ECLI:NL:RBOBR:2024:6754
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 30 september 2024 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker die betrokken was bij twee bestuursrechtelijke zaken. De verzoeker had zijn wrakingsverzoek ingediend op 4 september 2024, na de doorverwijzing van zijn zaken naar de rechtbank Gelderland. Hij stelde dat de beslissing om de zaken door te verwijzen onbegrijpelijk was en voortkwam uit vooringenomenheid van de rechter. De rechter, M.P. Bos, reageerde op het verzoek en gaf aan dat de onpartijdigheid niet in het geding was, omdat zij niet langer de behandelend rechter was na de doorverwijzing. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, maar dat het verzoek niet ongegrond was omdat het gericht was tegen een beslissing die was genomen toen de rechter nog wel de behandelend rechter was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechterlijke (tussen)beslissing nooit grond kan zijn voor wraking. De rechtbank verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond, en deze beslissing is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open volgens artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.