ECLI:NL:RBOBR:2025:1471

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
10734307 CV EXPL  23-4414 en 10755797 CV EXPL  23-4679
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige concurrentie door ex-werknemers en schending van concurrentiebeding uit arbeidsovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Oost-Brabant, zijn er twee procedures aan de orde: zaaknummer 10734307 / CV EXPL 23-4414 en 10755797 / CV EXPL 23-4679. De eiser in de eerste zaak, [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679], heeft een geschil met VISION LIGHT TECH B.V. (VLT) over een beëindigingsvergoeding van € 11.533,01, die VLT niet heeft betaald. VLT verwijt de eiser en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan onrechtmatige concurrentie door klanten van VLT te benaderen en hen te bewegen om over te stappen naar hun nieuwe onderneming, Iolite. De eiser betwist deze beschuldigingen en stelt dat zij geen vertrouwelijke informatie heeft gedeeld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat VLT onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de schending van het geheimhoudingsbeding en het relatiebeding door de eiser. De rechter heeft VLT opgedragen bewijs te leveren van de beschuldigingen tegen de eiser en [gedaagde in CV EXPL 23-4679]. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere instructies zullen volgen op 17 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht, kantonrechter, zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Vonnis van 20 maart 2025
A. in de zaak met zaaknummer 10734307 / CV EXPL 23-4414 van
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] ,
gemachtigde: mr. R.G.M. van der Pas,
tegen
VISION LIGHT TECH B.V.,
gevestigd te Uden, gemeente Maashorst,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: VLT,
gemachtigde: mr. H.R.T.M. van Ojen,
en
B. in de zaak met zaaknummer 10755797 / CV EXPL 23-4679 van
VISION LIGHT B.V.,
gevestigd te Uden, gemeente Maashorst,
eisende partij,
hierna te noemen: VLT,
gemachtigde: mr. H.R.T.M. van Ojen,
tegen

1.[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
2.
[gedaagde in CV EXPL 23-4679],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] ,
gemachtigde: mr. R.G.M. van der Pas.

1.De procedures

1.1.
Ter inleiding. Partijen hebben een geschil dat zich uitstrekt over drie verschillende procedures: een handelszaak met zaaknummer C/01/397804 / HA ZA 23-676 - waarin het vonnis nader is bepaald op 26 maart 2025 - en deze twee kantonzaken met nummers
10734307 / CV EXPL 23-4414 en 10755797 / CV EXPL 23-4679. Vanwege de onderlinge samenhang tussen de vorderingen en het feit dat partijen met grote regelmaat in de stukken van de ene procedure naar stukken uit de andere procedure(s) verwijzen, heeft de rechter in alle drie de zaken gelijktijdig één mondelinge behandeling gehouden. Partijen hebben goedgevonden dat de op de mondelinge behandeling gegeven verklaringen gebruikt worden in alle drie de procedures.
1.2.
Het verloop van de procedures blijkt verder uit:
10734307 / CV EXPL 23-4414
 de dagvaarding;
 de conclusie van antwoord, tevens voorwaardelijke eis in reconventie, met producties;
 de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
10755797 \ CV EXPL 23-4679
 de dagvaarding jegens [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] met producties;
 de dagvaarding jegens [gedaagde in CV EXPL 23-4679] met producties;
 de gezamenlijke conclusie van antwoord;
 de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
in beide zaken
 de mondelinge behandeling van 30 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
 het bericht van mr. Van der Pas van 6 november 2024 waarin hij om vonnis vraagt.
1.3.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

Partijen en hun onderlinge (rechts)verhoudingen
VLT
2.1.
VLT drijft een wereldwijd opererende groothandel in optische artikelen (lenzen, filters, lampen en toebehoren). Bij de Kamer van Koophandel staat onder het kopje activiteiten geregistreerd: “
SBI-code: 46436 - Groothandel in optische artikelen Groothandel in optische artikelen”. Het bedrijf is opgericht in 1997. (Indirect) enig aandeelhouder en bestuurder van VLT is [A] (“ [A] ”). [A] is in de periode maart 2019 tot mei 2023 door ziekte eerst volledig en daarna deels niet in staat geweest zijn taken als bestuurder te vervullen.
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679]
2.2.
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] is tussen 4 april 2012 en 1 mei 2023 in dienst geweest bij VLT, laatstelijk in de functie van Office Manager. In haar arbeidsovereenkomst staat onder meer:

Artikel 14: geheimhouding
14.1
De werknemer erkent, dat aan hem door de werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden het bedrijf van de werkgever en de cliënten van de werkgever betreffende, of daarmee verband houdende.
14.2
Het is aan de werknemer verboden om hetzij tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst, hetzij erna op enigerlei wijze, direct of indirect in welke vorm ook, mededelingen te doen van of aangaande het bedrijf van de werkgever alsmede van of aangaande de cliënten van de werkgever.
14.3
Bij overtreding van de in 14.1 en 14.2 vervatte verboden verbeurt de werknemer aan de werkgever een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete ad€ 2.500 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro) voor elke overtreding, zonder dat de werkgever gehouden zal zijn schade te bewijzen en onverminderd het recht van de werkgever om schadevergoeding te vorderen, indien en voor zover de schade het bedrag van de boeten overtreft.
[..]
Artikel 17 Relatiebeding
17.1
Het is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever verboden om gedurende een tijdvak van drie jaren na het eindigen van de arbeidsovereenkomst als zelfstandig ondernemer, als werknemer in dienst van derden of anderszins, direct of indirect, om niet of tegen betaling, zaken of diensten gelijk aan of vergelijkbaar met die waarop de onderneming van de werkgever zich toelegt, te leveren aan diegenen die op enig tijdstip gedurende de laatste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst dergelijke zaken of diensten van de werkgever betrokken, dan wel om gedurende het genoemde tijdvak op enigerlei andere wijze betrokken te zijn bij, belang te hebben bij, financieel geïnteresseerd te zijn bij de levering van zulke zaken of diensten aan de genoemde derden, dan wel om gedurende het genoemde tijdvak met deze derden contacten van commerciële aard te onderhouden.
17.2
Het is de werknemer verboden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever gedurende een tijdvak van drie jaren na het eindigen van de arbeidsovereenkomst bij de in dit artikel bedoelde cliënten in dienst te treden dan wel om gedurende het genoemde tijdvak zijn arbeidskracht gedurende het genoemde tijdvak op enigerlei wijzen aan hen ter beschikking te stellen.
17.3
Bij overtreding van één of meer van de in dit artikel vervatte verboden verbeurt de werknemer aan de werkgever een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete van € 2.500 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro) per overtreding en € 250 (zegge: tweehonderdvijftig euro) voor elke dag dat de overtreding voortduurt, zonder dat de werkgever gehouden zal zijn schade te bewijzen en onverminderd het recht van de werkgever om schadevergoeding te vorderen, indien en voor zover de schade het bedrag van de boeten overtreft.”.
2.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat is gesproken over de koop van aandelen in VLT door [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en dat dit niet heeft geleid tot een transactie. Partijen verschillen van mening over op wiens initiatief dit is gebeurd en wat daarover exact is gezegd en beloofd. Partijen zijn het wel eens over het feit dat het mislopen van deze kwestie heeft geleid tot het vertrek van [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] bij VLT per 1 mei 2023.
2.4.
Tussen [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en VLT is een vaststellingsovereenkomst ter zake de beëindiging van het dienstverband gesloten. Hierin staat - voor zover van belang voor dit geschil - het volgende:

Beëindigingsvergoeding
5. Aangezien Werkneemster nog geen concreet vooruitzicht op een nieuwe baan of
anderszins op betaalde werkzaamheden heeft, betaalt Werkgever ter zake de
eindiging van de arbeidsovereenkomst aan Werkneemster een vergoeding van
bruto €20.244,--. Het netto equivalent van de vergoeding zal door Werkgever
binnen een maand na het einde van de arbeidsovereenkomst aan Werkneemster
worden voldaan middels bijschrijving op de bankrekening van Werkneemster
waarop gewoonlijk het salaris wordt overgemaakt.
[..]
Postcontractuele verplichtingen
8. De op Werkneemster rustende geheimhoudingsplicht zoals opgenomen in artikel
14 van de arbeidsovereenkomst en het relatiebeding zoals opgenomen in artikel 17 van de arbeidsovereenkomst blijven met inbegrip van de respectieve boetedingen na het einde van de arbeidsovereenkomst onverminderd van kracht, met dien verstande dat de duur van het relatiebeding wordt teruggebracht tot twintig maanden na het einde van het dienstverband.”.
2.5.
De netto-equivalent van de beëindigingsvergoeding komt neer op € 11.533,01. Op 2 juni 2023 heeft [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] VLT gemaild met het verzoek de vergoeding te betalen.
2.6.
Op 6 juni 2023 antwoordde VLT daarop als volgt:

Je hebt me onder de aandacht gebracht dat je de beëindigingsvergoeding nog niet betaald hebt gekregen. Ik zal je uitleggen waarom dat nog niet is gebeurd.
Helaas heb ik moeten vaststellen dat je de afgelopen weken druk bezig bent geweest met het stelselmatig en substantieel afbreken van Vision Light Tech B.V., het bedrijf waarin jij vele jaren een centrale rol hebt vervuld (en toen ik ziek was de hoofdrol). Samen met [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [B] die ook nauw bij VLT betrokken zijn geweest, heb je een paar weken geleden een bedrijf opgericht dat vrijwel een kopie is van mijn bedrijf. Daarbij schuw je het niet om actief mijn relaties te benaderen en lap je het relatiebeding aan je laars. Je bent in strijd met het relatiebeding bezig, je maakt inbreuk op mijn naam en mijn merk en je maakt stelselmatig mijn bedrijf kapot met de kennis die je als werknemer van VLT hebt opgedaan.
Je zult begrijpen dat de boetes die inmiddels door jou zijn verbeurd en de schade die VLT door jouw onrechtmatig handelen lijdt en nog gaat lijden, inmiddels aanzienlijk meer bedragen dan het bedrag van je beëindigingsvergoeding. De situatie is dat jij wat aan VLT moet betalen en niet andersom.
Ik vind het echt stuitend dat je zo schaamteloos te werk gaat. Ik zal het hier niet bij laten zitten. Je hoort nog van me.”.
2.7.
Per bericht van 15 juni 2023 weersprak [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] de aantijgingen en sommeerde VLT om binnen één week na dagtekening tot betaling van de beëindigingsvergoeding over te gaan. VLT gaf aan deze sommatie geen gehoor en liet aan [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] weten, per bericht van 27 juni 2023, dat ten minste voor een bedrag van
€ 17.500,00 aan boetes is verbeurd, waarmee VLT nog aanspraak maakte op betaling van (na verrekening met de netto beëindigingsvergoeding) € 5.966,99.
[gedaagde in CV EXPL 23-4679]
2.8.
[gedaagde in CV EXPL 23-4679] is tussen 16 april 2018 en 1 maart 2023 in dienst geweest als accountmanager bij VLT. In zijn arbeidsovereenkomst staat, voor zover in deze zaak nog van belang, een gelijkluidend artikel 14 (geheimhoudingsbeding).
[B]
2.9.
[B] - echtgenoot van [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] - is in de periode
november 2021 tot december 2022 als zelfstandig adviseur werkzaam geweest voor VLT. Blijkens de overgelegde facturen, hield [B] zich bezig met personeelszaken, begeleiding en websitewerk.
IoLite-Vision B.V. (hierna: Iolite)
2.10.
Per 17 mei 2023 is Iolite opgericht. Eerder, namelijk op 3 februari 2023, is door [B] de domeinnaam iolite-vision.nl geregistreerd. [B] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] waren ten tijde van de oprichting van Iolite (indirect) bestuurders.
2.11.
Iolite heeft zich op zo’n 800 meter afstand van VLT gevestigd.
2.12.
Iolite opereert in dezelfde branche als VLT. Bij de Kamer van Koophandel staat onder het kopje activiteiten geregistreerd:

SBI-code 46695 - Groothandel in meet- en regelapparaten
Het exploiteren van een groothandel in meet- en regelapparaten, daaronder begrepen
de in- en verkoop en ontwikkeling van optische componenten voor machine vision
systemen, inclusief het testen, afstellen en technische support en advies op afstand
of ter plaatse ten behoeve van visuele inspectiesystemen”.
2.13.
Op 7 en 8 juni 2023 waren [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] namens Iolite aanwezig op de Vision, Robotics & Motion beurs in ’s-Hertogenbosch (“de beurs”). Over deze beurs hebben zij (via LinkedIn) het volgende geschreven:
Op 5 juni 2023:

Visiting the upcoming Vision, Robotics & Motion fair in the Brabanthallen
‘s-Hertogenbosch? Us too, we are looking forward to seeing everyone again!
If you are interested in catching up and having a chat, don’t hesitate to get in touch with us!”.
Na 8 juni 2023:

Also we would like to thank all the booths we were able to visit for the nice conversations!
Missed us? Please feel free to reach out to us and start the conversation!”.
2.14.
Op 23 juni 2023 (16:18 uur) stuurde [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] namens Iolite het volgende bericht aan de Rabobank:

We hebben een toezegging van keyence Eindhoven voor een project met een verwachte omzet voor de komende 18 maanden van ca EUR 300.000,-
Naast bovenstaande concrete opdracht lopen er ook nog 2 extra projecten met Keyence.
Daarnaast voeren wij nu gesprekken met:
CobotX
True Control
Actemium Nederland
Blueengineering
Radine
CBoost
Global Factories
Coorstek
De bovenstaande partijen waarmee we nu spreken zijn geen klanten die 1x of 2x een product van ons kopen.
Het zijn juist potentiële partners net als Keyence waarmee we samen in projecten werken. Dit betekend continuïteit in de orderintake.”.
2.15.
Op 27 juni 2023 heeft VLT [gedaagde in CV EXPL 23-4679] , [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [B] gesommeerd om hun (gesteld) onrechtmatig handelen te staken en gestaakt te houden en heeft VLT hen aansprakelijk gehouden voor de (gesteld) geleden schade.
2.16.
Op 19 december 2023 is door de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag een kortgedingvonnis gewezen waarin - kort gezegd - is bepaald dat er geen inbreuk is op het merkrecht of het handelsnaamrecht van VLT door Iolite en dat de website van Iolite niet hoeft te worden aangepast. De vorderingen van VLT zijn afgewezen. Tegen deze uitspraak heeft VLT hoger beroep ingesteld. De mondelinge behandeling in het hoger beroep staat gepland op 16 mei 2025.
2.17.
Per 14 maart 2024 is [gedaagde in CV EXPL 23-4679] geen (indirect) bestuurder meer van Iolite.

3.De vorderingen

3.1.
Samengevat luiden de vorderingen over en weer als volgt:
A.
10734307 / CV EXPL 23-4414
3.1.1.
De zaak tussen [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] (conventie) en VLT (voorwaardelijke reconventie):
Conventie
I. Betaling van de netto-beëindigingsvergoeding van € 11.533,01 door VLT aan
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] ;
II. Wettelijke rente over de vergoeding;
III. Betaling door VLT van buitengerechtelijke incassokosten € 1.077,30;
IV. Een veroordeling van VLT in de kosten van het geding.
Voorwaardelijke [1] eis in reconventie
I. Betaling van € 27.500,00 aan dwangsommen + wettelijke rente door
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] aan VLT;
II. Verklaring voor recht dat [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] onrechtmatig heeft gehandeld jegens VLT;
III. Veroordeling tot schadevergoeding van [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] aan VLT (op te maken bij staat);
IV. Betaling van een voorschot van € 25.000,00 door [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] aan VLT;
V. Honorering van het door VLT gevoerde verrekeningsverweer ter zake de beëindigingsvergoeding van € 11.533,01 voor [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] ;
VI. Een veroordeling van [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] in de kosten van het geding.
B.
10755797 / CV EXPL 23-4679
3.1.2.
De zaak tussen VLT enerzijds en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] anderzijds:
I. Betaling van € 27.500,00 aan dwangsommen + wettelijke rente door
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] aan VLT;
II. Betaling van € 27.500,00 aan dwangsommen + wettelijke rente door [gedaagde in CV EXPL 23-4679] aan VLT;
III. Een verklaring voor recht dat [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] onrechtmatig hebben gehandeld jegens VLT;
IV. Een veroordeling tot schadevergoeding van [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] aan VLT (op te maken bij staat);
V. Betaling van een voorschot van € 25.000,00 door [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] aan VLT;
VI. Honorering van het door VLT gevoerde verrekeningsverweer ter zake de beëindigingsvergoeding van € 11.533,01 voor [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] ;
VII. Een veroordeling van [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] in de kosten van het geding.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Schending geheimhoudingsbeding door [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en/of [gedaagde in CV EXPL 23-4679] ?
4.1.
VLT verwijt [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] in de eerste plaats dat zij zich beiden schuldig hebben gemaakt aan schending van het voor hen geldende geheimhoudingsbeding. VLT stelt daartoe dat het geheimhoudingsbeding [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] verbiedt om mededelingen te doen over VLT en haar klanten op straffe van een boete.
4.2.
[gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] betwisten dat zij het geheimhoudingsbeding geschonden hebben.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Allereerst is van belang om vast te stellen wat de strekking van het geheimhoudingsbeding is. Er is de kantonrechter niet gebleken dat er over het beding in kwestie is onderhandeld. Daarom gaat de kantonrechter uit van de strekking zoals die uit (de tekst van) het beding zelf volgt, namelijk: het niet mogen doen van mededelingen - aan derden - over belangrijke zaken van VLT of haar klanten. In zijn algemeenheid merkt de kantonrechter op dat een geheimhoudingsbeding bedoeld is om te voorkomen dat vertrouwelijke en/of bedrijfsgevoelige informatie naar buiten wordt gebracht en bij derden zoals concurrenten terecht komt. Dat het beding hier een andere strekking had, is niet gesteld en ook niet gebleken. Het beding houdt dus geen verkapt relatiebeding in.
4.4.
In de processtukken en op de mondelinge behandeling concentreert de discussie zich echter op het gestelde benaderen en overhalen van klanten om van VLT naar Iolite over te stappen. De kantonrechter heeft daarom op de mondelinge behandeling aan VLT gevraagd toe te lichten op welke informatie die onder het geheimhoudingsbeding valt zij het oog heeft en naar wie deze informatie zou zijn doorgespeeld. VLT heeft daarop verklaard dat [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] “kennis hadden van prijzen, marges, leveranciers, afnemers en hun contactpersonen” en dat ze met die kennis “aan de haal” zijn gegaan. Op de vraag naar wie, verklaarde VLT “naar elkaar toe en naar potentiële klanten”. Met naar elkaar werd bedoeld: het delen met [B] en Iolite.
4.5.
Afgaand op de stellingen van VLT hoefden [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] deze kennis echter helemaal niet te delen met [B] omdat hij uit zichzelf al over deze kennis beschikte. Uit de stellingen van VLT volgt niet dat de betreffende kennis over het klantenbestand buiten de beschreven ‘eigen’ kring en de betreffende klanten zelf, is gedeeld.
4.6.
Wat daar verder nog meer van zij, de kantonrechter stelt vast dat nog steeds het enige punt waarop de stellingen van VLT concreet gemaakt zijn, het punt betreft van het gestelde benaderen en overhalen van klanten om van VLT naar Iolite over te stappen. Die kwestie wordt echter, als gezegd, niet bestreken door het geheimhoudingsbeding. Kortom, voor schending van het geheimhoudingsbeding heeft VLT geen toereikende stellingen betrokken. De kantonrechter verwerpt daarom dit verwijt jegens [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] . Van toewijzing van een contractuele boete op deze grondslag kan dus geen sprake zijn.
Niet langer beroep VLT op schending relatiebeding door [gedaagde in CV EXPL 23-4679]
4.7.
Aanvankelijk verweet VLT [gedaagde in CV EXPL 23-4679] ook schending van een relatiebeding, maar dat verwijt is op de mondelinge behandeling uitdrukkelijk niet langer gehandhaafd. Nu ook deze grondslag voor de gevorderde contractuele boete wegvalt, bestaat jegens [gedaagde in CV EXPL 23-4679] geen grondslag meer voor toewijzing. Dit betekent voor [gedaagde in CV EXPL 23-4679] dat jegens hem de vordering tot betaling van een contractuele boete wordt afgewezen. Bij eindvonnis zal in deze zin worden beslist.
Schending relatiebeding door [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] ?
4.8.
Hierna zal de kantonrechter ingaan op de vraag of [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] het met haar overeengekomen relatiebeding heeft geschonden. Voor zover van belang merkt de kantonrechter op, dat uit (de tekst van) het relatiebeding de strekking volgt dat VLT wil voorkomen dat [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] klanten van VLT ‘meeneemt’. Het beding kan niet voorkomen dat [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] een met VLT concurrerende onderneming start, maar wel dat zij daarbij - binnen de gestelde voorwaarden - klanten van VLT ‘meeneemt’.
4.9.
Als dat wel het geval is, dan heeft [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] gehandeld in strijd met wat zij contractueel met haar ex-werkgever heeft afgesproken.
4.10.
VLT stelt dat [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] elf met naam en toenaam genoemde relaties (met name klanten, een enkele samenwerkingspartner en leverancier volgens VLT) van VLT (samen met [gedaagde in CV EXPL 23-4679] ) heeft benaderd teneinde naar Iolite over stappen en verder diensten aan verscheidene klanten van VLT heeft verleend dan wel producten aan verscheidene klanten van VLT heeft verkocht. Het gaat om de volgende bedrijven:
1. Isotron B.V.
2. DVC Machine Vision B.V.
3. Panasonic Electric Works B.V.
4. Wageningen University & Research
5. Crux Agribotics B.V.
6. CoorsTek Netherlands B.V.
7. Zippy Vision SIA
8. Phaer BVBA
9. Keyence International NV/SA
10. Demcon Focal 2.0 B.V. en
11. SICK Vertriebs-GmbH.
VLT heeft per relatie de verweten gedragingen globaal uiteengezet.
4.11.
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] betwist het aan haar gemaakte verwijt en heeft per gestelde relatie aangegeven dat en waarom het volgens haar niet klopt wat VTL zegt.
4.12.
De kantonrechter vat hierna samen wat VLT en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] in dit verband hebben verklaard.
1.
Isotron B.V.
4.12.1.
Volgens VLT hebben [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] de heer [C] van Isotron benaderd op de beurs. VLT stelt dat zij hebben geprobeerd om een negatief beeld over VLT te schetsen, Isotron te vertellen over Iolite en geprobeerd hebben om Isotron ertoe te bewegen om haar bestellingen voortaan bij Iolite te plaatsen. VLT geeft aan deze informatie te hebben gekregen van voormalig werknemer [D] (hierna: [D] ), die ook op de beurs aanwezig was. [D] zou volgens VLT niet ‘naast’ het gesprek hebben gestaan, maar na afloop daarvan gesproken hebben met [C] . [D] zou toen van [C] hebben gehoord wat er was gezegd. [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] hadden toen zij werkzaam waren bij VLT veelvuldig contact met Isotron.
4.12.2.
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] betwisten contact op te hebben genomen met Isotron. Zij stellen niet op de stand van Isotron te zijn geweest. [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] stelt [C] niet te kennen.
2. DVC Machine Vision B.V.
4.12.3.
VLT stelt dat [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] op de beurs gesproken hebben met directeur [E] en verkoopleider [F] van DVC Machine Vision. VLT stelt dat zij hebben geprobeerd om DVC Machine Vision ertoe te bewegen om haar bestellingen voortaan bij Iolite te plaatsen. VLT geeft aan deze informatie te hebben gekregen van [D] . [D] zou ook hier niet ‘naast’ het gesprek hebben gestaan, maar na afloop daarvan hebben gesproken met [E] en [F] .
4.12.4.
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] betwisten dat zij over inhoudelijke zaken hebben gesproken. Het ging volgens hen enkel over koetjes en kalfjes.
3.
Panasonic Electric Works B.V.
4.12.5.
VLT stelt dat [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] op de beurs gesproken hebben met directeur [G] . VLT stelt dat zij hebben gezegd dat het niet goed ging met VLT, dat alles wat VLT kan leveren, Iolite ook kan leveren en dat Iolite dat ook graag zou willen doen. VLT geeft aan deze informatie te hebben gekregen van [D] . [D] zou volgens VLT ook hier niet ‘naast’ het gesprek hebben gestaan, maar na afloop daarvan van [G] hebben gehoord wat er gezegd was.
4.12.6.
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] betwisten [G] te hebben gezien en/of gesproken.
4.
Wageningen University & Research
4.12.7.
VLT stelt dat [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] op de beurs gesproken hebben met [H] . VLT stelt dat zij hebben voorgehouden dat Iolite hetzelfde kan leveren als VLT en dat het met VLT niet goed zou gaan. VLT geeft aan deze informatie te hebben gekregen van [D] . [D] zou volgens VLT niet ‘naast’ het gesprek hebben gestaan, maar na afloop van [H] hebben gehoord wat er gezegd was.
4.12.8.
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] hebben de betreffende stand niet bezocht, kennen [H] niet en hebben hem (dus) ook niet gesproken.
5.
Crux Agribotics B.V.
4.12.9.
VLT stelt dat [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] ook op de GreenTech-beurs die van
13 tot en met 15 juni 2023 in Amsterdam werd gehouden aanwezig zijn geweest. Aldaar hebben zij volgens VLT gesproken met [I] , de salesmanager. VLT stelt dat zij hebben voorgehouden dat Iolite dezelfde producten kan leveren als VLT en dat het met VLT niet goed zou gaan. VLT geeft aan deze informatie te hebben gekregen van [D] . [D] zou volgens VLT ook hier niet ‘naast’ het gesprek hebben gestaan, maar na afloop daarvan van [I] hebben gehoord wat er was gezegd.
4.12.10.
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] betwisten [I] te hebben gesproken op de GreenTech beurs.
6.
CoorsTek Netherlands B.V.
4.12.11.
VLT stelt dat [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] contact heeft gezocht met CoorsTek. Zij verwijst daartoe naar de e-mail van [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] aan de Rabobank van 23 juni 2023.
4.12.12.
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] weerspreekt dat er contact is geweest met CoorsTek. Zij heeft CoorsTek enkel in het bericht aan de Rabobank genoemd teneinde financiering voor Iolite te verkrijgen. [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] geeft verder aan dat CoorsTek - in haar beleving - de afgelopen drie jaren geen klant is geweest bij VLT.
7.
Zippy Vision SIA
4.12.13.
VLT stelt onder verwijzing naar het overgelegde e-mailverkeer dat Iolite twee filters heeft verkocht aan Zippy Vision.
4.12.14.
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] erkent dat Zippy een klant van VLT is, maar wel een die al drie jaren niets had besteld. [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] geeft aan dat VLT wellicht wel 2000 klanten heeft en dat ze die niet allemaal kent en dat op haar vraag om een lijst van klanten die onder het relatiebeding vallen niet is gereageerd door VLT.
4.12.15.
VLT stelt dat er in de afgelopen drie jaren wel zaken is gedaan met Zippy. VLT stelt dat er op het moment dat het geschil met [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [B] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] begon, VLT ongeveer 300 actieve klanten had, met inactieve klanten erbij in totaal ongeveer 600.
8.
Phaer BVBA
4.12.16.
VLT stelt dat Iolite zaken heeft gedaan met Phaer en verwijst naar de overgelegde factuur van Phaer aan Iolite.
4.12.17.
De bestelling wordt erkend, maar [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] geven aan dat Phaer een leverancier aan hen is en dus niet onder het relatiebeding valt.
4.12.18.
VLT stelt dat Phaer kennelijk voor Iolite een leverancier is.
9.
Keyence International NV/SA
4.12.19.
Onder verwijzing naar de e-mail van 23 juni 2023 van [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] aan de Rabobank stelt VLT dat Iolite contact heeft gezocht met haar belangrijke en langlopende zakenrelatie Keyence. VLT stelt dat Iolite van Keyence een toezegging heeft gekregen inhoudend dat Keyence voor € 300.000,00 aan producten af zal nemen bij Iolite. VLT stelt daardoor eenzelfde bedrag aan omzet mis te lopen.
4.12.20.
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] stelt dat Keyence geen klant is, maar een samenwerkingspartner van VLT.
4.12.21.
VLT erkent dat Keyence geen klant is.
10.
Demcon Focal 2.0 B.V.
4.12.22.
VLT stelt dat [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] op de beurs gesproken hebben met directeur [J] . VLT stelt dat zij hebben voorgehouden dat Iolite hetzelfde kan leveren als VLT, dat Iolite dat ook graag zou willen doen en dat het met VLT niet goed zou gaan. VLT geeft aan deze informatie te hebben gekregen van [D] . [D] zou volgens VLT wederom niet ‘naast’ het gesprek hebben gestaan, maar na afloop daarvan een gesprek hebben aangeknoopt met [J] waarin hij vernam wat er gezegd was.
4.12.23.
[gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] ontkennen dat ze de stand van dit bedrijf hebben bezocht en/of met [J] hebben gesproken.
11.
SICK Vertriebs-GmbH
4.12.24.
VLT stelt dat [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] op de beurs gesproken hebben met [K] . VLT stelt dat zij hebben voorgehouden dat Iolite hetzelfde kan leveren als VLT, dat Iolite dat ook graag zou willen doen en dat het met VLT niet goed zou gaan. VLT geeft aan deze informatie te hebben gekregen van [D] . [D] zou volgens VLT wederom niet ‘naast’ het gesprek hebben gestaan, maar na afloop daarvan een gesprek hebben aangeknoopt met [K] waarin hij vernam wat er gezegd was.
4.12.25.
[gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] erkennen met [K] gesproken te hebben. [gedaagde in CV EXPL 23-4679] stelt dat hij [K] gedag heeft gezegd en de hand heeft geschud. [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] stelt dat zij [K] kent, dat [K] haar benaderd heeft en wilde weten wat er bij VLT was gebeurd. De gestelde negatieve uitlatingen worden betwist; beiden hebben zich naar eigen zeggen in neutrale bewoordingen over VLT uitgelaten.
Bewijsopdracht nodig
4.13.
VLT en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] zijn het erover eens dat het relatiebeding, waar geschreven wordt “diegenen die [..] zaken of diensten van werkgever betrokken [..] / de genoemde derden / deze derden”, in ieder geval ziet op klanten van VLT. Ook zijn partijen het erover eens dat de genoemde bedrijven nagenoeg allemaal klanten zijn van VLT. Alleen Keyence is geen klant, maar een samenwerkingspartner, en Phaer is geen klant maar een leverancier van Iolite. De kantonrechter constateert dat de genoemde bedrijven met uitzondering van Phaer en Keyence, dus allemaal klanten waren van VLT ten tijde van de verweten gedragingen van [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] . Voor de stelling dat ook leveranciers en/of samenwerkingspartners onder het beding vallen, is geen toereikende toelichting verschaft. Daar gaat de kantonrechter dus niet vanuit.
4.14.
De kantonrechter oordeelt vervolgens dat VLT op het punt van de verweten benadering van relaties van VLT teneinde hen te bewegen naar Iolite over te stappen, de stelplichtdrempel (net) is gepasseerd. VLT heeft 9 klanten met naam en toenaam genoemd en geschetst wanneer, waar en jegens wie de verweten gedraging precies zou hebben plaatsgevonden. Aan [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] kan worden toegegeven dat de verweten gedraging zelf vrij globaal is beschreven. De kantonrechter beoordeelt echter het geheel aan gestelde feiten en omstandigheden voldoende om over de drempel van de stelplicht te komen. Gelet op de per gestelde klant gedane voldoende gemotiveerde betwisting van [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] , staat wat VLT aanvoert over de feitelijke gebeurtenissen nog niet vast. Aan VLT zal daarom een bewijsopdracht worden verstrekt. De kantonrechter draagt VLT op in het kader van de door haar gestelde schending van het relatiebeding door [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] , te bewijzen dat [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] de door VLT aan haar verweten toenaderingen van de 9 genoemde bedrijven (uitgezonderd Keyence en Phaer) - als omschreven onder 4.12. en subnummers - heeft verricht.
4.15.
Partijen moeten er rekening mee houden dat de kantonrechter aansluitend aan een eventueel getuigenverhoor een mondelinge behandeling kan houden om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun standpunten nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
4.16.
Iedere verdere beslissing ter zake mogelijke schending van het relatiebeding door [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] wordt aangehouden.
Onrechtmatige werknemersconcurrentie door [gedaagde in CV EXPL 23-4679] (en/of [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] )?
4.17.
Voor [gedaagde in CV EXPL 23-4679] geldt een ander uitgangspunt, nu tussen partijen vaststaat dat [gedaagde in CV EXPL 23-4679] niet gebonden is aan een relatiebeding. Dit betekent dat het hem in beginsel vrijstaat om met VLT te concurreren, ook als VLT daar nadeel van ondervindt. Alleen onder bijkomende omstandigheden kan die concurrentie onrechtmatig (artikel 6:162 BW) zijn. Bijvoorbeeld
wanneer sprake is van het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzame bedrijfsdebiet van VLT dat [gedaagde in CV EXPL 23-4679] mee heeft helpen opbouwen met hulpmiddelen die hij daarvoor vertrouwelijk van VLT ter beschikking kreeg. Ook omstandigheden als concurrentie tijdens het dienstverband, het doen van schadelijke mededelingen of bewuste misleiding van klanten van de ex-werkgever kunnen een rol spelen bij de beoordeling of concurrentie onrechtmatig is.
4.18.
In haar conclusie van 20 december 2024 (ECLI:NL:PHR:2024:1396) overwoog PG De Bock hierover dat ook zonder concurrentiebeding sprake kan zijn van onrechtmatige handelingen jegens een voormalig werkgever wegens strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm van art. 6:162 lid 2 BW, en dat daarvoor niet is vereist dat de desbetreffende handelingen ook onrechtmatig zijn als wordt geabstraheerd van de vroegere arbeidsovereenkomst. Wanneer de hier bedoelde strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid zich voordoet valt niet af te leiden uit de rechtspraak van de Hoge Raad, aldus De Bock. Een en ander hangt af van alle omstandigheden van het geval. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het profiteren van het bedrijfsdebiet van een concurrent niet zonder meer onrechtmatig is, en dat daarvoor bijkomende omstandigheden zijn vereist.
4.19.
Dit kader geldt ook voor [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] , wanneer wordt geabstraheerd van het relatiebeding waaraan zij gebonden is en/of voor zover het feiten en omstandigheden betreft die buiten de werking van dat beding vallen.
4.20.
Op grond van artikel 150 Rv draagt VLT de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de feiten en omstandigheden die zij heeft aangevoerd in het kader van haar stelling dat sprake is van onrechtmatige werknemersconcurrentie. De kantonrechter zal hierna de door VTL daarvoor aangevoerde stellingen / feiten en omstandigheden aan de orde stellen.
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] breken het duurzame bedrijfsdebiet van VLT stelselmatig en substantieel af, en maken daarbij gebruik maakt van kennis en gegevens die zij bij hun voormalig werkgever VLT vertrouwelijk hebben verkregen
4.21.
Kern van de klacht van VLT is dat [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] elf met naam en toenaam genoemde relaties (met name klanten, een enkele samenwerkingspartner en leverancier volgens VLT) van VLT hebben benaderd teneinde naar Iolite over stappen en diensten aan verscheidene klanten van VLT hebben verricht dan wel producten aan verscheidene klanten hebben verkocht. De kantonrechter heeft deze in overweging 4.10. al opgesomd en verwijst daarnaar.
4.22.
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] betwisten de aan hen door VLT toegeschreven gedragingen jegens de elf gestelde relaties van VLT. Zij hebben per gestelde relatie aangegeven dat en waarom het niet klopt wat VTL zegt.
4.23.
De kantonrechter is van oordeel dat de door VLT aangevoerde feiten en omstandigheden de stelling oftewel de conclusie die VLT daaraan vervolgens verbindt, niet kunnen dragen. De kantonrechter licht dat toe.
4.24.
De kantonrechter neemt veronderstellenderwijs aan dat [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] op de door VLT beschreven wijze contact (benaderen en overhalen overstappen) hebben gehad met de relaties van VLT. Bij afwezigheid van een relatiebeding ( [gedaagde in CV EXPL 23-4679] ) kan daar van alles van gevonden worden, maar is dat op zichzelf niet onrechtmatig. Een bijkomende omstandigheid die dat anders zou kunnen maken, is wanneer daarbij gebruik is gemaakt van vertrouwelijke bedrijfsinformatie.
4.25.
Gaat het hier wel om vertrouwelijke bedrijfsinformatie en zo ja, is daar gebruik van gemaakt?
4.26.
VLT stelt dat en benoemt dat [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] de vertrouweling van [A] was en in het bestuur van de Stichting Administratiekantoor zat, alsook dat zij volgens VLT toegang tot alle bijzonderheden van het bedrijf (waaronder het SRP-systeem en de Core sheet) had. Ook als dat waar is, volgt daaruit nog geenszins dat van die informatie, voor zover die als vertrouwelijk heeft te gelden, gebruik is gemaakt. Daarvan blijkt niet uit de stellingen van VLT. VLT heeft wel de vrees uitgesproken dat [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] ‘allerlei informatie heeft meegenomen’, maar alleen die vrees, die verder overigens op geen enkele wijze is onderbouwd, betekent niet dat dit ook is gebeurd en is dus niet toereikend. Het enige punt waar VLT concreet is over informatie én dat daarvan gebruik zou zijn gemaakt, is kennis van het klantenbestand. Waar het [gedaagde in CV EXPL 23-4679] betreft, stelt VLT dat hij als accountmanager toegang tot het klantenbestand en prijzen en dergelijke had van VLT. Voor [gedaagde in CV EXPL 23-4679] geldt hetzelfde als de kantonrechter hiervoor ten aanzien van [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] heeft overwogen.
4.27.
Het spitst zich in deze zaak dus toe op kennis van het klantenbestand. Ongetwijfeld is er bij [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] kennis van veel meer bedrijfsinformatie, zoals prijzen en marges. Maar waarom het daarbij zou gaan om vertrouwelijk verkregen informatie én dat daarvan gebruik is gemaakt, dat heeft VLT niet voldoende toegelicht en onderbouwd.
4.28.
Ter zake de kennis van het klantenbestand doemt vervolgens de vraag op of het gaat om vertrouwelijk verkregen informatie dan wel dat het hier gaat om (commerciële) gegevens waaruit [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] uit de aard / gezien hun functies van op de hoogte zijn. Beiden hadden voor de uitvoering van hun werk op de een of de andere manier te maken met de klant. Beiden waren ook lang genoeg in dienst ( [gedaagde in CV EXPL 23-4679] circa vijf jaar en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] circa 11 jaar), daaraan is inherent dat men weet wie de klanten zijn en/of daar een band mee opbouwt. Zoals het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden daarover overwoog (ECLI:NL:GHARL:2023:9613): dat is veeleer kennis die ‘in het hoofd’ van de werknemer zit dan een bedrijfsgeheim. Die kennis is eventueel te beschermen door een concurrentie- of relatiebeding (zoals voor [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] ook geldt). Dat [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en/of [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] ter zake het klantenbestand over andere informatie beschikten dan die ‘in het hoofd’, blijkt niet uit de stellingen van VLT. Integendeel, [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] heeft onweersproken gesteld dat zij heeft gevraagd om een lijst van relaties (zodat duidelijk zou vastliggen welke onder het relatiebeding zouden vallen), maar dat VLT zo’n lijst nooit heeft willen geven. Meer of andere documenten o.i.d. zijn niet ter sprake gekomen. De kantonrechter oordeelt daarom dat VLT onvoldoende heeft gesteld dat [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en/of [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] gebruik hebben gemaakt van vertrouwelijke bedrijfsinformatie.
4.29.
Een andere punt betreft de stelling van VLT dat sprake is van stelselmatige en substantiële afbraak van het bedrijfsdebiet. De kantonrechter is daarover onvoldoende voorgelicht door VLT. VLT heeft daar te weinig over gezegd en geen onderbouwende informatie over verschaft. De kantonrechter heeft geen voldoende beeld waar het betreft de omvang van haar totale (actieve en inactief) klantenbestand ten tijde van de verweten gedragingen en vooral niet over de verhouding van de betreffende elf relaties tot het totaal van relaties qua percentage van de totale omzet en winst. Zonder meer informatie daarover kan de kantonrechter niet beoordelen of de gestelde inbreuk op het duurzame bedrijfsdebiet ook stelselmatig en substantieel is. VLT stelt in de dagvaarding dat zij ten gevolge van het handelen van onder andere [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] een omzetverlies van eerst 15% en nu oplopend naar 20% heeft moeten incasseren, wat neerkomt op circa € 375.000,00 tot
€ 500.000,00 omzetverlies, wat zich voor het eerste jaar vertaalde in € 95.000,00 minder winst. Op de mondelinge behandeling gaf VLT aan dat vergelijking van de periode
1 mei 2023 - 1 mei 2024 met 1 mei 2022 - 1 mei 2023 een omzetverlies van € 503.327,00 oplevert, maar ook dat een deel van het omzetverlies (maar welk deel weet de kantonrechter niet) kan worden toegeschreven aan het door een klant onderbrengen van bestellingen bij een andere leverancier, te weten Smartvision (en dus niet aan de gestelde onrechtmatige werknemersconcurrentie). [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] betwisten het gestelde omzetverlies. Desgevraagd heeft VLT op de mondelinge behandeling nog gezegd dat zij op dat moment ongeveer 300 actieve en 300 inactieve klanten had, maar volgens [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] gaat het over minstens 1.000, tot misschien wel 2.000 klanten (maar mogelijk dan weer niet allemaal actief). De kantonrechter heeft er oog voor dat VLT uit oogpunt van bescherming van bedrijfsgevoelige gegevens en concurrentie terughoudend is met het overleggen van gegevens, maar dat rechtvaardigt niet dat helemaal niets ingebracht wat de kantonrechter zou kunnen toetsen, of althans daar een aanknopingspunt voor zou bieden.
Hebben [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en/of [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] zich negatief uitgelaten tegen relaties over VLT?
4.30.
VLT verwijt [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] ook dat zij zich negatief hebben uitgelaten over VLT tegen relaties van VLT. VLT benoemt daartoe dat [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en/of [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] zouden hebben gezegd dat het niet goed ging met VLT. [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] betwisten dat zij uitlatingen in deze zin hebben gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat de gestelde negatieve uitlating wel erg summier en globaal is gepresenteerd. Daarvan uitgaande, als dit zo gezegd is, is de kantonrechter van oordeel dat dit niet naar relaties behoort te worden uitgedragen, maar zoals nu gepresenteerd vindt de kantonrechter die uitlating te mager om als onrechtmatig aan te merken.
Concurrerende activiteiten tijdens dienstverband?
4.31.
Er is aan de orde gekomen of tijdens de dienstverbanden van [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] ‘al concurrerende activiteiten’ werden verricht. Volgens [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] is de huurovereenkomst voor het bedrijfspand van Iolite in mei of mei/juni 2023 gesloten, dus na afloop van de dienstverbanden. De website van Iolite was volgens [B] op de mondelinge behandeling vanaf juni 2023 in de lucht, dus na afloop van de dienstverbanden van [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] . Wat wel vaststaat is dat tijdens de dienstverbanden van [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] de domeinnaam van Iolite is gedeponeerd, maar dat heeft [B] gedaan. VLT heeft een en ander niet voldoende weersproken. Al met al heeft de kantonrechter geen voldoende harde aanwijzingen dat [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] tijdens hun dienstverbanden ‘al concurrerende activiteiten’ verrichtten. Nog daargelaten dat niet iedere voorbereiding op een eigen onderneming in dat stadium direct als onrechtmatig bestempeld kan worden.
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] en [gedaagde in CV EXPL 23-4679] maken inbreuk op het merk en de handelsnaam van VLT en misleiden door gebruik identieke website aan die van VLT
4.32.
Een ander element in de onderbouwing van de stelling dat sprake is van onrechtmatige werknemersconcurrentie is dat Iolite - kort gezegd - een kopie is van VTL en zich ook zo presenteert.
4.33.
De kantonrechter volgt VLT daarin niet en oordeelt dat Iolite zich weliswaar op dezelfde specialistische markt begeeft, maar geen exacte kopie van VLT is. Zij verwijst daartoe naar het vonnis van de voorzieningenrechter van rechtbank Den Haag van
19 december 2023 (met zaak- en rolnummer C/09/648989 KG ZA 23-480). De kantonrechter sluit zich aan bij de overwegingen van de voorzieningenrechter, die erop neerkomen dat geen sprake is van een merkinbreuk en/of een handelsnaaminbreuk en er geen grond is aanpassing van de website te verlangen.
4.34.
Daarmee komt de kantonrechter tot het oordeel dat er niet (voldoende) is gebleken dat [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en/of [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] zich schuldig maken aan misleidende handelwijzen of verwarring zaaien.
800 meter afstand tussen de vestigingen
4.35.
De kantonrechter constateert dat de afstand tussen beide vestigingen (circa 800 meter) heel beperkt is in feitelijke zin, maar datzelfde geldt voor de betekenis van dat feit. Omdat zowel VLT als Iolite zich in een specialistische branche begeven en ook buiten Nederland opereren (en dus bij uitstek niet afhankelijk zijn van een lokale klantenkring), speelt hun (gelijke) vestigingsplaats geen rol van betekenis. De kantonrechter herhaalt hierbij dat enkel het aangaan van concurrentie niet onrechtmatig is. De geringe afstand tussen de vestigingen vormt in dit geval geen omstandigheid die dat anders maakt.
Kortom
4.36.
De aangevoerde argumenten op zichzelf en in onderlinge samenhang bezien, brengen de kantonrechter tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van onrechtmatige werknemersconcurrentie door [gedaagde in CV EXPL 23-4679] en/of [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] (geabstraheerd van het relatiebeding waaraan zij gebonden is en/of voor zover het feiten en omstandigheden betreft die buiten de werking van dat beding vallen).
4.37.
De op onrechtmatige werknemersconcurrentie gerichte vorderingen worden daarom zowel jegens [gedaagde in CV EXPL 23-4679] als jegens [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] afgewezen.
Verrekening met beëindigingsvergoeding
4.38.
[eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] maakt aanspraak op de met VLT overeengekomen beëindigingsvergoeding.
4.39.
VLT betwist niet dat zij aan [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] de beëindigingsvergoeding verschuldigd is, maar zij wenst de vergoeding te verrekenen met de gestelde geleden schade. Daarom is VLT nog niet tot feitelijke betaling overgegaan.
4.40.
Vaststaat dat VLT de door [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] gevorderde beëindigingsvergoeding verschuldigd is en nog niet heeft betaald. Het verrekeningsverweer van VLT speelt vervolgens in beide kantonzaken een rol. Gelet op wat de kantonrechter hiervoor heeft overwogen, houdt zij ieder verder oordeel over het beroep van VLT op verrekening aan.
Afsluitend
4.41.
De kantonrechter geeft VLT en [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] in overweging te bekijken of zij de zaak alsnog in onderling overleg kunnen regelen. Het traject van bewijslevering wat voor hen ligt, zal de nodig inspanningen van partijen vragen, waarbij zij voor ogen moeten houden dat de maximale inzet beperkt is tot de gevorderde contractuele boete (9x). Indien en voor zover zij de zaak alsnog wensen te schikken, kunnen zij dat per akte op de rol aangeven.
4.42.
Iedere verdere beslissing wordt in beide zaken aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
A. in de zaak met zaaknummer 10734307 / CV EXPL 23-4414
zowel in conventie als in voorwaardelijke reconventie
5.1.
houdt iedere verdere beslissing aan met het oog op de bewijslevering in zaak 10755797 / CV EXPL 23-4679,
5.2.
verwijst de zaak verwijst de zaak naar de rol van 17 april 2025, waarna er nadere instructies zullen worden verstrekt,
B. in de zaak met zaaknummer 10755797 / CV EXPL 23-4679
5.3.
draagt VLT op te bewijzen dat [eiser in CV EXPL 23-4414 en gedaagde sub 1 in CV EXPL 23-4679] de door VLT aan haar verweten toenaderingen van de 9 genoemde bedrijven (uitgezonderd Keyence en Phaer) - als omschreven onder 4.12. en subnummers - heeft verricht,
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
donderdag 17 april 2025voor uitlating door VLT of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.5.
bepaalt dat, als VLT geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.6.
bepaalt dat, als VLT
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
juni tot en met septemberdan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.7.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. I. Boekhorst, in het paleis van justitie te ’s-Hertogenbosch, Leeghwaterlaan 8,
5.8.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze vonnissen zijn gewezen door mr. I. Boekhorst en in het openbaar uitgesproken op
20 maart 2025.

Voetnoten

1.Nota bene: de voorwaarde bestaat eruit dat er in deze zaak eerder tot een vonnis wordt gekomen dan in zaak 10755797 / CV EXPL 23-4679.