Op 3 maart 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, die op dat moment in een accommodatie verbleef. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie om de crisismaatregel voor drie weken te verlengen afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van wilsbekwaam verzet van de betrokkene, die eerder als wilsonbekwaam was aangemerkt. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de betrokkene minder verward was dan voorheen en openstond voor hulpverlening. De rechtbank benadrukte dat de wensen en voorkeuren van de betrokkene gerespecteerd moeten worden, tenzij er acuut levensgevaar dreigt of er een aanzienlijk risico voor anderen is. De rechtbank concludeerde dat er geen causaal verband was tussen het gedrag van de betrokkene en een vermoedelijke psychische stoornis, en dat de situatie niet voldeed aan de wettelijke criteria voor het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. De beslissing werd genomen door mr. I.S. Verstraelen en in het openbaar uitgesproken op dezelfde dag.