ECLI:NL:RBOBR:2025:1170

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
24/1876
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde en niet-tijdig beslissen door heffingsambtenaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, wordt het beroep van eiser tegen de WOZ-waarde van zijn woning behandeld. Eiser, eigenaar van een vrijstaande woning, heeft beroep ingesteld omdat de heffingsambtenaar niet tijdig op zijn bezwaar heeft beslist. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 682.000 voor het kalenderjaar 2023. Eiser stelt dat deze waarde te hoog is en heeft vier vergelijkingsobjecten aangedragen, maar heeft niet voldoende onderbouwd waarom deze objecten meer geschikt zouden zijn dan die van de heffingsambtenaar. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en dat het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. Eiser krijgt wel het griffierecht terug, maar het beroep tegen de uitspraak op bezwaar wordt ongegrond verklaard. De rechtbank benadrukt dat in het belastingrecht een vrije bewijsleer geldt en dat het aan eiser is om zijn standpunten voldoende te onderbouwen. De uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink op 28 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1876

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Boxtel, de heffingsambtenaar

(M.G.M. Schwering).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem vastgestelde WOZ [1] -waarde van de woning aan de [adres] in [woonplaats] (de woning) niet te hoog is.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning met de beschikking van 25 februari 2023 vastgesteld voor het kalenderjaar 2023 op € 682.000. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum waarbij ook de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) is bekendgemaakt.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld, omdat de heffingsambtenaar niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar.
1.3.
Met de uitspraak op bezwaar van 19 april 2024 heeft de heffingsambtenaar de vastgestelde waarde gehandhaafd en eiser een dwangsom toegekend vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
1.4.
Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd, omdat hij het niet eens is met de uitspraak op bezwaar.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de heffingsambtenaar en de taxateur van de heffingsambtenaar
W.J. Nieuwenhuis.
1.7.
Op de zitting heeft de rechtbank het onderzoek aangehouden, omdat zij niet kon vaststellen dat eiser behoorlijk was opgeroepen voor de zitting. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan het dossier is toegevoegd.
1.8.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een nadere zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn om een nadere zitting hebben gevraagd, [2] heeft de rechtbank het onderzoek op 24 februari 2025 gesloten en de zaak niet behandeld op een nadere zitting.

Feiten

2. Eiser is eigenaar van de woning, een vrijstaande woning aan de [adres] in [woonplaats] met bouwjaar 2019. De woning bestaat uit een hoofdbouw van 201 m², een zolder van 18 m², een overkapping van 28 m², een vrijstaande berging van 73 m² en een vrijstaande garage van 50 m². De grond bij de woning heeft een oppervlakte van 944 m².

Beoordeling door de rechtbank

Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar
3. Omdat niet tijdig op het bezwaar van eiser is beslist, heeft eiser beroep ingesteld. De heffingsambtenaar erkent dat hij te laat was met beslissen. Met de uitspraak op bezwaar van 19 april 2024 heeft de heffingsambtenaar alsnog op het bezwaar van eiser beslist en eiser een dwangsom toegekend van € 777 vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Eiser heeft de hoogte van die dwangsom niet ter discussie gesteld. Gelet hierop heeft eiser geen belang meer bij de beoordeling van zijn beroep wegens niet tijdig beslissen. Dit beroep is daarom niet-ontvankelijk. Omdat eiser wel terecht het beroep wegens niet tijdig beslissen heeft ingesteld, moet de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht vergoeden. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
Het beroep tegen de (met de uitspraak op bezwaar gehandhaafde) vastgestelde waarde
4. In beroep is het aan de heffingsambtenaar om aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is de heffingsambtenaar hierin geslaagd.
4.1.
De heffingsambtenaar verwijst ter onderbouwing van de vastgestelde waarde naar de getaxeerde waarde van € 890.000, zoals opgenomen in de door hem overgelegde vergelijkingsmatrix die is opgesteld door taxateur W.J. Nieuwenhuis. Daarin is de vergelijkingsmethode toegepast. Dat betekent in dit geval dat woning is vergeleken met vier andere woningen, te weten [adres] , [adres] , [adres] en [adres] , alle in [woonplaats] . Deze woningen worden de vergelijkingsobjecten genoemd. In de vergelijkingsmatrix heeft de heffingsambtenaar de uit de transactiecijfers van de vergelijkingsobjecten afgeleide m²-prijzen gecorrigeerd voor de door hem benoemde waarderelevante verschillen.
4.2.
Eiser verzoekt om de inhoud van het bezwaarschrift als herhaald en ingelast te beschouwen. Zo’n verzoek is geen argument waarop de rechtbank inhoudelijk hoeft te reageren. Op de bezwaargronden is namelijk gereageerd met de uitspraak op bezwaar. Het is dan aan eiser om concreet te benoemen welke geschilpunten er in beroep nog aan de orde zijn. Hij kan die verplichting niet naar de rechtbank exporteren. Dit betekent dat de rechtbank alleen kijkt naar wat eiser concreet in beroep heeft aangevoerd.
4.3.
Eiser stelt dat de onderbouwing van de heffingsambtenaar in beroep een zelf gefabriceerd document is dat geen betekenis heeft. Van taxateur Nieuwenhuis zijn geen NAW-gegevens en is geen lidmaatschap van een beroepsorganisatie vermeld. Hij wijst er verder op dat de waarde alleen met een taxatieverslag kan worden onderbouwd. Dit betoog slaagt niet. In het belastingrecht geldt een vrije bewijsleer. Het is niet aan de rechter (of een belanghebbende) om de heffingsambtenaar een bepaald bewijsmiddel voor te schrijven. In beroep moet worden beoordeeld of de heffingsambtenaar met de door hem gekozen bewijsmiddelen aan zijn bewijslast heeft voldaan, mede gelet op wat eiser daartegen inhoudelijk aanvoert. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om NAW-gegevens dan wel gegevens over lidmaatschappen van beroepsorganisaties van taxateur Nieuwenhuis op te vragen. De noodzaak daartoe heeft eiser op geen enkele manier onderbouwd. Verder heeft de heffingsambtenaar er op de zitting op gewezen dat eiser eerder tegen taxateur Nieuwenhuis een tuchtprocedure heeft gevoerd bij – naar de rechtbank begrijpt – het tuchtcollege van de stichting Tuchtrechtspraak NRVT. [3] De rechtbank vindt dat in het voeren van een dergelijke procedure besloten ligt dat voor eiser kennelijk niet in geschil is dat taxateur Nieuwenhuis ook daadwerkelijk taxateur is.
4.4.
Eiser vind [adres] , [adres] , [adres] , [adres] en [adres] het best vergelijkbaar met zijn woning. De rechtbank begrijpt hieruit dat eiser deze objecten meer geschikt vindt voor een vergelijking en de door de heffingsambtenaar gehanteerde vergelijkingsobjecten minder geschikt. Dit standpunt is onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat.
4.5.
Eiser doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel in de zin van de meerderheidsregel. Dit betoog faalt. Voor toepassing van de meerderheidsregel moet een vergelijking worden gemaakt met woningen die identiek zijn, in die zin dat de verschillen verwaarloosbaar zijn. Dat de betreffende woningen slechts “vergelijkbaar” zijn, is dus onvoldoende om van identieke woningen in de hiervoor bedoelde zin te spreken. [4] Eiser wijst voor de vergelijking op de hiervoor (in overweging 4.4) genoemde woningen, maar gaat er daarbij ten onrechte vanuit dat het voor zijn beroep op de meerderheidsregel voldoende is dat die woningen “vergelijkbaar” zijn. De heffingsambtenaar heeft gemotiveerd gesteld dat de door eiser genoemde woningen alleen al qua soort woning, bouwjaar en gebruiksoppervlakte niet identiek zijn aan de woning. Overigens ligt de bewijslast bij eiser om zijn beroep op de meerderheidsregel te onderbouwen. Hij kan die last niet naar de heffingsambtenaar verleggen door te eisen dat de heffingsambtenaar taxatieverslagen van de door eiser genoemde woningen moet overleggen.
4.6.
Eiser zegt dat zijn woning tussen de € 126.000 en € 198.000 te hoog is gewaardeerd. Hij overlegt een kennelijk door hemzelf opgestelde waardematrix ter onderbouwing van zijn standpunt. In deze matrix lijkt het erop dat de vergelijkingsmethode is toegepast. Wat de vergelijkingsobjecten betreft is eiser uitgegaan van de WOZ-waarden van de daarin door hem genoemde woningen. Dat is een onjuist uitgangspunt, omdat bij de vergelijkingsmethode in beginsel alleen woningen geschikt zijn die kort voor of na de waardepeildatum zijn verkocht. Ook is in deze matrix op nagenoeg geen enkele manier rekening gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten wat betreft de primaire en secundaire objectkenmerken. Met deze waardematrix wordt alleen al daarom geen twijfel gezaaid over de juistheid van de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde. Die twijfel heeft eiser ook niet gezaaid met wat hij verder heeft aangevoerd.
5. Eiser stelt nog aan de orde dat enkele door hem genoemde stukken niet door de heffingsambtenaar aan het dossier waren toegevoegd c.q. niet volledig waren. Ook staat er ten aanzien van de WOZ-waarde van vorig kalenderjaar een onjuiste waarde geregistreerd. Eiser heeft zelf een van de bedoelde stukken ingebracht en ten aanzien van een ander stuk heeft de heffingsambtenaar erkend dat daarin informatie ontbrak (t.w. de definitie van het begrip “oppervlakte”). Zo er sprake is van een gebrek, is dit in de beroepsfase hersteld en heeft eiser daarop kunnen reageren. Eiser is daarom niet in zijn belangen geschaad. Een eventuele onjuiste registratie van de WOZ-waarde van een eerder belastingjaar kan in deze procedure niet aan de orde komen, omdat die waarde niet ter toetsing voorligt en evenmin een rol speelt bij de vaststelling van de waarde die geldt voor het kalenderjaar dat in deze procedure wel aan de orde is.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank daarover geen inhoudelijk oordeel zal geven. Eiser krijgt wel het griffierecht terug. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk heeft met zijn standpunt dat de vastgestelde waarde van de woning te hoog is.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep wegens niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 19 april 2024 ongegrond;
  • draagt de heffingsambtenaar op om het door eiser betaalde griffierecht van € 51 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van M. Brok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2025.
De rechter is niet in staat om deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘sHertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘sHertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ‘sHertogenbosch.

Voetnoten

1.Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ).
2.De heffingsambtenaar heeft op de zitting van 5 februari 2025 toestemming gegeven voor het afdoen van het beroep zonder nadere zitting. Aan eiser is deze vraag voorgelegd per aangetekende brief van 10 februari 2025 (track & trace nummer: [nummer] die – volgens de gegevens van PostNL- op 11 februari 2025 (om 13:48 uur) op het door eiser opgegeven adres is bezorgd.
3.Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT).
4.Hoge Raad 8 juli 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8942