangenisstraf. De verdediging heeft er verder op gewezen dat de verdachte sinds 10 oktober 2023 is geschorst en dat de angst van het OM dat de verdachte gedurende die schorsing zou recidiveren onterecht is gebleken. Ook is de verdachte voorafgaand aan zijn schorsing gedurende twee geschorst geweest in verband met het overlijden van zijn vader. Na ommekomst van die periode heeft de verdachte zich volgens afspraak weer gemeld bij de penitentiaire inrichting.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan de verdachte dienen te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte waaronder zijn draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met anderen voorbereidingshandelingen gepleegd voor de productie en handel in en/of de invoer van verschillende soorten harddrugs. De communicatie in dit kader vond met name plaats via versleutelde berichten. Met betrekking tot het opzetten van een transport van 500 kilo cocaïne vanuit Ecuador naar Sint-Petersburg regelde de verdachte bv’s die gebruikt zouden kunnen worden. Uit de communicatie is gebleken dat de verdachte volledig op de hoogte was van de wijze waarop de cocaïne gesmokkeld zou gaan worden. De rechtbank overweegt dat het transport niet is doorgegaan omdat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] tijdig zijn aangehouden. Uit de communicatie volgde bovendien dat medeverdachten konden beschikken over vervoer en toegang hadden tot corrupte havenwerkers of douaniers die medewerking zouden verlenen aan het doorlaten van de verdovende middelen. Deze vormen van corruptie tasten het onderlinge vertrouwen binnen de (internationale) samenleving in hoge mate aan en ondermijnen de democratische rechtstaat.
Ook met betrekking tot andere drugsgerelateerde transacties had de verdachte een faciliterende rol; zo regelde hij onder meer grondstoffen en potentiële kopers voor verdovende middelen. Er is met andere woorden sprake is geweest van ondermijnende criminaliteit op grote schaal en niet van een incident.
Met zijn handelen heeft de verdachte een belangrijke bijdrage geleverd aan de instandhouding van de handel in drugs. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Handel in harddrugs gaat vaak gepaard met overlast voor de samenleving en met vormen van zware criminaliteit waarbij geweld niet wordt geschuwd.
Tot slot heeft de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie brengt grote risico’s met zich voor de veiligheid van personen. Het bij de verdachte aangetroffen wapen en de munitie vormen een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit daarvan maar al te vaak leidt tot gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien. In dit kader overweegt de rechtbank dat het vuurwapen gebruiksklaar lag op het aanrecht in de woning van de verdachte. Dergelijke wapens worden bovendien steeds vaker gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten, zoals bijvoorbeeld liquidaties. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt daarmee een groeiend maatschappelijk probleem.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij wat betreft de Opiumwetdelicten op geen enkele wijze ook maar enige verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Dit zal de rechtbank in de straftoemeting in het nadeel van de verdachte laten meewegen.
De persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij, zij het al langer geleden, al vaker met justitie in aanraking is geweest, voor overtreding van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Die veroordelingen en opgelegde straffen hebben de verdachte er in ieder geval
niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan (deels vergelijkbare) misdrijven.
De op te leggen straffen
Voor de onder feit 1 en feit 4 bewezen verklaarde strafbare voorbereidingshandelingen bestaan geen oriëntatiepunten. De rechtbank heeft daarom gekeken naar wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd.
Voor wat betreft de Wet wapens en munitie nemen de oriëntatiepunten voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III in een woning een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden als uitgangspunt en voor het voorhanden hebben van munitie een geldboete. De rechtbank hecht eraan te benadrukken dat deze oriëntatiepunten slechts een richtsnoer vormen bij het bepalen van de op te leggen straf, waarbij het de rechter vrijstaat om van deze oriëntatiepunten af te wijken.
De rechtbank zal een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank de verdachte van feit 2 zal vrijspreken en ten aanzien van feit 4 tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat de hierna op te leggen straf in overeenstemming is met de aard en ernst van het bewezen verklaarde.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Met de officier van justitie acht de rechtbank ook de oplegging van een onvoorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 30.000,- passend en in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Met betrekking tot deze op te leggen geldboete zal de rechtbank, overeenkomstig het bepaalde in artikel 24c Sr, voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, bevelen dat vervangende hechtenis voor de duur van 185 dagen zal worden toegepast.
Overschrijding redelijke termijn
Artikel 6, eerste lid, van het EVRM waarborgt het recht van een verdachte op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn. Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren, nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank neemt in de onderhavige zaak bij de bepaling van de aanvang van deze termijn 3 februari 2023 als uitgangspunt. Op deze datum is de verdachte door de politie voor de eerste keer als verdachte gehoord. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat bij de strafvervolging van de verdachte de redelijke termijn met ongeveer anderhalve maand is overschreden. Gezien deze minimale overschrijding volstaat de rechtbank met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Voorlopige hechtenis
Door de verdediging is schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis bepleit tot het onherroepelijk worden van de zaak.
De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 10 oktober 2023 geschorst. De rechtbank heeft die schorsing toen echter uitdrukkelijk begrensd tot de datum van de einduitspraak. Op het moment van het uitspreken van dit vonnis is de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte van rechtswege beëindigd en herleeft de voorlopige hechtenis.
De rechtbank is van oordeel dat de ernstige bezwaren en de recidivegrond onverkort gelden.
Gezien de aard en ernst van het thans bewezen verklaarde acht de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in deze stand van het geding ondergeschikt geworden aan het belang van de strafvordering en het belang dat de maatschappij heeft bij het voortduren van de voorlopige hechtenis van de verdachte, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt de aan de verdachte op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van forse duur. De rechtbank wijst daarom het verzoek van de verdediging tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis af.

De motivering met betrekking tot het beslag

Strafvorderlijk beslag (artikel 94 Sv)
Uit de lijst van in beslag genomen voorwerpen, als bijlage gevoegd bij het requisitoir van de officier van justitie, leidt de rechtbank af dat er strafvorderlijk beslag rust op de volgende voorwerpen:
1. patroonhouder inclusief kogels (goednummer PL2600-LERBE22005_756487);
2. een pistool, merk CZ (goednummer PL2600-LERBE22005_756486) [op de beslaglijst ten onrechte aangeduid als revolver];
4. een cilinderfles met lachgas (goednummer PL2600-LERBE22005_756518);
5. een gripzakje met hasj (goednummer PL2600-LERBE22005_756489);
6. een telefoon, merk Samsung, type Galaxy S20 Ultra 5G, kleur zilver (goednummer PL2600-LERBE22005_756496);
7. een telefoon, merk Apple, type iPhone 12, kleur zwart (goednummer PL2600-LERBE22005_756497);
8. een telefoon, merk Google, type Pixel, kleur donkergrijs, (goednummer PL2600-LERBE22005_756491);
9. een tablet, merk Samsung (goednummer PL2600-LERBE22005_756494);
10. een tablet, merk Samsung, kleur zwart, inclusief toetsenbord (goednummer PL2600-LERBE22005_756510),

alsmede op volgende (door de rechtbank doorgenummerde) voorwerpen:

11. een telefoon, merk Samsung, kleur zwart, in hoesje dual sim (goednummer LERBE22005_756504);
12. een telefoon, merk Apple, kleur roze met oranje sticker achterkant (goednummer LERBE22005_756521);
13. een telefoon, merk Apple, type iPhone 7, kleur zwart met sticker achterkant (goednummer LERBE22005_756516).
De officier van justitie heeft gevorderd:
  • verbeurdverklaring van de voorwerpen onder nummers 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13;
  • onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen onder nummers 1, 2, 4 en 5.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de telefoons onder nummers 6, 7 en 8 vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de onder 1 en 4 bewezen verklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan de verdachte toebehoorden.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de hiervoor onder nummer 1 genoemde patroonhouder inclusief munitie en het onder nummer 2 genoemde pistool onttrekken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen verklaarde onder feit 3 is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verdovende middelen onder nummers 4 en 5 eveneens vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeerd, omdat deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane misdrijven zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven, en deze voorwerpen toebehoren aan de verdachte.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat bij gelegenheid van het onderzoek naar een mogelijk door de verdachte begaan misdrijf, een aantal tablets en telefoons in beslag zijn genomen (nummers 9 tot en met 13). Uit het dossier volgt niet direct dat er (een) eigenaar(s) van deze voorwerpen bekend is/zijn. De rechtbank overweegt dat tablets en telefoons op zichzelf beschouwd niet van een zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Reeds hierom zijn deze voorwerpen niet vatbaar voor een onttrekking aan het verkeer. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen aan wie deze voorwerpen toebehoorden en voorts is niet gebleken dat deze goederen zijn verkregen door middel van de bewezen verklaarde feiten dan wel zijn gebruikt in verband daarmee. De voorwerpen zijn daarom niet vatbaar voor een verbeurdverklaring. De rechtbank zal daarom ten aanzien van deze voorwerpen de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 10a van de Opiumwet en de artikelen 2, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie
De uitspraak.
De rechtbank:
spreekt de verdachte vrij van het ten laste gelegde onder feit 2;
verklaart het onder feit 1, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder feit 1, feit 3 en feit 4 bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of zich en/of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of zich en/of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straffen:
* een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 jaren;
beveelt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan de verdachte opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
* een
geldboete van € 30.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
185 dagen hechtenis;
legt op de volgende
bijkomende straf:
* verbeurdverklaringvan de hierna te noemen in beslag genomen goederen, te weten:
6. een telefoon, merk Samsung, type Galaxy S20 Ultra 5G, kleur zilver (goednummer PL2600-LERBE22005_756496);
7. een telefoon, merk Apple, type iPhone 12, kleur zwart (goednummer PL2600-LERBE22005_756497);
8. een telefoon, merk Google, type Pixel, kleur donkergrijs, (goednummer PL2600-LERBE22005_756491);
legt op de volgende
maatregel:
*
onttrekking aan het verkeervan de hierna te noemen in beslag genomen goederen, te weten:
1. patroonhouder inclusief kogels (goednummer PL2600-LERBE22005_756487);
2. een pistool, merk CZ (goednummer PL2600-LERBE22005_756486) [op de beslaglijst ten onrechte aangeduid als revolver];
4. een cilinderfles met lachgas (goednummer PL2600-LERBE22005_756518);
5. een gripzakje met hasj (goednummer PL2600-LERBE22005_756489);
gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het hierna te noemen in beslag genomen goederen, te weten:
9. een tablet, merk Samsung (goednummer PL2600-LERBE22005_756494);
10. een tablet, merk Samsung, kleur zwart, inclusief toetsenbord (goednummer PL2600-LERBE22005_756510),
11. een telefoon, merk Samsung, kleur zwart, in hoesje dual sim (goednummer LERBE22005_756504);
12. een telefoon, merk Apple, kleur roze met oranje sticker achterkant (goednummer LERBE22005_756521);
13. een telefoon, merk Apple, type iPhone 7, kleur zwart met sticker achterkant (goednummer LERBE22005_756516).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. Kraniotis, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. C.W.H. Houg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 24 maart 2025.