In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, wordt het beroep van eiser tegen de WOZ-waarde van zijn woning behandeld. Eiser, eigenaar van een vrijstaande woning, heeft beroep ingesteld omdat de heffingsambtenaar niet tijdig op zijn bezwaar heeft beslist. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 682.000 voor het kalenderjaar 2023. Eiser stelt dat deze waarde te hoog is en heeft vier vergelijkingsobjecten aangedragen, maar heeft niet voldoende onderbouwd waarom deze objecten meer geschikt zouden zijn dan die van de heffingsambtenaar. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en dat het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. Eiser krijgt wel het griffierecht terug, maar het beroep tegen de uitspraak op bezwaar wordt ongegrond verklaard. De rechtbank benadrukt dat in het belastingrecht een vrije bewijsleer geldt en dat het aan eiser is om zijn standpunten voldoende te onderbouwen. De uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink op 28 februari 2025.