ECLI:NL:RBOBR:2025:1151

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
396207 EX RK 23-122
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verstrekking van auditresultaten in het kader van afgebroken onderhandelingen tussen BioConnection en Prestige Biologics

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 maart 2025 een beschikking gegeven in een verzoekschriftprocedure tussen BioConnection B.V. en Prestige Biologics Co. Limited. BioConnection, een Europese aanbieder van steriele productiefaciliteiten, heeft verzocht om afschrift van de resultaten van een audit die door Prestige is uitgevoerd in haar productiefaciliteit. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 843a Rv (oud), omdat BioConnection stelt dat de auditresultaten van belang zijn voor de beoordeling van haar vordering tot schadevergoeding in verband met afgebroken onderhandelingen. Prestige, gevestigd in Zuid-Korea, heeft de samenwerking met BioConnection beëindigd en betwist dat er enige betalingsverplichting bestaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat BioConnection een rechtmatig belang heeft bij inzage in de auditresultaten en heeft het verzoek toegewezen. Prestige is veroordeeld om binnen zes weken na betekening van de beschikking afschrift te verstrekken van de interne correspondentie met betrekking tot de audit, op straffe van een dwangsom. Tevens is Prestige veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer / rekestnummer: C/01/396207 / EX RK 23-122
Beschikking van 11 maart 2025
in de zaak van
BIOCONNECTION B.V.,
gevestigd in Oss,
verzoekende partij,
hierna te noemen: BioConnection,
advocaat: mr. M.A.L.M. Willems,
tegen
PRESTIGE BIOLOGICS CO. LIMITED,
gevestigd in Chungcheongbuk-do, Zuid-Korea,
verwerende partij,
hierna te noemen: Prestige,
advocaat: mr. R.G.J. de Haan.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- het verzoekschrift van 22 augustus 2023 met 14 bijlagen;
- het verweerschrift van 1 oktober 2024 met 8 bijlagen.
1.2.
Op 28 januari 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Bij de mondelinge behandeling waren namens BioConnection [A] (hoofd business development) en [B] (jurist) aanwezig, bijgestaan door mr. Willems voornoemd. Prestige is zelf niet verschenen, maar heeft zich tijdens de mondelinge behandeling laten vertegenwoordigen door mr. J.W. Snel en mr. M.L. Hoenjet (kantoorgenoten van mr. De Haan voornoemd). De advocaten van beide partijen hebben zittingsaantekeningen overhandigd en voorgelezen.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is aan partijen meegedeeld dat vandaag de beschikking zal worden gegeven.

2.De feiten

2.1.
BioConnection is een Europese aanbieder van steriele productiefaciliteiten en diensten voor (bio)farmaceutische bedrijven.
2.2.
Prestige is onderdeel van de Koreaanse Prestige Biopharma Group. Die groep houdt zich bezig met versnelde kwaliteitsontwikkeling en commercialisering van bestaande en toekomstige biologische geneesmiddelen en vaccins.
2.3.
Partijen hebben in de periode van december 2022 tot maart 2023 onderhandeld over de productie van geneesmiddelen voor Prestige in de productiefaciliteit van BioConnection, het zogeheten ‘HD201 project’. Het ging om het afvullen (fill and finish) en vriesdrogen (freeze dry) van het farmaceutisch geneesmiddel Trastuzumab, waarvoor BioConnection 500 liter vullijn en 10 m2 vriesdroger beschikbaar stelde.
2.4.
Op 26 januari 2023 hebben partijen een Price Quotation en een Slot Confirmation Letter ondertekend.
2.5.
Op 30 en 31 januari 2023 heeft Prestige een audit uitgevoerd in de productiefaciliteit van BioConnection.
2.6.
BioConnection heeft Prestige op 6 maart 2023 een factuur ten bedrage van € 31.688,- gestuurd.
2.7.
Bij brief van 15 maart 2023 heeft Prestige kenbaar gemaakt dat zij de samenwerking met BioConnection beëindigde, omdat het aanbod van BioConnection voor haar niet ‘the best fit’ voor het op te zetten traject was.
2.8.
De tweede factuur van BioConnection aan Prestige dateert van 27 maart 2023 en betreft een bedrag van € 1.797.852,-.
2.9.
Prestige heeft de bedragen op voornoemde facturen van BioConnection niet voldaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
BioConnection vraagt de rechtbank om, uitvoerbaar bij voorraad,
Prestige te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van de in deze te wijzen beschikking aan BioConnection primair afschrift te verstrekken van en subsidiair inzage te verlenen in de resultaten van de Audit en alle interne correspondentie en correspondentie met eventuele door Prestige bij of ten behoeve van de audit betrokken derden aangaande de resultaten van de audit die Prestige op 30 en 31 januari 2023 in BioConnection’s productiefaciliteit heeft uitgevoerd;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000 voor iedere dag dat Prestige niet voldoet aan enige veroordeling, tot een maximum van € 250.000, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom;
Prestige te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, met inbegrip van de nakosten van € 163 zonder betekening en verhoogd met € 85 indien niet binnen veertien dagen na dagtekening aan deze uitspraak is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden en -voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Aan het verzoek heeft BioConnection het volgende ten grondslag gelegd.
Prestige heeft bij brief van 15 maart 2023 kenbaar gemaakt de samenwerking met BioConnection te beëindigen. Als gevolg van de korte resterende tijd tot de gereserveerde data heeft BioConnection de door Prestige gereserveerde capaciteit aan vullijn en vriesdroger uiteindelijk niet meer opbrengstgenererend kunnen benutten. Dit levert een aanzienlijke kostenpost op van € 1.829.540,-. BioConnection heeft met Prestige afgesproken dat Prestige enkel de bedragen aan haar in rekening zou brengen als de audit succesvol was. Prestige heeft toegezegd om de resultaten van de audit binnen een week na de audit met BioConnection te delen. Dat heeft zij echter tot op heden niet gedaan. BioConnection is voornemens om een procedure te starten waarin zij zal vorderen dat Prestige wordt veroordeeld tot betaling van voornoemd bedrag. BioConnection wenst eerst meer duidelijkheid te krijgen over de gegrondheid van haar vordering en de door Prestige uitgevoerde audit die daaraan gekoppeld is. Voor het bepalen van de gegrondheid van de vordering tot voldoening van voornoemd bedrag zijn de uitkomsten van de audit van groot belang.
3.3.
Prestige verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe het volgende aan.
De relatie tussen Prestige en BioConnection bevond zich nog in een (prille) voorfase. Partijen onderzochten de mogelijke productie van het medicijn ‘HD201’ door BioConnection in opdracht van Prestige, maar hebben nooit overeenstemming bereikt over de prijs, het product of de productieproces. Tijdens haar bezoek op 30 en 31 januari 2023 identificeerde Prestige verschillende tekortkomingen. Deze omvatten onder meer het ontbreken van goedkeuring door de U.S. Food and Drug Administration (FDA) van de productielijn die zou worden gebruikt. Ook bleek dat de capaciteit van de vriesdroger niet toereikend was voor de gewenste batchgrootte en een deel van de productie zou moeten worden uitbesteed aan derde partijen. Dit zou de nodige vertraging en kosten met zich mee brengen. Prestige heeft haar bevindingen vervolgens gedeeld met BioConnection, middels het aan haar toesturen van de notulen van de interne vergadering van 9 maart 2023. Daarin worden de verschillende tekortkomingen die in de audit naar voren zijn gekomen in detail besproken. Daarna heeft Prestige aangegeven dat zij de onderhandelingen beëindigde.
Prestige betwist dat enige betalingsverplichting van haar kant afhankelijk zou zijn van een succesvolle audit. Er was nog geen sprake van een rechtsgeldige overeenkomst tussen Prestige en BioConnection betreffende de productie van ‘HD201’. De prijzen zoals genoemd in de Price Quotation en hetgeen is genoemd in de Slot Confirmation Letter is niet bindend. Van een betalingsverplichting is dan ook geen sprake. Ook waren de daarin genoemde afspraken onder het voorbehoud van een succesvolle audit. De uitgevoerde audit voldeed niet aan de verwachtingen van Prestige.
Het verzoek van BioConnection voldoet niet aan de voorwaarden en moet daarom worden afgewezen. BioConnection heeft i) geen (rechtmatig) belang bij haar verzoek, omdat de auditresultaten reeds bekend zijn en zijn gecommuniceerd aan BioConnection, ii) het verzoek niet ziet op bepaalde bescheiden en iii) geen sprake is van een rechtsbetrekking waarbij BioConnection partij is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, verder ingegaan.

4.De beoordeling

Vooraf - internationale aspecten
4.1.
Prestige is gevestigd in Zuid-Korea. De rechtbank zal daarom ambtshalve moeten beoordelen of zij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen en welk recht van toepassing is.
4.2.
In artikel 3 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald dat in zaken die bij verzoekschrift moeten worden ingeleid, met uitzondering van huwelijkszaken en zaken betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft als verzoeker in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. In dit geval is verzoeker, BioConnection, gevestigd in Oss, Nederland. De Nederlandse rechter is reeds om die reden bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
4.3.
De vraag welk recht van toepassing is, is bepaald in artikel 10:3 BW. In dat artikel is bepaald dat op de wijze van procederen ten overstaan van de Nederlandse rechter het Nederlands recht van toepassing is. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat het Nederlands recht op deze procedure van toepassing is. De rechtbank zal het verzoek daarom toetsen aan het Nederlands recht.
Inhoudelijk
4.4.
BioConnection heeft verzocht om afschrift te verstrekken van dan wel inzage te geven in bepaalde bescheiden die Prestige onder zich zou houden. Zij doet dat op grond van het bepaalde in artikel 843a Rv (oud). Op 1 januari 2025 is de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht in werking getreden. Daarmee zijn (onder meer) de wetsartikelen waarin het gaat om het inzagerecht gewijzigd. Nu BioConnection haar verzoek vóór deze wetswijziging heeft ingediend, zijn bij de beoordeling van het verzoek nog de wettelijke bepalingen zoals die vóór 1 januari 2025 golden van toepassing. De rechtbank zal daarom bij de beoordeling van het verzoek aan die (oude) wettelijke bepalingen toetsen.
4.5.
De vraag die voorligt is of BioConnection recht heeft op afschrift van dan wel inzage in de door haar genoemde bescheiden. BioConnection baseert haar vordering op artikel 843a Rv (oud). Het verzoek van BioConnection is op grond van artikel 843a Rv (oud) toewijsbaar indien:
(i) BioConnection een rechtmatig belang heeft bij inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden,
(ii) het verzoek betrekking heeft op bepaalde bescheiden,
(iii) de bescheiden een rechtsbetrekking betreffen waarin BioConnection partij is, en
(iv) Prestige deze bescheiden tot haar beschikking of onder haar berusting heeft.
Op grond van het vierde lid van artikel 843a Rv (oud) is degene die de bescheiden ter beschikking heeft of onder zich heeft niet gehouden aan het verzoek te voldoen indien daarvoor gewichtige, door deze partij aan te voeren redenen zijn of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde bescheiden is gewaarborgd.
Rechtsbetrekking
4.6.
Vast staat dat partijen in januari 2023 afspraken met elkaar hebben gemaakt over de eventuele productie van medicijnen door BioConnection voor Prestige. Die afspraken hebben zij vastgelegd in een tweetal documenten, te weten de Price Quotation en de Slot Confirmation Letter. Ondanks dat partijen van mening verschillen over de vraag of de daarin vastgelegde afspraken bindend waren, heeft BioConnection naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat de bescheiden waar zij afschrift van vraagt relevant zijn voor de beoordeling van het geschil met het oog waarop verstrekking wordt gevraagd (zie onder meer HR 29 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2007 en HR 26 oktober 2012, NJ 2013/220). BioConnection stelt immers dat de uitkomsten van de audit relevant zijn voor de beantwoording van de vraag of haar vordering op Prestige (betaling van een schadevergoeding wegens afgebroken onderhandelingen) toewijsbaar is. Weliswaar heeft Prestige betwist dat zij, ook als de uitkomst van de audit positief zou zijn geweest, gehouden is om enige vergoeding aan BioConnection te betalen, maar het is aan de rechter in een eventuele bodemprocedure om daarover te oordelen. Voor het vaststellen of sprake is van een rechtsbetrekking is tussen partijen als bedoeld in artikel 843a Rv (oud) is reeds voldoende dat verzoeker aannemelijk maakt dat het gaat om bescheiden die relevant kunnen zijn voor het voorliggende geschil. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen.
Rechtmatig belang
4.7.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, hebben BioConnection en Prestige in januari 2023, voordat de audit plaatsvond, enkele afspraken met elkaar gemaakt. Vast staat dat deze afspraken zijn gemaakt onder het voorbehoud van een succesvolle audit door Prestige. Na een succesvolle audit zouden partijen verder praten over het sluiten van een Service Agreement, een Manufacture & Supply Agreement en een Quality Agreement. De uitkomst van de audit is dan ook van belang voor het bepalen van de rechtsverhouding tussen partijen. Weliswaar heeft Prestige inmiddels – bij verweer – de notulen overgelegd van de interne vergadering van 9 maart 2023 waarin de verschillende tekortkomingen die in de audit naar voren zijn gekomen intern zijn besproken en vastgelegd, maar dit maakt niet dat BioConnection geen rechtmatig belang (meer) heeft bij afschrift van de daadwerkelijke resultaten van de audit, althans de interne correspondentie die daarover binnen Prestige is gevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling is onweersproken door BioConnection gesteld dat de medewerkers van Prestige die op 30 en 31 januari 2024 een bezoek brachten aan de productiefaciliteit van BioConnection zeer positief waren over hetgeen zij aldaar aantroffen. Dat hebben zij aan het einde van de eerste én aan het einde van de tweede dag van hun bezoek aan BioConnection gecommuniceerd. Daar komt bij dat uit de overgelegde correspondentie die tussen partijen is gevoerd kort na de audit blijkt dat door Prestige is gecommuniceerd dat haar management het prijsvoorstel van BioConnection had geëvalueerd en tot de conclusie was gekomen dat dit het verwachte budgetlimiet van Prestige zou gaan overschrijden. In de e-mail van [C] (CEO van Prestige) van 10 maart 2023 aan [D] van BioConnection (productie 14 bij het verzoek) schrijft hij immers:
“(…) Prestige Biologics management team evaluated your proposed cost concerning our requirements and get conclusion that is not met our expected budget limit. And unfortunately, a tentative decision has been made not to proceed with the proposal at the executive meeting. I have to prioritize projects that meet our current budget limit considered for this project. (…)”.Ook dit biedt een aanknopingspunt voor BioConnection om te veronderstellen dat het resultaat van de audit wellicht toch positief was, maar dat Prestige om een andere reden niet meer met BioConnection in zee wilde. De rechtbank is derhalve van oordeel dat bij BioConnection terechte twijfel is ontstaan over de vraag of er al dan niet sprake was van een positieve audit, zodat BioConnection een rechtmatig belang heeft bij afschrift van de resultaten van de audit, althans de interne correspondentie die daarover is gevoerd.
Bepaalde bescheiden
4.8.
De rechtbank is voorts van oordeel dat voldoende bepaalbaar is van welke bescheiden/stukken BioConnection afschrift wenst. BioConnection heeft haar verzoek tijdens de mondelinge behandeling nader gespecificeerd, in die zin dat zij verzoekt om – nu door Prestige is betwist dat zij een rapport heeft opgemaakt van de uitgevoerde audit en er enkel intern over de resultaten van de audit is gecommuniceerd en dus niet extern (met derden) – de interne correspondentie (ook elektronisch) te overleggen van en met de leden van Prestiges audit-team in de periode van 29 januari 2023 tot en met 15 maart 2023, waarbij in de zoektermen die in dat kader gebruikt kunnen worden zijn “BioConnection”, “audit” en “HD201”. Tegen het gebruik van deze zoektermen is door Prestige geen afzonderlijk verweer gevoerd. Voldoende duidelijk is derhalve van welke stukken BioConnection afschrift wenst.
Onder haar berusting
4.9.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens Prestige erkend dat zij, naast de reeds overlegde notulen van de interne vergadering van 9 maart 2023 die zij bij haar verweerschrift heeft overgelegd, beschikt over interne correspondentie die over de audit is gevoerd. Die stukken heeft Prestige dan ook onder haar berusting.
Gewichtige redenen of goed rechtsbedeling
4.10.
Een verzoek tot afschrift, inzage of uittreksel van bepaalde bescheiden dient alsnog – als aan bovenstaande criteria is voldaan – te worden afgewezen als er gewichtige redenen aanwezig zijn om niet tot verstrekking van de stukken over te gaan. Dat geldt eveneens als een goede rechtsbedeling ook op andere wijze kan worden gewaarborgd.
4.11.
Volgens Prestige is sprake van gewichtige redenen om niet tot verstrekking van de stukken over te gaan, omdat zij belang heeft bij handhaving van de vertrouwelijkheid van haar interne besluit- en gedachtevorming. Ook kan de interne correspondentie gevoelige commerciële informatie bevatten, zoals prijsstelling, kostenstructuren etc.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat, nu vast staat dat de doorgang van de tussen partijen gemaakte afspraken afhankelijk was van de uitkomst van de audit, het belang van BioConnection bij afschrift van dan wel inzage in de interne correspondentie omtrent de audit zwaarder weegt dan het belang van Prestige bij de bescherming van haar bedrijfsbelangen. Weliswaar gaat het om interne correspondentie, maar BioConnection heeft – zoals hiervoor reeds is overwogen – onweersproken gesteld dat Prestige tijdens haar bezoek aan de productiefaciliteit van BioConnection zich positief heeft uitgelaten over wat zij aldaar aantrof, zodat BioConnection belang heeft (en dat belang zwaarder weegt) bij afschrift van dan wel inzage in die correspondentie. Daar komt bij dat BioConnection enkel afschrift wenst van de interne communicatie waarin de zoektermen “BioConnection”, “audit” en/of “HD201” terugkomen. Voorts is niet door Prestige onderbouwd waarom zij verwacht dat daarin gevoelige commerciële informatie is opgenomen. Er is dan ook geen sprake van een gewichtige reden om niet tot verstrekking van de stukken over te gaan.
Conclusie
4.13.
Zoals hiervoor uitgebreid is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van BioConnection tot afschrift van de door haar verzochte stukken voldoet aan de vereisten als bedoeld in artikel 843a Rv (oud). De rechtbank wijst het verzoek van BioConnection zoals door haar nader gespecificeerd daarom toe. BioConnection heeft primair verzocht om afschrift van de interne correspondentie en verzoekt subsidiair om inzage daarin. Daartegen is door Prestige geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat de rechtbank het primaire verzoek toewijst.
Termijn
4.14.
Voorts heeft Prestige verweer gevoerd tegen de termijn waarbinnen zij afschrift van de interne correspondentie aan BioConnection dient te verstrekken. Zij voert daartoe aan dat zij lange tijd, te weten ongeveer drie maanden, nodig zal hebben om alle beschikbare interne correspondentie bij elkaar te zoeken. Gelet op het nader gespecificeerde verzoek van BioConnection, waarbij Prestige voor het bij elkaar zoeken van de interne correspondentie over de audit gebruik van maken van een aantal zoektermen, vindt de rechtbank een termijn van drie maanden te ruim. De rechtbank acht het redelijk dat Prestige de stukken binnen een termijn van zes weken na betekening van de beschikking aan BioConnection verstrekt en zal Prestige daar dan ook toe veroordelen.
Dwangsom
4.15.
Ook tegen de verzochte dwangsom heeft Prestige verweer gevoerd. Prestige voert aan dat een dwangsom niet nodig of proportioneel is, omdat nergens uit blijkt dat Prestige niet zou willen meewerken aan een eventueel veroordelende beschikking. BioConnection heeft haar verzoek daarop nader onderbouwd, in die zin dat zij heeft gesteld dat Prestige de notulen van de meeting van 9 maart 2023 ook pas na 1,5 jaar heeft verstrekt, te weten pas nádat BioConnection deze procedure aanhangig heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de nadere toelichting van BioConnection, voldoende aanleiding bestaat om aan de veroordeling van Prestige een dwangsom te verbinden. De door BioConnection daartoe verzochte dwangsom acht de rechtbank passend, nu van een dwangsom een preventieve werking dient uit te gaan.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.16.
Door Prestige is verweer gevoerd tegen het verzoek van BioConnection om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zij voert aan dat – als zij in hoger beroep zou gaan en Prestige de verzochte stukken al heeft moeten verstrekken – een hoger beroep zinledig zou worden. De rechtbank is echter van oordeel dat het belang van BioConnection bij spoedige verstrekking van de stukken zwaarder weegt dan het belang van Prestige bij het afwachten van een beslissing in hoger beroep en het tot dat moment niet hoeven verstrekken van de stukken. BioConnection heeft er, zoals hiervoor is overwogen, belang bij om de interne correspondentie die is gevoerd over de resultaten van de audit die zij bij BioConnection heeft uitgevoerd in te zien. Het belang van Prestige weegt daarentegen minder zwaar. Het gaat immers enkel om het verstrekken van de interne correspondentie die is gevoerd over de resultaten van de audit waarbij gebruik zal worden gemaakt van een aantal specifieke zoektermen. Het enkele feit dat het reeds verstrekken van deze stukken tot onomkeerbare gevolgen zal leiden, is ook geen reden om de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De rechtbank zal de beschikking daarom uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Proceskosten
4.17.
Nu Prestige in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van BioConnection worden begroot op:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.082,00.
4.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Prestige om binnen zes weken na betekening van de beschikking aan BioConnection afschrift te verstrekken van alle interne correspondentie (ook elektronisch) van en met de leden van Prestiges audit-team in de periode van 29 januari 2023 tot en met 15 maart 2023 aangaande de resultaten van de audit die Prestige op 30 en 31 januari 2023 in BioConnection’s productiefaciliteit heeft uitgevoerd, waarbij dient te worden gezocht op volgende relevante zoektermen ‘BioConnection’, ‘audit’ en/of ‘HD201’,
5.2.
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere
dag dat Prestige niet voldoet aan de hiervoor onder 5.1 genoemde veroordeling, tot een maximum van € 250.000,-,
5.3.
veroordeelt Prestige in de proceskosten van € 2.082,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Prestige niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt Prestige tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald
5.5.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.