In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 26 september 2024 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, verblijvende te [woonplaats], had de wraking aangevraagd van mr. M. Venderbosch, rechter in de rechtbank, in verband met een procedure tegen het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Verzoeker was van mening dat de rechter niet onafhankelijk en onpartijdig was, omdat hij niet fysiek aanwezig mocht zijn bij een zitting en alleen telefonisch kon deelnemen vanuit de Penitentiaire Inrichting. Verzoeker stelde dat de rechter niet had uitgelegd waarom zijn fysieke aanwezigheid niet veilig was, wat volgens hem de schijn van partijdigheid wekte.
De rechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat zij heeft geprobeerd recht te doen aan de rechtspositie van verzoeker en dat de beslissing om hem telefonisch te laten deelnemen aan de zitting niet voortkwam uit vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar konden brengen. Op basis van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een rechter alleen gewraakt als er objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestaat. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing om verzoeker telefonisch te laten deelnemen aan de zitting een procesbeslissing was en geen grond voor wraking kon vormen.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er geen aanwijzingen waren dat de rechter partijdig was of dat de schijn daarvan was gewekt. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.