Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De tenlastelegging.
2.Het afdoeningsvoorstel.
- bewezenverklaard kan worden het ten laste gelegde onder 3B subsidiair;
- de officier van justitie eist een taakstraf voor de duur van 240 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met een proeftijd van één jaar.
- de verdediging geen onderzoekswensen indient en al ingediende onderzoekswensen intrekt;
- de verdediging geen bewijsverweren voert;
- verdachte geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen;
- verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken;
- het Openbaar Ministerie en verdachte afzien van hoger beroep indien de strafoplegging door de rechtbank conform de overeenkomst plaatsvindt.
3.De formele voorvragen.
4.De beoordeling van het afdoeningsvoorstel met betrekking tot het bewijs.
5.De bewezenverklaring.
6.De strafbaarheid van het feit.
7.De strafbaarheid van verdachte.
8.Oplegging van straf.
taakstrafvoor de duur van
240 urensubsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
gevangenisstrafvoor de duur van
9 maanden voorwaardelijkmet een
proeftijd van één jaar.