ECLI:NL:RBOBR:2024:6768

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
C/01/405419 / FA RK 24-2339
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en ouderschapsplan in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de vader verzocht om een wijziging van de zorgregeling en het ouderschapsplan met betrekking tot zijn minderjarige kind. De rechtbank heeft op 19 december 2024 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij zowel de vader als de moeder met hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De vader heeft een week-op/week-af regeling voorgesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat onvoldoende is aangetoond dat deze wijziging in het belang van de minderjarige is. De huidige zorgregeling bevat al veel wisselmomenten, en de moeder heeft betoogd dat een wijziging juist voor meer onrust zou zorgen. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vader om het ouderschapsplan te wijzigen en om vervangende toestemming voor wijziging van de achternaam van de minderjarige afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen juridische grondslag is voor het verzoek van de vader om de achternaam te wijzigen, omdat de moeder hier niet mee instemt. De vader is niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om de achternaam te wijzigen, en de verzoeken tot wijziging van de zorgregeling en het ouderschapsplan zijn afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/405419 / FA RK 24-2339
Uitspraak : 17 januari 2025
Beschikking in de zaak van
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.H.J. Plass,
tegen
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H. Sanli,
over
[minderjarige],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn adviserende rol is voor de mondelinge behandeling uitgenodigd:
de
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, locatie [plaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift van de vader, ontvangen op 21 mei 2024;
  • het verweerschrift van de moeder, ontvangen op 4 september 2024;
- de correspondentie, waaronder met name een F9-formulier van de advocaat van de vader van 6 augustus 2024.
1.2.
De zaak is mondeling behandeld op 19 december 2024. Gehoord zijn de vader met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat en [naam] namens de raad.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en hebben met elkaar samengewoond. De samenwoning is eind juni 2020 geëindigd.
2.2.
Uit de inmiddels verbroken relatie is [minderjarige] geboren.
2.3.
De vader heeft [minderjarige] erkend. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige] .
2.4.
[minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.
2.5.
De ouders hebben een ouderschapsplan ondertekend op 31 mei 2022, waarin onder andere een regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is opgenomen. Dit ouderschapsplan is opgenomen in de beschikking van deze rechtbank van 2 november 2022. Daarnaast zijn de ouders in juni 2023 een addendum op het ouderschapsplan overeengekomen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De vader verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de zorg- en contactregeling tussen de vader en [minderjarige] als volgt te wijzigen:
  • er komt een week op/week af regeling met wisselingen op de maandag. De even week is [minderjarige] bij de vader, de oneven week is hij bij de moeder. De ene ouder brengt [minderjarige] naar school en de andere ouder haalt [minderjarige] op;
  • de vakantie- feest- en bijzondere dagen te wijzigen zoals opgenomen in productie 4 van het verzoekschrift;
  • het ouderschapsplan te wijzigen, in die zin dat erin opgenomen wordt:
  • wanneer de ouders contact met elkaar hebben;
  • dat de ouders elkaar bij acute zaken direct zullen informeren en wanneer een ouder zich zorgen maakt, hij/zij tussentijds kan informeren hoe het met [minderjarige] gaat en de andere ouder dan ook informeert hoe het gaat;
  • dat de ouders minimaal één keer per week contact hebben, waarbij wordt gedeeld hoe het gaat en foto’s worden gestuurd. [minderjarige] moet daarnaast ook in de gelegenheid gesteld worden om de andere ouder te contacteren (telefonisch);
  • hem vervangende toestemming te verlenen om de achternaam van [minderjarige] te wijzigingen in “ [achternaam] ”.
3.2.
De moeder voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken.

4.De beoordeling

Regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

4.1.
De ouders hebben samen het gezag. De rechter kan op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing of een door de ouders onderling gesloten overeenkomst wijzigen, omdat daarna de omstandigheden zijn gewijzigd of omdat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan bijvoorbeeld gaan over de zorgregeling (artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) samen met artikel 1:377e BW).
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Hoewel de ouders anders denken over de oorzaak hiervan, staat niet ter discussie dat er de laatste tijd sprake is van onrust bij [minderjarige] . Bovendien laat [minderjarige] inmiddels ander gedrag zien in de thuissituatie bij de vader dan in de thuissituatie bij de moeder. Hier krijgt [minderjarige] hulpverlening voor. De vader is daarmee ontvankelijk in zijn verzoek, wat betekent dat de rechtbank dit verzoek inhoudelijk kan beoordelen.
4.3.
De rechtbank zal de verzoeken van de vader ten aanzien van de wijziging van de zorgregeling afwijzen. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de door de vader verzochte week-op/week-af regeling in het belang van [minderjarige] is. Hoewel er in de huidige zorgregeling veel wisselmomenten zijn voor [minderjarige] , is (nog) niet duidelijk of het verminderen hiervan voor meer rust bij [minderjarige] zal zorgen, zoals de vader stelt. De moeder is van mening dat een wijziging van de zorgregeling juist voor meer onrust bij [minderjarige] zal zorgen, omdat hij dan opnieuw zal moeten wennen aan een nieuwe regeling. Bovendien heeft de moeder onbetwist gesteld dat zij met de regeling zoals de vader verzoekt één of twee dagen in de week opvang zal moeten regelen voor [minderjarige] vanwege haar werk. Hierdoor zal [minderjarige] wekelijks één of meer extra schakelmomenten hebben. Er is hulpverlening betrokken bij [minderjarige] . Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vader passages overgelegd uit het rapport van [psychologenpraktijk] en de communicatie vanuit een medewerker van het [organisatie] . Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze stukken op meerdere manieren te interpreteren en leveren daarom geen doorslaggevend argument op voor de standpunten van een van de ouders. De rechtbank sluit aan bij het advies van de raad en is van oordeel dat, gelet op de onduidelijkheid wat [minderjarige] precies nodig heeft, het niet in het belang is van [minderjarige] om de huidige zorgregeling zonder duidelijke onderbouwing vanuit de betrokken hulpverlening, te wijzigen.
Daarnaast heeft de vader niet onderbouwd waarom de verzochte wijziging van de regeling voor de vakanties, feest- en bijzondere dagen in het belang van [minderjarige] is. Het ouderschapsplan (van 2022) en het addendum (van 2023) zijn gezamenlijk door de ouders, met intensieve hulpverlening, tot stand gekomen. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, acht de rechtbank het niet in het belang van [minderjarige] om hier veranderingen in aan te brengen.
4.4.
Voor de goede orde merkt de rechtbank op dat, zoals de raad tijdens de mondelinge behandeling de ouders ook heeft geadviseerd, het de ouders vrij staat om de zorgregeling gezamenlijk aan te passen als, bijvoorbeeld naar aanleiding van de betrokken hulpverlening, blijkt dat dit in het belang van [minderjarige] is.
Wijziging ouderschapsplan
4.5.
De rechtbank zal de verzoeken van de vader over de wijziging van het ouderschapsplan bij gebrek aan belang afwijzen. Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat de afspraken die de vader wenst al zijn opgenomen in het huidige ouderschapsplan en/of dat de ouders hier feitelijk al uitvoering aan geven.
Vervangende toestemming wijziging achternaam [minderjarige]
4.6.
De vader wenst dat [minderjarige] de achternaam beide ouders zal gaan dragen. De moeder stemt hier niet mee in. De vader verzoekt de rechtbank daarom om vervangende toestemming voor het wijzigen van de achternaam van [minderjarige] . De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4.7.
Ouders kunnen, afhankelijk van hun burgerlijke staat, gezamenlijk een keuze maken voor de geslachtsnaam van hun kind (artikel 1:5 BW). Een keuze voor een geslachtsnaam gebeurt bij de ambtenaar van de burgerlijke stand en moet door beide ouders worden ondertekend. Dit kan voorafgaand aan de geboorte of uiterlijk bij de geboorteaangifte. Terugkomen op de gekozen geslachtsnaamkeuze is niet mogelijk. Er kan wel om wijziging van de geslachtsnaam worden gevraagd. Een dergelijk verzoek moet worden ingediend bij de dienst Justis. Vervolgens wordt daarop bij Koninklijk Besluit beslist (artikel 1:7 BW).
4.8.
Op 1 januari 2024 is de Wet Introductie Gecombineerde Geslachtsnaam (hierna: WIGG) in werking getreden. Sindsdien kunnen ouders ervoor kiezen om hun kind dat op of na 1 januari 2024 is geboren een dubbele geslachtsnaam te geven die bestaat uit een combinatie van de geslachtsnamen van beide ouders. Deze extra keuzemogelijkheid geldt met de overgangsbepaling van artikel IIIB van de WIGG tijdelijk ook voor ouders van een kind dat op of na 1 januari 2016 is geboren.
4.9.
Het overgangsrecht van de WIGG bepaalt dat ouders gedurende heel 2024 een hernieuwde naamskeuze kunnen uitbrengen als hun enige of oudste kind is geboren op of na 1 januari 2016. Er moet dan aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
de ouders verklaren gezamenlijk dat de kinderen een geslachtsnaam behoren te krijgen die bestaat uit een combinatie van de geslachtsnamen van beide ouders in een door hen eensluidend gekozen volgorde;
het oudste kind dat in familierechtelijke betrekking tot beide ouders staat, is geboren op of na 1 januari 2016 en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet;
de verklaring betreft alle kinderen van dezelfde ouders.
4.10.
Uit het overgangsrecht en de parlementaire geschiedenis van de WIGG volgt dat het moet gaan om een naamskeuze van ouders gezamenlijk. Als één van beide ouders niet meewerkt aan de keuze voor een gecombineerde geslachtsnaam, biedt het overgangsrecht van de WIGG geen mogelijkheid voor wijziging van de geslachtsnaam van het kind. Dat is ook in lijn met het wettelijke systeem van artikel 1:5 BW dat uitgaat van een naamskeuze van beide ouders gezamenlijk. Er bestaat verder geen wettelijke grondslag om in de situatie dat één van beide ouders niet meewerkt aan de keuze voor een (gecombineerde) geslachtsnaam aan de andere ouder vervangende toestemming hiervoor te verlenen. Artikel 1:5 BW voorziet daar niet in. Het is ook geen gezagsgeschil in de zin van artikel 1:253a BW. Voor het doen van een naamskeuze is immers niet vereist dat ouders samen gezag over hun kind hebben. Daarbij komt dat de wetgever voor wat betreft de keuze van ouders voor een geslachtsnaam voor hun kind er bewust van heeft afgezien om een mogelijkheid te creëren om geschillen over de geslachtsnaam aan de rechter voor te leggen (zie de conclusie van de AG, ECLI:NL:PHR:2006:AU9239, r.o. 3.5-3.9).
4.11.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een juridische grondslag voor het verzoek van de vader strekkende tot het verlenen van vervangende toestemming voor een gecombineerde geslachtsnaam, ontbreekt. De rechtbank komt daardoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. De rechtbank zal de vader daarom
niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.
Proceskosten
4.12.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek over de wijziging van de achternaam van [minderjarige] ;
5.2.
wijst de verzoeken van de vader tot wijziging van de regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en tot wijziging van het ouderschapsplan af;
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.R.A. de Werd, rechter, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 17 januari 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Conc: LBL
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!