ECLI:NL:RBOBR:2025:1563

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
24/3113
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep Stichting Comité N65 tegen college van burgemeester en wethouders van Vught over besluitvorming inzake verkeersweg N65

In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van Stichting Comité N65 tegen de reactie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught op hun verzoek om effectieve actie te ondernemen met betrekking tot de verkeersweg N65. De rechtbank concludeert dat de reactie van het college van 2 juli 2024 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar dat het college wel verplicht was om te beslissen op het bezwaar van de Stichting. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk. De rechtbank is niet bevoegd om inhoudelijk te oordelen over het verzoek van eiseres, omdat dit niet als een besluit kan worden aangemerkt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op bezwaren, ook als de reactie zelf geen rechtsgevolg heeft. De rechtbank wijst erop dat de Stichting geen verzoek om een besluit heeft ingediend, maar dat het college wel moest reageren op het bezwaar dat de Stichting had gemaakt. De rechtbank vernietigt de weigering van het college om te beslissen op het bezwaar en bepaalt dat het college het door eiseres betaalde griffierecht moet terugbetalen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/3113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2025 in de zaak tussen

Stichting Comité N65, uit Vught, eiseres

(gemachtigde: mr. drs. C. Spil),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught, het college

(gemachtigden: mr. R.P. Randewijk en J.E.M. Fritschy).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de reactie van het college op het verzoek van eiseres om - samengevat weergegeven - “effectieve N-65 actie” te ondernemen en het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar.
Het college heeft deze reactie bij brief van 2 juli 2024 aan eiseres gegeven.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft beroep op 17 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de reactie van het college van 2 juli 2024 een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en of het college behoorde te beslissen op het bezwaar dat zij tegen de reactie van 2 juli 2024 heeft gemaakt.
3. De rechtbank komt hierna tot het oordeel dat de reactie van het college van 2 juli 2024 geen besluit is in de zin van de Awb, maar dat het college wel moest beslissen op het bezwaar dat zij daartegen heeft gemaakt. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bezwaar van eiseres alsnog niet-ontvankelijk verklaren. Deze beslissingen staan aan het einde van deze uitspraak. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De wetgeving die voor deze uitspraak van belang is, staat in de bijlage.

Voorgeschiedenis

5. De gemeente Vught, de provincie Noord-Brabant en het Rijk hebben in het verleden plannen ontwikkeld voor de ombouw en verlegging van de verkeersweg N65 tussen Vught en Helvoirt. Deze plannen hebben geleid tot een voorkeursalternatief (VKA+). Hiervoor zijn de bestemmingsplannen “N65 Vught” en “N65 Helvoirt” vastgesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft op 21 december 2022 [1] deze bestemmingsplannen vernietigd, onder meer omdat onduidelijk was of, en zo ja, in hoeverre de stikstofuitstoot schade toebrengt aan Natura 2000-gebied “Loonse- en Drunense Duinen & Leemkuilen”.
6. De gemeente Vught is vervolgens samen met de provincie Noord-Brabant en het Rijk gaan onderzoeken wat er mogelijk is om toch tot een aanpassing van de N65 te komen. Daarbij zijn alternatieven onderzocht. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een rapport met de conclusie dat de eerder gekozen variant (VKA+) nog steeds de voorkeur heeft. Net als bij de onderzochte alternatieven kan bij deze variant echter nog steeds niet worden voldaan aan de natuurregelgeving. De betrokken overheden hebben er daarom voor gekozen de plannen voor de ombouw van de N65 voorlopig op te schorten.
Het verzoek en de reactie daarop
7. Op 6 juni 2024 heeft eiseres het college, de minister van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant verzocht om tot effectieve actie ten aanzien van de N65 over te gaan. Daarbij heeft zij hen verzocht om snel een besluit te nemen over de keuze voor twee alternatieven voor de bestaande voorkeursvariant (VKA+): de Zuidtangent of het maken van twee boortunnels bij Vught (de alternatieven).
8. Bij brief van 2 juli 2024 heeft het college laten weten dat op korte termijn als tussenoplossing maatregelen worden genomen ter verbetering van de leefbaarheid en de verkeersveiligheid, voordat verder wordt gegaan met uitvoering van de VKA+. In deze brief heeft het college verder laten weten dat al eerder is besloten om vast te houden aan het VKA+. De Zuidtangent en de boortunnels zijn niet aan de orde. In het verweerschrift heeft het college laten weten dat de reactie mede namens de minister van I&W is gedaan.
9. Bij brief van 15 juli 2024 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de brief van
2 juli 2024. Deze brief is gericht aan het college.
10. Op 29 juli 2024 heeft het college laten weten dat zijn reactie geen besluit is en dat daartegen geen bezwaar kan worden gemaakt, zodat het een dergelijke beslissing niet zal nemen.
Het beroep
11. Eiseres vraagt de rechtbank de beslissing van 29 juli 2024 te vernietigen en de betrokken bestuursorganen op te dragen om binnen twee maanden de raad van de gemeente Vught te laten besluiten. Bij brief van 7 oktober 2024 wijst eiseres er op dat artikel 8.55b van de Awb van toepassing is en vraagt zij de rechtbank de betrokken bestuursorganen te gelasten om onderzoek te doen naar de alternatieven.
12. Eiseres betoogt dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de reactie van 2 juli 2024 geen besluit is. Volgens eiseres is de reden die het college daarvoor geeft onjuist. Anders dan het college veronderstelt, kunnen ook politieke en financiële beslissingen zijn waartegen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld, aldus eiseres. Verder voert zij aan dat ook tegen het vaststellen van een luchtkwaliteitsplan beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Daartoe verwijst eiseres naar een vonnis van de rechtbank Den Haag van 12 oktober 2016. [2] Ook vereist de Habitatrichtlijn volgens eiseres onmiddellijk ingrijpen omdat het verkeer nu een weg zoekt via verkeersweg A59.
Het oordeel van de rechtbank
13. Het beroep richt zich tegen het uitblijven van een beslissing van het college op haar bezwaar en tegen de reactie van het college van 2 juli 2024. Of eiseres bezwaar kan maken tegen deze reactie, is afhankelijk van de vraag of de reactie een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Daarvoor is niet van belang of de reactie een politieke of financiële beslissing is, maar of de reactie een schriftelijke beslissing bevat die gericht is op rechtsgevolg. Een beslissing is gericht op rechtsgevolg, als daarmee rechten en verplichtingen in het leven worden geroepen.
13. Eiseres heeft verzocht om tot actie over te gaan als het gaat om de N65, te gaan kiezen tussen de twee alternatieven, die beslissing voor te bereiden, onderzoek naar de alternatieven te doen en liefst zo snel mogelijk te beginnen met de aanleg van één van de alternatieven. Als het college of de andere bestuursorganen hiertoe overgaan, leidt dat naar het oordeel van de rechtbank niet tot een besluit, omdat daarmee geen rechten of verplichtingen worden vastgesteld. Eiseres heeft dan ook niet verzocht om het nemen van een besluit en haar verzoek is dus ook geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb.
13. De reactie van het college van 2 juli 2024 bevat ook los van het verzoek van eiseres geen beslissingen die op rechtsgevolg gericht zijn. Het college heeft daarbij inzicht gegeven in de huidige stand van zaken rondom het project N65 na de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2022. Het heeft daarbij laten weten dat niet voor de alternatieven zal worden gekozen, maar dat is geen besluit. De reactie van 2 juli 2024 geeft in zoverre alleen inzicht wat het voornemen van het college is bij toekomstige besluitvorming, maar is niet bedoeld als definitieve keuze voor het project, waarbij toestemming voor het project wordt verleend. Die toestemming moet worden gegeven via vaststelling van een omgevingsplan, een projectbesluit of het verlenen van omgevingsvergunningen, waar eiseres niet om heeft verzocht.
13. Het vonnis van de rechtbank Den Haag van 12 oktober 2016 waar eiseres op heeft gewezen, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank heeft in dat vonnis niet geoordeeld dat de vaststelling of voorbereiding van een luchtkwaliteitsplan een besluit is, waartegen beroep kan worden ingesteld. Zij komt in dat vonnis tot het oordeel dat de rekenmethodiek waartegen eiseres zich keert, kan worden aangevochten bij een besluit, dat op de rekenmethodiek is gebaseerd. Op die manier kan voldoende bestuursrechtelijke rechtsbescherming tegen het gebruik van de aangevochten rekenmethodiek worden geboden, zo kan aan dat vonnis worden ontleend.
13. De rechtbank komt tot de conclusie dat de reactie van het college van 2 juli 2024 geen besluit is. Dat betekent dat tegen de reactie van 2 juli 2024 geen bezwaar kan worden gemaakt en ook dat de voorbereiding van de beslissing over de alternatieven of onderzoek daarnaar, niet bij de bestuursrechter kan worden afgedwongen. De bestuursrechter is alleen bevoegd om te oordelen over besluiten van bestuursorganen en niet over andere handelingen of acties van bestuursorganen.
13. Het feit dat de reactie van 2 juli 2024 geen besluit is, neemt niet weg dat het college behoorde te beslissen op het bezwaar van eiseres dat zij daartegen heeft gemaakt. Dit geldt ook als, zoals in dit geval, de beslissing waartegen bezwaar is gemaakt zelf niet op rechtsgevolg is gericht. Dan moet het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard. Daarmee kan de vraag of een uitlating of een beslissing een besluit is in de zin van de Awb aan de bestuursrechter worden voorgelegd. Nu het college geen besluit op het bezwaar van eiseres genomen, heeft eiseres zich terecht gekeerd tegen het uitblijven van een dergelijke beslissing. Om deze reden is het beroep gegrond en zal de rechtbank het uitblijven van een besluit op het bezwaar van eiseres vernietigen. Artikel 6:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb maakt dat mogelijk. De rechtbank zal hierna in de plaats van het college zelf het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaren. Dat kan, omdat de reactie van 2 juli 2024 geen besluit is, zodat niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres nog de enige mogelijke beslissing is.
Conclusie en gevolgen
13. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal de weigering van het college om een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres dat zij heeft gemaakt tegen de reactie van
2 juli 2024 vernietigen. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door dat bezwaar
niet-ontvankelijk te verklaren.
13. De rechtbank beoordeelt de zaak verder dus niet inhoudelijk. Dat komt omdat de reactie van het college van 2 juli 2024 geen besluit is in de zin van de Awb. De rechtbank is dan ook niet bevoegd om inhoudelijk te oordelen over het verzoek van eiseres. Zij kan het college of de andere betrokken bestuursorganen dan ook niet opdragen om onderzoek te doen naar alternatieven of om daarover met spoed een beslissing te nemen. In zoverre kan het beroep van eiseres niet slagen. De rechtbank komt daarom niet toe aan de (inhoudelijke) gronden van eiseres die zich daarop richten.
13. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. Eiseres krijgt wel het door betaalde griffierecht terug (€ 371,00). Dat moet het college aan haar terugbetalen. De rechtbank zal dat hierna in haar beslissing bepalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de weigering van het college om te beslissen op het bezwaar dat eiseres heeft gemaakt tegen de reactie van het college van 2 juli 2024;
- verklaart het bezwaar dat eiseres tegen de reactie van het college van 2 juli 2024 heeft gemaakt niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat het college het door eiseres betaalde griffierecht (€ 371,00) aan haar moet terugbetalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Huijben, rechter, in aanwezigheid van
A.J.H. van der Donk, griffier.Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage – Wetgeving die van belang is

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

- Artikel 1:3
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
3. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
(…).
- Artikel 6:2
Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden met een besluit gelijkgesteld:
a. de schriftelijke weigering een besluit te nemen, en
b. het niet tijdig nemen van een besluit.
- Artikel 8:55d
1. Indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt.
2. De bestuursrechter verbindt aan zijn uitspraak een nadere dwangsom voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. De artikelen 611c en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
3. In bijzondere gevallen of indien de naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen.