Op 19 september 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking van rechter mr. J.J.A. Donkersloot afgewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F.J. Fernhout, was gebaseerd op de stelling dat de rechter stukken van de wederpartij had toegelaten die te laat waren ingediend, wat volgens verzoeker het recht op hoor en wederhoor zou hebben geschonden. Daarnaast werd aangevoerd dat de rechter geen beslissing had genomen op een verweer dat betrekking had op een vermeerdering van de grondslag van eis. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 augustus 2024 heeft de wrakingskamer de rechter de gelegenheid gegeven om te reageren op de aanvullende wrakingsgrond die door verzoeker was ingebracht. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat zijn beslissing om de stukken toe te laten niet voortkwam uit vooringenomenheid en dat het beginsel van hoor en wederhoor was gerespecteerd. De wrakingskamer oordeelde dat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen zijn, tenzij er sprake is van onbegrijpelijke beslissingen die wijzen op partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig was, en verklaarde het wrakingsverzoek ongegrond.