ECLI:NL:RBOBR:2024:6775
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechters in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. S.A.J. de Jong-Nibourg, mr. C.T.C. Wijsman en mr. R. Grimbergen van de Rechtbank Oost-Brabant. Het verzoek is gedaan naar aanleiding van de planning van een zitting op 12 december 2024, waarbij ook het beroep met nummer SHE 24/1783 aan de orde zou komen. Verzoekster is van mening dat dit beroep niet door de afdeling bestuursrecht van de rechtbank behandeld mag worden en heeft haar wrakingsverzoek onderbouwd met klachten over de gang van zaken en vermeende schendingen van haar rechten, waaronder het recht op een eerlijk proces zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete feiten of omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid of een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. In dit geval heeft de wrakingskamer geoordeeld dat verzoekster niet voldoende feiten heeft aangedragen die de vrees voor partijdigheid van de rechters onderbouwen. Bovendien is het indienen van een voorwaardelijk wrakingsverzoek niet mogelijk volgens de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 december 2024, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De zaak illustreert de strikte eisen die aan wrakingsverzoeken worden gesteld en de noodzaak voor verzoekers om concrete en onderbouwde argumenten aan te dragen.