ECLI:NL:RBOBR:2024:964

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
01.151595.21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren en produceren van xtc-pillen en witwassen van crimineel verkregen geld

Op 12 maart 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid xtc-pillen, het produceren van xtc-pillen, voorbereidingshandelingen zoals bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet, en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 59 maanden, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. De zaak kwam aan het licht na een opsporingsonderzoek dat begon op 30 maart 2021, waarbij de verdachte werd gelinkt aan het ANOM-platform, dat door de Amerikaanse autoriteiten was ontsleuteld. Tijdens het onderzoek zijn er verschillende bewijsstukken verzameld, waaronder chatberichten en aangetroffen voorwerpen in de woning van de verdachte die verband hielden met de productie en handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de verweren van de verdediging verworpen en geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele activiteiten. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak, wat heeft geleid tot een strafvermindering van één maand.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.151595.21 en 01.147339.22 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 12 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1992] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 oktober 2023 en 27 februari 2024.
Op de zitting van 27 februari 2024 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 18 september 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
01-151595-21
1.
hij op of omstreeks 9 juni 2021 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, vervaardigen, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen, te weten
een (vacuüm)sealapparaat en/of verschillende (vacuüm)sealzakken en/of 2 geldtelmachines en/of verschillende stempels voor het tabletteren (van pillen) en/of een (gevulde) jerrycan met (etiket) zwavelzuur en/of 25 plastic/kunstof bakjes en/of 25 plastic/kunststof deksels en/of 4 trechters en/of verschillende handschoenen en/of aluminiumfolie en/of versnijdingsmiddel en/of een zak met blauwe kleurstof en/of een zak met oranje kleurstof en/of een zak met rode kleurstof en/of een vuilniszak met rest poeder (geur MDMA)
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
2.
hij op of omstreeks 9 juni 2021 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1162 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3.
hij op of omstreeks 9 juni 2021 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland,
van een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, (tot een totaal bedrag van 34.000 euro), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat voorwerp was/waren en/of voormeld voorwerp voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp – onmiddellijk of middelijk – afkomstig was uit enig misdrijf,
en/of
een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, (tot een totaal bedrag van 30.000 euro), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, althans van voormeld voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat voormeld voorwerp – onmiddellijk of middelijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
01-147339-22
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart 2021 tot en met 27 april 2021 te Vreeland, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd,
in elk geval aanwezig heeft gehad,
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of metamfetamine, zijnde MDMA en/of metamfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 januari 2021 tot en met 20 mei 2021, te Den Bosch en/of Nijmegen en/of Vreeland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
en/of
- het opzettelijk vervaardigen,
van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of (meth)amfetamine en/of cocaïne, zijnde (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
(telkens) één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen, inlichtingen te verschaffen en/of
(telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
(telkens) voorwerpen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van die feit(en),
hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
- gesprekken en/of onderhandelingen gevoerd over het vervaardigen/bereiden/bewerken van xtc- en/of metafmetamine pillen en/of
- xtc- en/of metafmetamine pillen vervoerd en/of laten vervoeren en/of
- gesprekken en/of onderhandelingen gevoerd over de beschikbaarheid en/of vraagprijs en/of levering van verdovende middelen (cocaïne en/of MDMA) en/of grondstoffen voor de prodcutie van (die) verdovende middelen, te weten BMK en/of B-poeder en/of A-olie en/of
- gesprekken en/of onderhandelingen gevoerd over het buiten het grondgebied van Nederland brengen (te weten naar Duitsland en/of Zwitserland en/of Zweden en/of Denemarken en/of Verenigd Koninkrijk) van cocaïne en/of (meth)amfetamine en/of MDMA en/of
- inlichtingen verschaft over de beschikbaarheid en/of prijzen en/of mogelijkheden tot transport van verdovende middelen en/of
- een voorwerp, te weten een PGP/crypto telefoon voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze bestemd was tot het plegen van dat feit/die feiten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Overwegingen over het bewijs

Inleiding.
01-147339-22
Op 30 maart 2021 is een opsporingsonderzoek gestart onder de naam 26Eagles. De Amerikaanse opsporingsautoriteiten hebben daarbij ontsleutelde communicatie afkomstig van de gebruikers van het ANOM platform gedeeld met de Nederlandse opsporingsautoriteiten. In deze zaak gaat het om de chatgesprekken waaraan gebruiker ‘ [naam 1] ’ heeft deelgenomen en waarvan het vermoeden bestond dat die gesprekken betrekking hadden op voorbereidingen van de productie, verkoop en in- en uitvoer van synthetische drugs. Om onder meer de identiteit van ‘ [naam 1] ’ te achterhalen is het onderzoek Jaspis opgestart. Daaruit is verdachte als zodanig naar voren gekomen.
01-151595-21
Op 9 juni 2021 is de auto van verdachte door de politie voorzien van een peilbaken. Vervolgens is waargenomen dat verdachte een vuilniszak, waarin - naar later bleek - xtc-pillen zaten, heeft gedeponeerd in een vuilnisbak. Kort daarna zijn er bij de doorzoeking van verdachte zijn auto (Audi), de auto van zijn vriendin (Fiat) en in en rondom zijn woning voorwerpen aangetroffen die verband houden met de productie van of handel in verdovende middelen. Ook zijn daarbij grote contante geldbedragen aangetroffen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van parketnummer 01-151595-21 heeft de verdediging de volgende verweren gevoerd.
Ter zake het onder 2 tenlastegelegde is primair vrijspraak bepleit van het aanwezig hebben c.q. vervoer van de 1139 xtc-pillen uit de vuilniszak omdat verdachte geen wetenschap had van de inhoud van die zak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte deze xtc-pillen heeft vervoerd. Daarbij heeft de raadsman gewezen op de geringe afstand die verdachte daarmee heeft afgelegd.
De raadsman heeft gewezen op de verklaring van verdachte dat de aangetroffen € 30.000,- afkomstig is van de handel in cryptovaluta. Nu de juistheid van deze verklaring niet kan worden uitgesloten, dient verdachte ook van het onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 01-147339-22 heeft de verdediging de volgende verweren gevoerd.
Ter zake het onder 1 en 2 tenlastegelegde - de productie van verdovende middelen en de voorbereidingshandelingen - heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Ten eerste omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is geweest van het account ‘ [naam 1] ’. Hiertoe heeft de raadsman het volgende naar voren gebracht:
i. Dat ‘ [naam 1] ’ op 20 februari 2021 chatberichten heeft verstuurd die kunnen wijzen op de in het dossier vastgestelde snelheidsovertreding die door verdachte is begaan, is onvoldoende om te concluderen dat verdachte ‘ [naam 1] ’ was. Daarbij is gewezen op het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 april 2023 (ECLI:NL:RBNHO:2023:3856) in het onderzoek Kanaga.
ii. In het dossier worden verschillende IMEI-nummers vermeld ( [nummer 1] ; [nummer 2] en [nummer 3] ). Onduidelijk is daardoor welk IMEI-nummer kan worden gekoppeld aan het account ‘ [naam 1] ’. Hierdoor - zo begrijpt de rechtbank - komt aan de resultaten van de IMSI-catcher en die van het onderzoek naar de mastgegevens in het kader van de identificatie van verdachte als ‘ [naam 1] ’ geen bewijswaarde toe. Als de koppeling wel zou zijn te maken, kan aan het gegeven dat de telefoon eenmalig een kwartier op het adres van verdachte is gelokaliseerd - ook indien dat wordt bekeken in samenhang met de mastgegevens - geen vergaande conclusies worden verbonden.
iii. De in de woning van verdachte en auto van zijn vriendin gevonden handgeschreven briefjes met verwijzingen naar namen die ook in de chats worden genoemd, zijn eveneens onvoldoende voor identificatie. Die namen komen immers vaker voor en worden in algemene zin gebruikt. Daarnaast zijn de chatberichten in een andere periode verzonden dan het moment waarop de briefjes zijn aangetroffen.
Tot slot steunt een bewezenverklaring slechts op bewijsmiddelen afkomstig uit één bron, te weten ANOM. Mocht door de rechtbank worden vastgesteld dat het account ‘ [naam 1] ’ aan verdachte kan worden toegeschreven, dan dient op die grond vrijspraak te volgen.
Ter zake het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman - voor zover de rechtbank de onder c genoemde verweren zal verwerpen - partiële vrijspraak bepleit nu uit de chatberichten die zien op F1 Duitsland, F3 Zweden, F4 Verenigd Koninkrijk, F5 Scandinavië en F6 Spanje, niet blijkt dat die berichten daadwerkelijk gingen over de in de tenlastelegging genoemde verdovende middelen.
Ter zake het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman - voor zover de rechtbank tot onder c genoemde verweren zal verwerpen - vrijspraak bepleit nu uit het dossier onvoldoende bewijs blijkt dat er in de loods aan de [adres 2] te Vreeland daadwerkelijk sprake was van de productie van verdovende middelen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage die deel uitmaakt van dit vonnis. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsoverwegingen.
De rechtbank is van oordeel dat de namens verdachte gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde worden weerlegd door de in de bewijsbijlage gebruikte bewijsmiddelen.
In het bijzonder overweegt de rechtbank ten aanzien van die verweren als volgt.
parketnummer 01-151595-21
Ad verweer a – wetenschap inhoud vuilniszak.
Op 9 juni 2021 is door de politie waargenomen dat verdachte een mogelijk criminele ontmoeting had op een zogenaamde ‘hotspot’ met twee mannen. Nadat verdachte in zijn auto was gestapt, was weggereden en volgens de politie een verkeersovertreding had begaan, heeft de politie verdachte staande gehouden en zijn voertuig gecontroleerd. Gedurende die controle gedroeg verdachte zich zenuwachtig en gaf hij een ander reisdoel op aan de verbalisanten dan het reisdoel dat zichtbaar was op zijn navigatie. Ook werden drie telefoons in zijn voertuig aangetroffen. De politie besloot de auto te voorzien van een peilbaken. Daarna heeft verdachte zijn weg vervolgd en is hij naar een garage gereden.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 27 februari 2024 verklaard dat hij nadat zijn auto door de politie was gecontroleerd constateerde dat zijn auto rammelde. Hij is om die reden naar de garage gereden. Eenmaal bij de garage heeft hij een dichtgeknoopte vuilniszak ontvangen van een persoon waarvan hij de naam niet wil noemen, met de opdracht deze vuilniszak op een willekeurige plek weg te gooien. Verdachte heeft verklaard niet bekend te zijn geweest met de inhoud van deze vuilniszak, waarin - naar later bleek - 1139 xtc-pillen zaten.
De rechtbank gelooft deze verklaring van verdachte niet. De inhoud van de vuilniszak vertegenwoordigde een aanzienlijke economische waarde. Het is daarom niet logisch dat iemand aan verdachte zou vragen om deze weg te gooien, zonder dat deze zak op een later moment terug zou kunnen worden gevonden. Bovendien acht de rechtbank het niet geloofwaardig dat een klant in een autogarage - een plek waar zonder meer vuilnisbakken zijn - wordt gevraagd een vuilniszak weg te gooien en dat vervolgens niet thuis of bij een logische stop doet, maar daarvoor naar een openbare prullenbak rijdt die niet direct aan de weg ligt. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte de prullenbak waarin hij de vuilniszak heeft neergelegd bewust heeft uitgekozen en dat hij met de inhoud daarvan bekend was. Daarbij komt ook betekenis toe aan het gegeven dat verdachte direct na het deponeren van de zak naar zijn woning is gereden waar hij tassen heeft ingeladen waarin verschillende voorwerpen zijn aangetroffen die verband houden met de productie of handel in verdovende middelen. Ook zijn bij de doorzoeking die dag in en om de woning van verdachte meer van zulke voorwerpen aangetroffen en zaten in het nektasje dat verdachte droeg eveneens 20 xtc-pillen.
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte dus wetenschap van de zich in de vuilniszak bevindende xtc-pillen en heeft hij deze - anders dan door de raadsman is betoogd - ook vervoerd. Het begrip ‘vervoeren’ in de Opiumwet wordt in de praktijk ruim uitgelegd. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de zak met de xtc-pillen met zijn auto van de garage naar de deponeerlocatie heeft gebracht. Dat dit slechts een geringe afstand betrof, betekent niet dat niet meer gesproken kan worden van het vervoeren van die pillen.
De rechtbank is eveneens van oordeel dat verdachte de pillen in het nektasje heeft vervoerd. Dat is anders voor de bij de doorzoeking in de berging van de woning van verdachte aangetroffen xtc-pillen. Deze zijn niet vervoerd, maar verdachte heeft deze pillen wel opzettelijk aanwezig gehad nu hij van het bestaan van de pillen in de berging op de hoogte was en over deze pillen beschikking had.
Ad verweer b –criminele herkomst aangetroffen geld.
Tijdens de doorzoeking in en rondom de woning van verdachte op 9 juni 2021 heeft de politie in een brillenkoker in een slaapkamer van de woning een bedrag van € 4.000,- aangetroffen. In de kofferbak van de Fiat 500, die op naam stond van de vriendin van verdachte, is een geldbedrag van € 30.000,- aangetroffen. Verdachte wordt verweten dat hij deze geldbedragen heeft witgewassen.
Criminele herkomst
Voor een bewezenverklaring van witwassen moet vast komen te staan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Als onduidelijk is van welk concreet misdrijf het aangetroffen geld afkomstig is, kan gebruik worden gemaakt van het in de jurisprudentie daartoe ontwikkelde stappenplan (laatstelijk bevestigd in HR 14 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:36). Hierbij zal de rechtbank in de eerste plaats moeten vaststellen of de in het dossier aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dit het geval is, dan mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. Een dergelijke verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Als de verklaring van verdachte daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaring van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geldbedrag.
Bij de beantwoording van de vraag of in deze zaak sprake is van een vermoeden van witwassen, houdt de rechtbank rekening met de volgende feiten en omstandigheden.
Het in de Fiat aangetroffen contante geldbedrag van € 30.000,- betrof een verzameling van verschillende bankbiljetten, waaronder biljetten van € 500,- en van € 200,-. Deze biljetten lagen open en bloot in de kofferbak. Ook het in de brillenkoker verstopte geldbedrag van
€ 4.000,- bestond mede uit coupures van € 200,-. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit - waaronder de handel in drugs - gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld en dat grotere bankbiljetten, zoals biljetten van € 500,- en
€ 200,-, in het normale betalingsverkeer nauwelijks voorkomen. Bovendien brengt het vervoeren of voorhanden hebben van zoveel contant geld - € 34.000,- - in of nabij een woning grote (veiligheids)risico's mee en is het contant voorhanden hebben daarvan ongebruikelijk in het geval dat geld op legale wijze is verkregen. Ook is van belang dat in en rondom de woning van verdachte en in zijn auto diverse voorwerpen zijn aangetroffen die verband houden met de productie c.q. handel in verdovende middelen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op deze feiten en omstandigheden, het vermoeden bestaat van een criminele herkomst van de geldbedragen. Daarom mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van deze bedragen. De verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen € 30.000,- in de Fiat van hem is. Dat geld heeft hij verdiend met de handel in cryptovaluta. Verdachte heeft die verklaring echter op geen enkele manier geconcretiseerd of onderbouwd met administratie of andere bewijsstukken. Verdachte heeft desgevraagd niet kunnen verklaren welke cryptovaluta hij zou hebben gehad, geen zicht gegeven op een cryptowallet en evenmin aangegeven bij wie hij deze cryptovaluta zou hebben omgezet naar contant geld. Van een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring is reeds om die reden geen sprake. Aan een vervolgstap in die zin dat het Openbaar Ministerie de herkomst van het geldbedrag (nader) had kunnen en moeten onderzoeken wordt dus niet toegekomen.
De rechtbank acht ook bewezen dat de aangetroffen € 4.000 in het brillendoosje op de slaapkamer uit die handel afkomstig is. Voor dit bedrag geldt eveneens dat het mede bestond uit grote coupures - € 200,- - en dat geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring is gegeven voor het verwerven ervan.
Ten aanzien van beide geldbedragen heeft de rechtbank acht geslagen op de verschillende handgeschreven briefjes die op wisselende plekken, waaronder in de slaapkamer, in een blauwe map in de Fiat en in het brillendoosje zijn gevonden en die gelet op hun inhoud in verband kunnen worden gebracht met de handel in drugs en de daarmee gepaard gaande buitenlandse contacten van verdachte. Geconfronteerd met het in de brillenkoker aangetroffen briefje heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen. De rechtbank ziet niet in waarom verdachte daarover geen uitleg wenst te geven, indien dat briefje niet aan de drugshandel van verdachte te relateren zou zijn. Bovendien heeft verdachte aanvankelijk ook bij de politie verklaard dat het bedrag van hem was. Deze verklaring weerspreekt de latere verklaring van de vriendin van verdachte dat zij de rechthebbende is tot het bedrag.
Het voorgaande leidt tot de tussenconclusie dat de rechtbank de verdediging niet volgt in de stelling dat de in beslag genomen geldbedragen een legale herkomst hebben. Naar het oordeel van de rechtbank kan het, in het licht van wat hiervoor is overwogen, niet anders dan dat bedoelde geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank gaat ervan uit dat het geld afkomstig is uit de door de verdachte zelf begane handel en/of productie in drugs. Daarbij heeft de rechtbank ook betrokken dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte zich in de periode van 27 januari 2021 tot en met mei 2021 bezighield met onder meer de handel in en vervaardiging van harddrugs.
‘Gewoon’ witwassen
Nu de geldbedragen naar het oordeel van de rechtbank onmiddellijk afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, moet de rechtbank vervolgens beoordelen een gedraging van de verdachte kan worden vastgesteld, die meer omvat dan het enkele voorhanden hebben van de geldbedragen. Immers, het enkel voorhanden hebben van geld dat onmiddellijk afkomstig is uit eigen misdrijf is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen. Bedoelde gedraging moet gericht zijn op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het door het eigen misdrijf verkregen geldbedrag. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier hiervoor geen aanknopingspunten. De aangetroffen € 30.000,- lag open en bloot in de Fiat en het enkele fysiek verbergen van de € 4.000,- in een brillendoosje is daarvoor, gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, onvoldoende. De rechtbank komt dus niet tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde witwassen, als bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht en zal de verdachte in zoverre vrijspreken.
Eenvoudig witwassen
De rechtbank is evenwel van oordeel dat zij op grond van de tenlastelegging kan komen tot een bewezenverklaring van het zogenaamde ‘eenvoudig witwassen’, als bedoeld in artikel 420bis.1 Sr. Voor een bewezenverklaring van dit feit is voldoende dat ten laste is gelegd en is komen vast te staan dat een voorwerp voorhanden is gehad dat onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf, waarbij onder enig misdrijf ook een eigen misdrijf kan worden verstaan. Daaraan is in deze zaak voldaan.
Conclusie
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank bewezen acht dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het eenvoudig witwassen van een contant geldbedrag van € 34.000,‑, dat onmiddellijk afkomstig is uit de door de verdachte zelf begane handel en productie van drugs.
parketnummer 01-147339-22
Ad verweer c – verdachte is ‘ [naam 1] ’.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen en de hier na te noemen feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die gebruik heeft gemaakt van het ANOM-ID ‘ [naam 1] ’.

De snelheidsovertreding (ad i)
Uit de chats die ‘ [naam 1] ’ heeft gevoerd met onder andere ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 3] ’ op 20 en 23 februari 2021 kan worden afgeleid dat ‘ [naam 1] ’ op 20 februari 2021 in de buurt van Groningen een snelheidsovertreding heeft begaan. Op basis van deze informatie is door de politie in de politiesystemen een zoekslag gedaan naar snelheidsovertredingen op grond van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens op 20 februari 2021 binnen een straal van vijftig kilometer van Groningen. Die zoekslag leverde vier hits op. Verdachte was een van deze hits aangezien hij op 20 februari 2021 staande werd gehouden en werd bekeurd voor overschrijding van de maximumsnelheid met 53 km per uur op de N33 in Gieten, op ongeveer dertig kilometer afstand van de stad Groningen en dichtbij de Groningse – Drentse provinciegrens.
Op basis van de chats van ‘ [naam 1] ’ in relatie met de politiegegevens is verdachte als enige kandidaat voor het ANOM-ID ‘ [naam 1] ’ overgebleven. Uit de chats volgt namelijk dat ‘ [naam 1] ’ door de snelheidsovertreding ‘fucked’ is ‘again’, dat wordt gevraagd of ‘ [naam 4] ’ hem in het vervolg moet rijden en dat ‘ [naam 1] ’ echt niet mag rijden. Dat komt overeen met de informatie uit de politiesystemen waaruit volgt dat het rijbewijs van verdachte in verband met de begane snelheidsovertreding op 20 februari 2021 was ingevorderd terwijl dat eveneens (‘again’) het geval was op 28 november 2020. Daar komt bij dat de cryptotelefoon waarvan het IMEI-nummer is gelinkt aan het bedoelde ANOM-ID op 20 februari 2021 gebruik maakte van masten in de omgeving van Gieten.

Het IMEI-nummer en de IMSI-catcher (ad ii)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat voornoemd ANOM-ID, waarvan historische gegevens bekend zijn over de periode 27 januari 2021 tot en met 20 mei 2021, gebruikt is in combinatie met IMEI-nummer [nummer 1] . Door de politie is onderzoek gedaan naar het gebruik van het mobiele apparaat met dit IMEI-nummer. Daaruit is gebleken dat het meest gebruikte Cell-ID door dit mobiele apparaat de GSM-mast op de locatie [adres 3] betreft. De woning van verdachte bevindt zich binnen het bereik van deze GSM-mast.
Op 25 april 2021 tussen 16:00 en 16:15 uur is gebruik gemaakt van een zogenaamde IMSI-catcher waarbij is vastgesteld dat het mobiele apparaat dat gebruik maakte van voornoemd IMEI-nummer zich bevond in het perceel aan de [adres 4] , zijnde de woning van verdachte.
De rechtbank stelt, met de raadsman, vast dat op verschillende plekken in het dossier het IMEI-nummer [nummer 2] - en dus zonder het cijfer 7 aan het einde - wordt vermeld. Ook wordt op pagina 17 van het dossier een geheel ander IMEI-nummer, te weten het nummer [nummer 3] genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank is evenwel sprake van kennelijke verschrijvingen. Het IMEI-nummer is een unieke code die bestaat uit vijftien cijfers. Het nummer [nummer 2] is opgebouwd uit veertien cijfers en is - op het laatste ontbrekende cijfer na - geheel identiek aan het IMEI-nummer [nummer 1] . Bovendien komt betekenis toe aan het gegeven dat het IMEI- nummer [nummer 1] is opgenomen in het onderliggende bronproces-verbaal ‘lokalisatie mobiel device’ en het gegeven dat ook uit andere feiten en omstandigheden die onder c worden benoemd, volgt dat verdachte de gebruiker is geweest van het ANOM-ID. Het IMEI-nummer [nummer 3] bestaat wel uit vijftien cijfers, maar wordt enkel in het ‘Resumé’ van het proces-verbaal van bevindingen over het identificatieonderzoek ANOM-ID “ [naam 1] ” genoemd. Dit nummer komt in de inhoud van dit proces-verbaal niet voor. De rechtbank gaat er daarom van uit dat in het ‘Resumé’ een kennelijke verschrijving is gemaakt.

De inhoud van de bij de doorzoeking aangetroffen documenten (ad iii)
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte en in de Fiat zijn verschillende handgeschreven briefjes aangetroffen die, gelet op de inhoud daarvan, niet anders kunnen worden beschouwd dan als administratie gemoeid met de handel in en productie van drugs. Op deze briefjes zijn verschillende bedragen te zien, is opgeschreven wie welk deel van enkele genoteerde bedragen toekomt en wordt geschreven over ‘snoep’ (een benaming voor xtc), ‘m’ (afkorting voor ‘mdma’), ‘buit’ (de opbrengst van verkopen), ‘keta’ (ketamine), Redbull (een aanduiding voor xtc-pillen), ‘tikgeld’ (geld dat wordt verdiend met het produceren van xtc-pillen), ‘chaff voor nix gereden’ (vermoedelijk een verwijzing naar verrichtingen van een drugsvervoerder), ‘ik gepakt bestelling xtc’ en meerdere bedragen die worden toegerekend aan ‘tp’ (een veelgebruikte afkorting voor ‘transport’).
Verdachte heeft geen opheldering gegeven over de betekenis van deze briefjes en heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. De rechtbank kan de briefjes daarom niet anders duiden dan dat zij betrekking hebben op de handel in drugs, wat een extra indicatie vormt dat verdachte ‘ [naam 1] ’ is.
Bij de duiding van die notities betrekt de rechtbank ook dat in de auto en in de woning van verdachte diverse voorwerpen zijn aangetroffen die verband houden met de productie en handel in verdovende middelen.
De briefjes bevatten daarnaast nog extra aanwijzingen dat verdachte de gebruiker van het account ‘ [naam 1] ’ is. Op de notities staan verschillende namen en locaties die ook terugkomen in de gesprekken die ‘ [naam 1] ’ voert, welke gesprekken onmiskenbaar gaan over de productie en handel in drugs. De rechtbank wijst in dit verband op de namen ‘ [naam 5] ’, ‘ [naam 6] ’, ‘ [naam 7] ’ en de locaties Berlijn, Malmö en Kopenhagen (in de gesprekken van ‘ [naam 1] ’ wordt Denemarken meermaals genoemd). Dit sterkt de rechtbank in de overtuiging dat het verdachte is geweest die de gebruiker was van het ANOM-ID “ [naam 1] ”. Volgens de raadsman komt daaraan in bewijstechnische zin geen betekenis toe, omdat deze namen vaker voorkomen en in algemene zin worden gebruikt. Dat standpunt deelt de rechtbank niet. Het gaat om de combinatie van namen en locaties, terwijl een enkele naam zelfs een specifieke schrijfwijze kent. Daarbij wijst de rechtbank op de ‘ [naam 7] ’ achter ‘ [naam 7] ’. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het Turkse woord ‘ [naam 5] ’ dat ‘ [naam 5] ’ betekent en waar naar zowel in de administratie als in de chats regelmatig wordt verwezen in algemene zin wordt gebruikt om een kennis aan te duiden en te begroeten. Echter, uit de chats leidt de rechtbank af dat ‘ [naam 5] ’ in ieder geval ook in de derde persoon wordt gebruikt en in die gevallen kennelijk wordt gebruikt om een specifiek persoon aan te duiden. Dat komt overeen met het gebruik van ‘ [naam 5] ’ op de notities om een specifieke persoon aan te wijzen aan wie geldbedragen toekomen.
ANOM-berichten niet afkomstig uit één en dezelfde bron
De rechtbank is van oordeel dat hoewel alle berichten zijn aangetroffen in de dataset van het ANOM-account van verdachte (‘ [naam 1] ’) er geen sprake is van bewijs dat afkomstig is uit één enkele bron, zoals door de verdediging aangevoerd. Verdachte heeft zelf deelgenomen aan die gesprekken en de gesprekken zijn met verschillende contacten, op verschillende momenten, gevoerd. Daarnaast worden de berichten ondersteund door ander bewijsmateriaal, zoals het aantreffen van de productielocatie op de [adres 2] , het gegeven dat verdachte een handelshoeveelheid xtc-pillen heeft vervoerd en dat in zijn auto en bij de doorzoeking in en nabij zijn woning diverse voorwerpen zijn aangetroffen die verband houden met de productie c.q. handel in verdovende middelen.
Ad d – de chatberichten zien op verdovende middelen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet uit alle chatberichten volgt dat er daadwerkelijk wordt gesproken over verdovende middelen. Uit niets blijkt evenwel dat de door de raadsman uitgelichte chatberichten een andere strekking zouden hebben dan de overige chatberichten die niet door de raadsman zijn bestreden. Uit de inhoud, aard en context van die berichten in samenhang met de overige voor het bewijs gebruikte chatberichten leidt de rechtbank dan ook af dat alle genoemde gesprekken gaan over voorbereidingshandelingen van verdovende middelen. Daarbij heeft de rechtbank ook betrokken dat het een feit van algemeen bekendheid is dat dergelijke cryptocommunicatiediensten werden gebruikt om, naar men dacht onbespied, met elkaar te kunnen communiceren over allerhande criminele bezigheden, waaronder Opiumwet gerelateerde activiteiten.
Tot slot betrekt de rechtbank het gegeven dat verdachte geen duiding heeft willen geven aan de gesprekken en zich steeds op vragen daarover op zijn zwijgrecht heeft beroepen ten nadele van verdachte bij de uitleg van die gesprekken. De hierboven genoemde feiten en omstandigheden wijzen immers zodanig op gesprekken die zien op de voorbereiding van Opiumwet gerelateerde gedragingen dat daarvoor van verdachte een redelijke verklaring had mogen worden verlangd.
Ad e – productie op [adres 2] .
De rechtbank is van oordeel dat - anders dan de raadsman heeft betoogd - uit de bewijsmiddelen volgt dat op de locatie [adres 2] daadwerkelijk xtc is geproduceerd door verdachte.
Uit de inhoud van de chatberichten volgt dat in de tenlastegelegde periode partijen xtc-pillen zijn gemaakt door [naam 1] (verdachte), wat ook blijkt uit de via de chats gestuurde foto’s van zakken met xtc-pillen. Deze foto’s werden door verdachte verzonden vanaf GPS-locatie [adres 2] . De conclusie dat er daadwerkelijk xtc is geproduceerd op de [adres 2] wordt voorts ondersteund door de bevindingen van de politie die enkele weken na de tenlastegelegde periode ter plaatse aanwijzingen heeft gevonden dat er kort daarvoor op die locatie een operationeel xtc-laboratorium aanwezig is geweest. Daarbij wijst de rechtbank onder meer op de volgende aangetroffen goederen:
- stempels van een tabletteermachine;
  • een machine die wordt gebruikt voor het afmeten en tellen van pillen;
  • emmers waarop verschillende kleuren en smaken waren geschreven.
Bovendien werd in alle hoeken en gaten van de schuur en de zich daarin bevindende voorwerpen een roze poeder residu waargenomen wat in combinatie met de overige aanwijzingen wijst op een langdurige productie van synthetische drugs.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat:
01-151595-21
1.
hij opof omstreeks9 juni 2021 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, vervaardigen, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA(een)middel(en)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
voorwerpen,vervoermiddelen,stoffen,gelden en/of andere betaalmiddelen, te weten
een (vacuüm)sealapparaat en/ofverschillende (vacuüm)sealzakken en/of2 geldtelmachines en/ofverschillende stempels voor het tabletteren (van pillen) en/ofeen(gevulde)jerrycan met (etiket) zwavelzuur en/of 25plastic/kunstof bakjes en/of 25plastic/kunststof deksels en/of4 trechters en/ofverschillende handschoenen en/ofaluminiumfolie en/ofversnijdingsmiddel en/ofeen zak met blauwe kleurstof en/ofeen zak met oranje kleurstof en/ofeen zak met rode kleurstof en/ofeen vuilniszak met rest poeder (geur MDMA)
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wistof ernstige redenen had te vermoedendatdat/die bestemdwas/waren tot het plegen vandat/die feit(en).
2a.
hij opof omstreeks9 juni 2021 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland,
opzettelijk heeftbereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer1159 XTC-pillen,in elk geval een hoeveelheid van een materiaalbevattendeamfetamine en/ofMDMA, zijndeamfetamine en/ofMDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2b.
hij opof omstreeks9 juni 2021 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland,
opzettelijkheeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijkaanwezig heeft gehad,
ongeveer3 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaalbevattendeamfetamine en/ofMDMA, zijndeamfetamine en/ofMDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3.
hij opof omstreeks9 juni 2021 te ’s-Hertogenbosch,althans in Nederland,
vaneen voorwerp, te weteneen hoeveelheid geld, (tot een totaal bedrag van34.000 euro), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat voorwerp was/waren en/of voormeld voorwerpvoorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp – onmiddellijkof middelijk– afkomstig was uit enig misdrijf.
01-147339-22
1.
hijop één of meerdere tijdstippeninof omstreeksde periode van 15 maart 2021 tot en met 27 april 2021 te Vreeland, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
(telkens)opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkten/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerden/of vervaardigd,
in elk geval aanwezig heeft gehad,
(een)hoeveelhe(i)d(en)van een materiaal bevattende MDMAen/of metamfetamine, zijnde MDMAen/of metamfetamine (een)middel(en)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hijop één of meerdere tijdstippeninof omstreeksde periode van 27 januari 2021 tot en met 20 mei 2021,te Den Bosch en/of Nijmegen en/of Vreeland, althansin Nederland,tezamen en in vereniging metéén of meerander(en), om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, en/of
- het opzettelijk vervaardigen, van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of (meth)amfetamine en/of cocaïne, zijnde (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn
en/of om daartoe gelegenheid, middelen, inlichtingen te verschaffen en/of (telkens)zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen
en/of(telkens) voorwerpen, stoffen en/of geldenof andere betaalmiddelenvoorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) wist(en)of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van die feit(en),

hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):- gesprekken en/of onderhandelingen gevoerd over het vervaardigen/bereiden/bewerken van xtc- en/of metafmetamine pillen en/of

- xtc- en/of metafmetamine pillen vervoerd en/of laten vervoeren en/of- gesprekken en/of onderhandelingen gevoerd over de beschikbaarheid en/of vraagprijs en/of levering van verdovende middelen (cocaïne en/of MDMA) en/of grondstoffen voor de productie van(die)verdovende middelen, te weten BMK en/of B-poeder en/of A-olie en/of-gesprekken en/of onderhandelingen gevoerd over het buiten het grondgebied van Nederland brengen (te weten naar Duitsland en/of Zwitserland, en/of Zweden en/of Denemarken en/of Verenigd Koninkrijk) van cocaïne en/of (meth)amfetamine en/of MDMA en/of
- inlichtingen verschaft over de beschikbaarheid en/of prijzen en/of mogelijkheden tot transport van verdovende middelen en/of
- een voorwerp, te weten een PGP/crypto telefoon voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze bestemd was tot het plegen vandat feit/die feiten.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor wat bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geëist dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. In de eis is de overschrijding van de redelijke termijn reeds verdisconteerd. Voorts dienen de in beslaggenomen € 30.000,- en de Audi van verdachte verbeurd te worden verklaard.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft gewezen op het gegeven dat verdachte sinds de voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 01.151595.21 niet meer negatief in beeld is gekomen, zijn bedrijf heeft kunnen voortzetten en inmiddels een gezin heeft waarvoor hij zorg draagt. In deze persoonlijke omstandigheden wordt door de verdediging reden gezien voor een straf gelijk aan de duur van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht eventueel aangevuld met een voorwaardelijke straf en/of een taakstraf. Voorts heeft de raadsman gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn die in verminderde zin bij de straftoemeting dient te worden betrokken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het vervoeren van een grote handelshoeveelheid xtc-pillen, het produceren van xtc-pillen, voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet en witwassen.
Het bewezen verklaarde betreft ernstig feiten die zeer ontwrichtend zijn voor de maatschappij. Algemeen bekend is dat de productie en handel van drugs gepaard gaat met (zware) criminaliteit, gevaar voor de omgeving en milieuschade. Het gebruik van drugs heeft ook nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor gebruikers.
De verdachte heeft zich van voornoemde belangen niets aangetrokken en heeft zich kennelijk slechts bekommerd om financieel gewin. De rechtbank rekent dit de verdachte aan. Bovendien volgt uit de bewijsmiddelen en het dossier het beeld van betrokkenheid bij grootschalige handel en productie van synthetische drugs.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten en in verband met een juiste normhandhaving, de persoonlijke belangen van verdachte ten spijt, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gegeven het voorgaande acht de rechtbank de straf, zoals door de officier van justitie is geëist, passend en geboden. Wel zal de rechtbank daarop nog een verdere aftrek toepassen vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Verdachte is in de zaak met parketnummer 01-151595-21 op 10 juni 2021 in verzekering gesteld. De redelijke termijn is aldus aangevangen op 10 juni 2021.
Bij de beoordeling van de vraag of de behandeling en afdoening van de zaak binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden geldt, nu van bijzondere omstandigheden niet is gebleken, dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen. Aldus is de termijn met ongeveer negen maanden overschreden. De rechtbank ziet daarin aanleiding de aan verdachte op te leggen straf te verminderen. Aangezien de termijnoverschrijding slechts betrekking heeft op de zaak met parketnummer 01-151595-21 en het bewezenverklaarde in die zaak slechts voor een betrekkelijk gering deel bepalend is voor de op te leggen straf, zal de rechtbank volstaan met een strafvermindering van één maand.
Conclusie
De rechtbank zal aldus aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 59 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopig hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn:
- met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden (€ 30.000,-);
- met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden (Audi);
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
47, 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht
2, 10, 10a van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde (parketnummer 01-151595-21) en het onder 1 en 2 tenlastegelegde (parketnummer 01-147339-22) bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Parketnummer 01-151595-21
Feit 1:
om een feit, bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, voorwerpen/stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 3:
eenvoudig witwassen.
Parketnummer 01-147339-22
Feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2:
om een feit, bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich/een ander, gelegenheid/middelen/ inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen

en

om een feit, bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen/stoffen/gelden/ voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Strafbaarheid
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straf
legt op de volgende straf:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
59 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Beslag
Verbeurdverklaringvan de inbeslaggenomen goederen, te weten:
01-151595-21: 30000 EUR;
01-151595-21: 1 STK Personenauto (Audi S3).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. O.Y. Ifzaren, voorzitter,
mr. A.C. Palmboom en mr. G.M. Blanken, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.B. van Weegen, griffier,
en is uitgesproken op 12 maart 2024.