Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
Onderzoek van de zaak:
De beoordeling
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegden
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet. [2]
Voordeel uit strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.
€ 245.595,00ontvangen.
Voordeel uit andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat die door veroordeelde zijn begaan
€ 245.595,00ontvangen. Dit is een bedrag van gemiddeld € 122.797,50 per oogst (€ 245.595,00 / 2).
€ 61.398,75.
€ 92.098,13.
€ 122.797,50 per oogst.
€ 644.686,00(chronologisch: € 61.398,75 + € 92.098,13 + € 117.920,00 + € 127.675,00 + € 122.797,50 + € 122.797,50).
Toepasselijke wetsartikelen
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
€ 644.686,00(zeshonderdvierenveertigduizend en zeshonderdzesentachtig euro) ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, dat zij, door middel van of uit de baten van het feit ter zake waarvan zij is veroordeeld, heeft verkregen.