Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2024 in de zaak tussen
Stichting Best Gezellig, uit [vestigingsplaats] , eiseres
de burgemeester van de gemeente Best, de burgemeester
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres van een evenementenvergunning voor het houden van het evenement ‘Winterfestijn op het Dorpsplein’ in Best.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt of de burgemeester de evenementenvergunning heeft mogen weigeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond maar laat de rechtsgevolgen in stand. Verder wijst zij het verzoek tot schadevergoeding af. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Vooraf
De burgemeester stelt dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat zij geen procesbelang meer heeft. Daartoe voert de burgemeester aan dat het evenement als gevolg van de geweigerde vergunning geen doorgang heeft kunnen vinden en eiseres de gestelde schade niet op een objectieve en verifieerbare manier aannemelijk heeft gemaakt.
Procesbelang is het belang dat bestaat bij de uitkomst van de procedure, dus wat de rechtzoekende concreet met het beroep wil of kan bereiken. Dit betreft niet de vraag of de rechtzoekende gelijk heeft. Het gaat erom dat de rechtzoekende een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als hij dat in de beroepsprocedure zou krijgen. De vraag of er procesbelang is, wordt daarom beantwoord naar de stand van zaken op het moment van het beoordelen van het beroep. Nu eiseres de evenementenvergunning heeft aangevraagd voor de periode 16 december 2022 tot en met 8 januari 2023 en deze periode inmiddels is verstreken, ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
Uit eveneens vaste rechtspraak van de Afdeling [2] kan worden afgeleid dat er in beginsel geen procesbelang meer is bij een inhoudelijk oordeel over de vraag of een evenementenvergunning verleend of geweigerd had mogen worden, als het evenement al heeft plaatsgevonden. Een uitzondering kan worden gemaakt, als aannemelijk is dat nieuwe besluiten over soortgelijke situaties zullen volgen en het evenement dus bijvoorbeeld jaarlijks plaatsvindt. [3] Het belang bij een inhoudelijk oordeel omtrent de rechtmatigheid van een verleende vergunning kan dan zijn gelegen in de omstandigheid dat het inhoudelijke oordeel kan worden betrokken bij eventuele toekomstige aanvragen voor een vergunning en de toetsing daarvan. [4] Ook kan volgens vaste rechtspraak van de Afdeling procesbelang bestaan indien de betrokkene stelt schade te hebben geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van bestuurlijke besluitvorming. [5]
Ter beoordeling staat derhalve of eiseres aan een eventuele herhaling van hetzelfde evenement een procesbelang kan ontlenen.
De burgemeester heeft de aanvraag van eiseres aan het ‘Evenementenbeleid gemeente Best 2019’ (het evenementenbeleid) getoetst. In het primaire besluit heeft de burgemeester uiteengezet dat hij op grond van de ‘Procedureregels concurrerende evenementen’ (bijlage 4 bij het evenementenbeleid) een selectie diende te maken tussen de twee concurrerende aanvragen om een evenementenvergunning. Daarbij heeft hij geconcludeerd dat op basis van de eerste vier stappen uit het evenementenbeleid geen evenement afvalt. Beide evenementen waren namelijk niet tijdig geplaatst op de evenementenkalender, samenwerken was niet mogelijk, beide evenementen zijn tijdig aangevraagd en de ervaringen in de afgelopen vijf jaar met evenementen georganiseerd door beide partijen waren niet dusdanig dat op basis daarvan een aanvrager zou moeten afvallen. Op basis van stap vijf, de historie van het evenement, zou de voorkeur uitgaan naar de aanvraag van eiseres, aldus de burgemeester. Eiseres heeft dit evenement namelijk in de afgelopen vijf jaar minimaal tweemaal op de betreffende locatie in dezelfde maand georganiseerd. De burgemeester heeft echter besloten om gebruik te maken van de in het evenementenbeleid opgenomen afwijkingsbevoegdheid. Hierbij heeft hij overwogen dat de energiecrisis als zodanig een zeer bijzondere omstandigheid is om af te wijken van het evenementenbeleid. Het door eiseres aangevraagde evenement, met name de ijsbaan, zou dermate veel energie kosten dat de burgemeester het niet te verantwoorden vond dat voor dit evenement tijdens de energiecrisis een evenementenvergunning zou worden verleend. De concurrerende organisator zou voor zijn evenement minder energie verbruiken, waardoor de gevraagde evenementenvergunning aan deze partij is verleend en die van eiseres is geweigerd.
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de burgemeester het bestreden besluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het verbod van willekeur heeft genomen. Daartoe voert eiseres aan dat er geen sprake was van een gelijk speelveld, en dat de selectieprocedure niet volgens het beleid en op een transparante wijze heeft plaatsgevonden.
De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat hij gebruik heeft kunnen maken van de afwijkingsbevoegdheid. Dat het aanvullende criterium omtrent het energieverbruik als zodanig bij partijen aan de voorkant niet kenbaar was, maakt dat niet anders. De omstandigheden die zich in de loop van oktober 2022 aandienden - te weten de sterk toenemende energiecrisis, gevolgd door het klemmend beroep van het kabinet van
17 oktober 2022 op eenieder om zorgvuldig en zuinig om te gaan met de beperkt voorradige en kostbare energie - noodzaakte er op dat moment namelijk toe het energieverbruik als belangrijk aanvullend criterium te hanteren. Dit aanvullende criterium had hij niet voorafgaand aan de aanvraagprocedure kenbaar kunnen maken, omdat het toen nog niet aan de orde was. Ook was er geen tijd meer om de aanvragers in de gelegenheid te stellen de aanvraag alsnog af te stemmen op het aanvullende criterium zonder het risico te lopen dat beide aanvragers onvoldoende voorbereidingstijd hadden en niet het noodzakelijke materieel voorhanden konden krijgen om een energiezuinige schaatsbaan te realiseren.
23. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Het nemen van een nieuw besluit op de aanvraag is echter niet zinvol omdat de periode waarop de aanvraag zag al is verstreken en het concurrerende evenement al heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal daarom de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand laten.
Conclusie en gevolgen
Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
Beslissing
- vernietigt het besluit van 10 mei 2023;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 365,00 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 86,00 aan proceskosten aan eiseres.
mr.M.J.A.B. Elsman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
6 maart 2024.