ECLI:NL:RBOBR:2025:1214

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
23/742
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van het UWV inzake WIA-uitkering en de vereiste taalvaardigheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 3 maart 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. C.L. Schuren, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV dat de werknemer per 23 september 2021 recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De rechtbank legt uit dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat de werknemer de Nederlandse taal niet machtig is, wat essentieel is voor het vervullen van de geselecteerde functies. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 907,- en het UWV moet het griffierecht van € 365,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van taalvaardigheid in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de gevolgen daarvan voor de toekenning van uitkeringen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/742

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.L. Schuren),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: E.A.M. Vervoort).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam], belanghebbende (hierna: de werknemer)

Samenvatting

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV dat de werknemer per 23 september 2021 recht heeft op een WIA-uitkering [1] . Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Het UWV heeft met het besluit van 22 maart 2022 besloten dat de werknemer vanaf 23 september 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
2.1.
Het UWV heeft de werknemer op 20 december 2022 laten weten het voornemen te hebben om het besluit van 22 maart 2022 te wijzigen. Dit voornemen houdt in dat de werknemer vanaf 23 september 2021 wel recht heeft op een WIA-uitkering.
2.2.
Met de beslissing op bezwaar van 27 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van de werknemer gegrond verklaard. De werknemer heeft per 23 september 2021 recht op een WIA-uitkering.
2.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
Eiseres heeft een nader stuk ingediend.
2.5.
De werknemer heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met eiseres (zijn voormalig werkgever). De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat eiseres geen kennis mag nemen van de medische stukken.
2.6.
De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het UWV deelgenomen. Eiseres heeft de rechtbank laten weten dat zij niet aan de zitting zal deelnemen.

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

3. De werknemer was voor het laatst werkzaam als magazijnmedewerker bij eiseres voor 40 uur per week. Op 26 september 2019 heeft de werknemer zich ziekgemeld voor dit werk. Bij het naderen van het einde van de wachttijd van 104 weken heeft de werknemer een WIA-uitkering aangevraagd. Hierna heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals onder het kopje Procesverloop is weergegeven.

Standpunten van partijen

4. In het bestreden besluit heeft het UWV besloten dat de werknemer vanaf 23 september 2021 recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij meer dan 35% arbeidsongeschikt is. Aan dit oordeel heeft het UWV de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B) en de arbeidsdeskundige B&B ten grondslag gelegd. De arbeidsdeskundige B&B is tot de conclusie gekomen dat de door de primaire arbeidsdeskundige geselecteerde voorbeeldfuncties niet allemaal geschikt zijn voor de werknemer. De arbeidsdeskundige B&B heeft de volgende functies geselecteerd: Medewerker logistiek (SBC-code 111220), Tuinmedewerker, medewerker bloemzaadproductie (SBC-code 111010) en Montagemedewerker/bestukker (SBC-code 111180). Het loon dat de werknemer met deze functies kan verdienen, leidt afgezet tegen het loon dat de werknemer in zijn laatst verrichte werk verdiende, tot een verlies aan verdiencapaciteit (en daarmee een mate van arbeidsongeschiktheid) van 49,36%.
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de arbeidsdeskundige B&B de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies ten onrechte, dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft verworpen. Het UWV heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat de werknemer onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal heeft om deze functies te vervullen. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat de door het CBBS geselecteerde functies, die zouden leiden tot een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%, maar die desondanks niet zijn gebruikt voor de schatting, onvoldoende of in het geheel niet gemotiveerd zijn verworpen. Eiseres vindt dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek heeft. Eiseres verzoekt de rechtbank om dit vast te stellen en het UWV dit gebrek te laten herstellen of een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
6. Het UWV heeft naar aanleiding van de gronden van eiseres de arbeidsdeskundige B&B om een aanvullende reactie gevraagd. De arbeidsdeskundige B&B heeft op 18 november 2024 een rapport opgesteld en daarin geen aanleiding gezien een ander standpunt in te nemen.

Beoordeling door de rechtbank

7. De arbeidsdeskundige B&B heeft een aantal van de door de primaire arbeidsdeskundige geselecteerde functies verworpen, omdat de werknemer de Nederlandse taal niet machtig is en dit voor het uitvoeren van deze functies wel nodig is. Het gaat om de functies Textiel productenmaker (SBC-code 111160), Medewerker binderij, drukkerij (SBC-code 268030) en Productiemedewerker machinaal inpakken (SBC-code 111175). Eiseres is het niet eens met deze verwerping. Zij vindt dat het UWV niet aannemelijk heeft gemaakt dat de werknemer onvoldoende taalbeheersing heeft om de functies uit te oefenen.
8. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige B&B voldoende heeft gemotiveerd dat de werknemer de Nederlandse taal niet machtig is. Daarnaast ziet de rechtbank in de stukken van het dossier ook aanwijzingen dat de werknemer de Nederlandse taal niet beheerst. Zo was bij het spreekuur met de primaire arts een tolk aanwezig en op het spreekuur met de verzekeringsarts B&B werd Engels gesproken. Wat eiseres heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Het enkele gegeven dat de werknemer al enkele jaren in Nederland is en hier enige werkervaring heeft is onvoldoende om aan te nemen dat de werknemer de Nederlandse taal spreekt en Nederlandse teksten kan lezen.
9. De rechtbank komt vervolgens tot de conclusie dat de arbeidsdeskundige B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom de werknemer niet in staat is om de onder punt 7 genoemde functies uit te oefenen. De arbeidsdeskundige B&B heeft namelijk toegelicht, onder verwijzing naar de toelichting van de arbeidsdeskundige analist, dat het voor de verworpen functies is vereist dat de werknemer de Nederlandse taal beheerst en in staat is om Nederlandse teksten te lezen. Omdat de werknemer de Nederlandse taal in zijn geheel niet machtig is, acht de arbeidsdeskundige B&B eiser niet geschikt voor de functies. De rechtbank kan deze toelichting, mede gelet op wat onder punt 8 van deze uitspraak is overwogen, volgen.
10. Eiseres heeft hier tegenin gebracht dat uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [2] volgt dat iemand met beperkte lees- en taalvaardigheid in de Nederlandse taal doorgaans in staat kan worden geacht eenvoudige productiematige functies te vervullen. Dit standpunt wijzigt het oordeel van de rechtbank niet. De werknemer is namelijk niet aan te merken als iemand met een beperkte lees- en taalvaardigheid in de Nederlandse taal. Ook het door eiseres aangehaalde artikel 9, aanhef en onder a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten gaat niet op. Dit artikel zegt namelijk alleen iets over de mondelinge beheersing van de Nederlandse taal, terwijl de arbeidsdeskundige B&B de functies ook heeft verworpen omdat de werknemer niet beschikt over de vereiste leesvaardigheid.
11. De rechtbank heeft gelet op het voorgaande geen twijfels aan de beoordeling door de arbeidsdeskundige B&B. Zij komt overigens tot het oordeel dat de motivering van de arbeidsdeskundige B&B ten aanzien van de verwerping van de onder punt 7 genoemde functies in bezwaar al voldoende was. In beroep heeft de arbeidsdeskundige B&B hier meer woorden aan gegeven, maar dit betekent niet dat op dit punt sprake is van een motiveringsgebrek. Dit geldt ook voor de motivering van de verwerping van de door het CBBS geselecteerde functies met een arbeidsongeschiktheidsklasse van minder dan 35%, zoals opgenomen in de Notities functiebelasting van 18 december 2022. De rechtbank vindt dat eiseres uit dit stuk heeft kunnen afleiden waarom de daarin opgenomen functies zijn verworpen.
12. De rechtbank volgt eiseres wel in haar stelling dat een aantal van de door het CBBS geselecteerde functies met een arbeidsongeschiktheidsklasse van minder dan 35% in de bezwaarfase in zijn geheel niet gemotiveerd zijn verworpen, en dat dit betekent dat sprake is van een motiveringsgebrek. De rechtbank licht dat als volgt toe. Een aantal functies zoals opgenomen in het Overzicht niet-eindgeselecteerde functies van 18 december 2022 zijn niet opgenomen in de Notities functiebelasting van 18 december 2022. Van deze functies is dus niet gemotiveerd waarom zij zijn verworpen. Dit heeft de arbeidsdeskundige B&B ook opgemerkt in zijn rapportage van 18 november 2024. In beroep heeft de arbeidsdeskundige B&B de ontbrekende functies alsnog opgenomen in de Notities functiebelasting en voorzien van een motivering. Voor een werkgever (eiseres) moet het controleerbaar zijn waarom een functie wordt verworpen. Omdat de motivering van de verwerping van de functies pas in beroep is gegeven, was dat op dat moment pas mogelijk. De rechtbank vindt dat er daarom sprake is van een motiveringsgebrek.
13. De rechtbank passeert het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat de motivering door de arbeidsdeskundige B&B in beroep volstaat en niet aannemelijk is dat eiseres door het gebrek is benadeeld. De rechtbank ziet wel aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen en te bepalen dat eiseres het griffierecht krijgt vergoed.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zoals onder punt 13 is overwogen krijgt eiseres wel een proceskostenvergoeding. Deze vergoeding stelt de rechtbank op grond van Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 907,- per punt en wegingsfactor 1). Verder moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 365,- aan haar vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 907,-;
  • bepaalt dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 365,- aan haar moet terugbetalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Langenhoff, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen.