Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
Onderzoek van de zaak:
De beoordeling
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegden
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet. [2]
Voordeel uit strafbare feiten waarvoor veroordeelde is veroordeeld
€ 625,00verdiend. De rechtbank acht het aannemelijk dat de veroordeelde eenzelfde bedrag heeft verdiend aan de bewezenverklaarde verkoop en levering van 1200 hennepstekken.
€ 187,50(€ 625,00 / 1200 x 360) heeft verdiend.
€ 812,50(€ 625,00 + € 187,50).
Voordeel uit andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat die door veroordeelde zijn begaan
€ 5.880,00heeft gekregen voor het regelen van knippers, althans zijn bemoeienis met de oogst van 195,2 kilogram hennep.
€ 2.440,00in de bus van [alias verdachte] (rechtbank: de veroordeelde) wil duwen. Volgens de peilbakengegevens is de auto van [persoon 1] op 31 maart 2020 omstreeks 09.33 uur bij de [adres] , waar veroordeelde woont.
€ 7.025,00(€8.645,00 – €1.620,00) aan wederrechtelijk verkregen voordeel toe aan veroordeelde.
€ 14.830,00) moet afgeven bij de veroordeelde. Volgens de bakengegeven is de auto van [persoon 1] omstreeks 15.55 uur inderdaad bij de [adres] , waar veroordeelde woont.
€ 30.987,50(€ 812,50 + € 5.880 + € 2.440 + € 7.025,00 + € 14.830) heeft ontvangen. Dit is het wederrechtelijk verkregen voordeel dat hij heeft genoten. Niet is gebleken van meer kostenposten voor rekening van de veroordeelde dan hiervoor genoemd.
Toepasselijke wetsartikelen
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
€ 30.987,50(dertigduizend en negenhonderdzevenentachtig euro en vijftig cent), ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, dat zij, door middel van of uit de baten van het feit ter zake waarvan zij is veroordeeld, heeft verkregen.