14.2.De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de betere staat van onderhoud van deze referentie door deze als bovengemiddeld te waarderen. Daarnaast stelt de heffingsambtenaar terecht dat de andere vergelijkingsobjecten beter vergelijkbaar lijken met eisers woning, nu [vergelijkingsobject 2] een geschakelde woning is, en de andere vergelijkingsobjecten en de woning van eiser vrijstaande woningen zijn. Uit de overgelegde luchtfoto blijkt dat [vergelijkingsobject 2] aan twee kanten geschakeld is aan andere woningen. De heffingsambtenaar heeft op de zitting toegelicht dat bij de woning van eiser de garage en de woning niet tegen elkaar aan staan. De rechtbank constateert dat eisers woning dus ook volgens de door hem genoemde definitie van de Waarderingskamer een vrijstaande woning is en de [vergelijkingsobject 2] een geschakelde woning is. Over de geïndexeerde verkoopprijs van [vergelijkingsobject 2] merkt de rechtbank op dat een eenvoudige rekensom uitwijst dat € 578.000 de juiste geïndexeerde verkoopprijs is. In de eerdere matrix was dit niet juist opgenomen, maar dit is in de matrix van 10 februari 2025 gecorrigeerd.
15. Eiser stelt dat de voorzieningen van [vergelijkingsobject 3] ten onrechte als ondergemiddeld zijn gewaardeerd en stelt dat dit moet worden gecorrigeerd. De heffingsambtenaar stelt dat de voorzieningen gedateerd zijn in vergelijking tot de andere vergelijkingsobjecten en dat deze daarom terecht als ondergemiddeld zijn gewaardeerd. De taxateur van de heffingsambtenaar heeft op de zitting toegelicht dat op basis van de foto’s [vergelijkingsobject 3] duidelijk meer gedateerd is in zodanige mate dat dit een ondergemiddelde waardering rechtvaardigt. De enkele stelling van eiser dat dit anders is, maakt niet dat de rechtbank aanleiding ziet om te twijfelen aan het oordeel van een deskundig taxateur.
16. Eiser stelt dat het vergelijkingsobject [vergelijkingsobject 4] ten onrechte als gemiddeld is gewaardeerd. Deze woning is namelijk zeer goed onderhouden en de voorzieningen zijn recentelijk gerenoveerd. Eiser stelt dat de factoren kwaliteit, onderhoud en voorzieningen daarom als bovengemiddeld moeten worden gekwalificeerd. Eiser wijst erop dat dit vergelijkingsobject in een ander dossier ook als bovengemiddeld is gekwalificeerd. De heffingsambtenaar stelt dat kwaliteit en onderhoud niet bovengemiddeld zijn, maar de voorzieningen wel. De heffingsambtenaar heeft de waardematrix daarom aangepast. De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar de voorzieningen van [vergelijkingsobject 4] heeft bijgesteld naar een bovengemiddelde waardering. Daarover bestaat dus geen geschil meer. Eisers stelling dat de kwaliteit en onderhoud van [vergelijkingsobject 4] bovengemiddeld is, wordt verder niet onderbouwd, terwijl de gemachtigde van eiser op de zitting heeft erkend dat hij wel toegang heeft tot het systeem waarin de verkoopbrochures zijn opgenomen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende heeft toegelicht dat er geen aanleiding is om ook de kwaliteit en onderhoud van dit vergelijkingsobject als bovengemiddeld te waarderen. Het argument van eiser slaagt dus niet.
17. Eiser stelt verder dat de heffingsambtenaar er ten onrechte vanuit is gegaan dat zijn woning een bovengemiddeld onderhouds- en voorzieningenniveau heeft. De laatste onderhoudsbeurt/verbouwing heeft in 2016 plaatsgevonden. De voorzieningen en het onderhoud zijn daarom maximaal gemiddeld te noemen. Doordat deze onderdelen door de heffingsambtenaar te positief zijn beoordeeld, is de eindwaarde te hoog vastgesteld. De heffingsambtenaar wijst erop dat de taxateur in de waardematrix de staat van onderhoud als gemiddeld heeft gewaardeerd. De rechtbank constateert dat deze wijziging van goed naar gemiddeld in de waardematrix er niet toe heeft geleid dat de woning lager wordt gewaardeerd dan de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde.
18. De gemachtigde van eiser heeft op de zitting gewezen op de omstandigheid dat de heffingsambtenaar de overkapping van de woning heeft getaxeerd op € 400 per m2, terwijl de overkappingen bij de andere referenties zijn getaxeerd op € 200 per m2. De rechtbank overweegt dat de gemachtigde van eiser dit argument weliswaar niet eerder heeft genoemd, maar dat het toestaan van dit argument niet leidt tot strijd met de goede procesorde. De heffingsambtenaar was op de zitting namelijk in staat om op dit punt te reageren. De heffingsambtenaar kan niet verklaren waarom de overkapping van eisers woning hoger is gewaardeerd en erkent dat ook zijn overkapping getaxeerd zou moeten zijn op € 200 per m2. Aanpassing hiervan leidt echter niet tot een lagere waarde dan de beschikte waarde. Gelet op deze toelichting van de heffingsambtenaar ziet de rechtbank geen aanleiding om gelet op de onjuiste getaxeerde waarde van de overkapping aan de vastgestelde waarde van de woning te twijfelen.
19. Eiser stelt dat ook de woningen aan de [object 1] en [object 2] gebruikt zouden moeten worden ter onderbouwing van de waarde. Eiser verwijst daarbij naar de arresten van de Hoge Raad van 29 april 2022en van 3 maart 2023. Deze objecten onderbouwen namelijk duidelijk een lagere waarde. [object 1] is op 16 juni 2021 verkocht voor € 720.000. [object 2] is verkocht op 11 oktober 2021 voor € 725.000. De heffingsambtenaar stelt dat hij niet kan worden verplicht om bepaalde objecten te gebruiken ter onderbouwing en stelt dat het eiser vrijstaat zelf een taxatierapport in te dienen. Op de zitting heeft de taxateur van de heffingsambtenaar toegelicht waarom de door eiser genoemde woningen minder geschikt zijn als vergelijkingsobject. Deze woningen zijn namelijk beduidend groter dan de woning van eiser; [object 2] is 41 m2 groter en [object 1] is 69 m2 groter. Gelet op het verschil in gebruiksoppervlakte zijn de woningen minder goed bruikbaar ter vergelijking. De rechtbank kan deze toelichting volgen en oordeelt dat de heffingsambtenaar hiermee, mede gelet op de door eiser genoemde arresten van de Hoge Raad, voldoende heeft gereageerd op de door eiser aangedragen vergelijkingsobjecten. De rechtbank ziet geen aanleiding om gelet op de verkoopprijzen van deze woningen te twijfelen aan de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van de woning.
20. Eiser heeft geen relevante stukken ingebracht ten aanzien van de waarde van de woning, bijvoorbeeld een taxatierapport, die aanleiding geven tot een lagere waarde. De door eiser bepleite waarde van € 650.000 berust op een schatting die niet is onderbouwd. Daardoor leidt die gestelde waarde niet tot twijfel aan de waarde die de heffingsambtenaar heeft vastgesteld.
21. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning aannemelijk heeft gemaakt en dat de WOZ-waarde van € 694.000, mede gelet op de getaxeerde waarde van € 699.000, niet te hoog is.