ECLI:NL:RBOBR:2024:6776

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 december 2024
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
WR 24/043
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. J.A. van Voorthuizen afgewezen wegens misbruik van wrakingsinstrument

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 30 december 2024 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker die niet in staat was om de zitting bij te wonen vanwege gezondheidsproblemen. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. J.A. van Voorthuizen, de rechter in de aanhangige zaak tussen verzoeker en de Belastingdienst. Verzoeker had aangegeven dat hij door zijn ziekte van Crohn niet in staat was om de zitting bij te wonen en dat de rechter de grondbeginselen van goede rechtspraak zou schenden door de zitting door te laten gaan zonder een nieuwe datum te bepalen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de mondelinge behandeling door te laten gaan een procesbeslissing was en dat deze beslissing niet kon leiden tot wraking. Bovendien was er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechter, aangezien verzoeker eerder al meerdere keren om aanhouding had gevraagd en de rechter hem de mogelijkheid had geboden om digitaal deel te nemen aan de zitting.

De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker het wrakingsinstrument misbruikte om de procedure te vertragen, gezien het feit dat hij eerder ook al een wrakingsverzoek had ingediend dat niet was gehonoreerd. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 24-043
Beslissing van 30 december 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.A. van Voorthuizen,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 17 december 2024
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 december 2024
  • de schriftelijke aanvulling op het wrakingsverzoek van 19 december 2024
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 19 december 2024.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 9735505 \ CV EXPL 22-1182 tussen verzoeker en de ontvanger van de Belastingdienst. Op 17 december 2024 stond de (voortzetting van de) mondelinge behandeling van deze zaak gepland. Voor de mondelinge behandeling heeft verzoeker in een e-mail aangegeven dat als de rechter geen nieuwe datum bepaalt en de zitting door laat gaan, hij de rechter wraakt. De rechter heeft vervolgens beslist dat de mondelinge behandeling door zou gaan, hij heeft de mondelinge behandeling geopend en vervolgens de mondelinge behandeling in verband met het wrakingsverzoek geschorst.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Vanwege de ziekte van Crohn kan verzoeker niet bij de zitting aanwezig zijn. Door de pijn is hij niet in staat om objectief iemand te woord te staan en zich te concentreren. Daarnaast heeft hij last van diarree. Als de rechter geen nieuwe datum bepaalt en de zitting door laat gaan, schendt de rechter de grondbeginselen van goede rechtspraak en hoor en wederhoor. De rechter is ook niet bevoegd om te bepalen of iemand medisch, fysiek en mentaal in staat is een zitting bij te wonen en zich te verdedigen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechter alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Verzoeker verwijt, zoals hierboven is aangegeven, de rechter dat hij de zitting niet heeft aangehouden terwijl verzoeker heeft aangegeven dat hij wegens ziekte niet aanwezig kan zijn. De beslissing van de rechter om de mondelinge behandeling ondanks het verzoek van een partij, door te laten gaan, is een procesbeslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een dergelijke rechterlijke (tussen)beslissing nooit grond kan vormen voor wraking. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
3.3.
Ook voor het overige ziet de wrakingskamer in de stellingen van verzoeker geen aanleiding om daaruit vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor af te leiden; deze kunnen daarom niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden. Bij dat oordeel heeft de wrakingskamer betrokken dat, zoals de rechter in zijn reactie heeft vermeld, de mondelinge behandeling al meerdere malen wegens ziekte van verzoeker is aangehouden en de rechter voor onderhavige mondelinge behandeling verzoeker de mogelijkheid heeft geboden om digitaal (via Teams) deel te nemen.
3.4.
Het wrakingsverzoek zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.
3.5.
Voor een behandeling van het verzoek ter zitting bestaat geen reden. Het in de wet
opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het
debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het
vorenstaande niet toegekomen.
3.6.
De wrakingskamer overweegt aanvullend het volgende. Het verzoek tot aanhouding van de zitting van verzoeker is door de rechter niet gehonoreerd. Door indiening van het wrakingsverzoek met als enige grond dat geen aanhouding is verleend en de daarmee gepaard gaande schorsing van de procedure heeft verzoeker echter bewerkstelligd dat zijn zitting alsnog is uitgesteld, ondanks de andersluidende beslissing van de rechter. Verzoeker heeft in deze procedure ook al eerder een wrakingsverzoek gedaan dat niet is gehonoreerd en dat heeft geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De wrakingskamer oordeelt daarom dat verzoeker het middel van wraking uitsluitend heeft gebruikt om de procedure te vertragen. Daarmee is sprake van misbruik van het wrakingsinstrument. De rechtbank bepaalt om die reden dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af,
4.2.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.O.Y. Elagab, voorzitter, mr. H.M.H. de Koning en mr. E.C.P.M. Valckx, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.