ECLI:NL:RBOBR:2024:6328

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
01.256874.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot deels voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor medeplichtigheid aan ontploffing van zwaar vuurwerk in woonwijk

Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij het tot ontploffing brengen van zwaar vuurwerk in een woonwijk in Eindhoven. De verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan het veroorzaken van explosies bij twee woningen op 2 oktober 2023, waarbij gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden te duchten was. Daarnaast werd de verdachte verweten op 7 november 2023 een busje pepperspray en een stroomstootwapen voorhanden te hebben gehad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt, maar wel medeplichtig was aan de explosies. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 540 dagen, waarvan 344 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 150 uren. De benadeelde partij werd in de vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk verklaard. De rechtbank overwoog dat de explosies grote schade en gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweegbrachten, maar dat de verdachte niet de initiator was van de explosies. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problemen en zijn bereidheid tot behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01.256874. [verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.256874.23
Datum uitspraak: 16 december 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] , op [2001] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 februari 2024, 13 mei 2024, 18 oktober 2024, 15 november 2024 en 2 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 januari 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 mei 2024 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.hij op of omstreeks 2 oktober 2023 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht aan/bij een woning aan de [adres 2] door zwaar vuurwerk, althans een explosief, aan de ruit van die woning te bevestigen en/of dat zware vuurwerk, althans dat explosief, aan te steken en/of tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning aan de [adres 2] en/of
een of meer goederen in die woning en/of in de directe omgeving van die woning en/of- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te
weten voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:[medeverdachte] op of omstreeks 2 oktober 2023 te Eindhoven, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht aan/bij een woning aan de [adres 2] door zwaar vuurwerk, althans een explosief, aan de ruit van die woning te bevestigen en/of dat zware vuurwerk, althans dat explosief, aan te steken en/of tot ontploffing te brengen,terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning aan de [adres 2] en/of
een of meer goederen in die woning en/of in de directe omgeving van die woning en/of- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te
weten voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te duchten was,bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 2 oktober 2023 te Waalre en/of te Eindhoven, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,door die [medeverdachte] en/of het door haar gebruikte vuurwerk, althans explosief, op te halen en/of te vervoeren naar de woning aan de [adres 2] ;
2.hij op of omstreeks 2 oktober 2023 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht aan/bij een woning aan [adres 3] door zwaar vuurwerk, althans een explosief, aan de ruit van die woning te bevestigen en/of dat zware vuurwerk, althans dat explosief, aan te steken en/of tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning aan [adres 3] en/of een
of meer goederen in die woning en/of in de directe omgeving van die woning en/of- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor [slachtoffer 3]
, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 2 oktober 2023 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht aan/bij een woning aan [adres 3] door zwaar vuurwerk, althans een explosief, aan de ruit van die woning te bevestigen en/of dat zware vuurwerk, althans dat explosief, aan te steken en/of tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning aan [adres 3] en/of een
of meer goederen in die woning en/of in de directe omgeving van die woning en/of- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor [slachtoffer 3]
, te duchten was,bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 2 oktober 2023 te Waalre en/of te Eindhoven, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die [medeverdachte] en/of het door haar gebruikte vuurwerk, althans explosief, op te halen en/of te vervoeren naar de woning aan [adres 3] ;
3.hij op of omstreeks 7 november 2023 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige,verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, voorhanden heeft gehad;
4.hij op of omstreeks 7 november 2023 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstootpersonen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Op 2 oktober 2023 vonden ’s avonds kort na elkaar explosies plaats bij twee woningen in Eindhoven. Bij die explosies ontstond grote schade aan beide woningen.
Verdachte wordt betrokkenheid verweten bij het veroorzaken van die explosies in de zin van medeplegen dan wel medeplichtigheid.
Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij op 7 november 2023 een busje pepperspray en een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert op gronden zoals weergegeven in het requisitoir, waarvan een schriftelijke weergave is overgelegd, tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder feit 1 primair, feit 2 primair en onder de feiten 3 en 4.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging concludeert op gronden zoals aangevoerd in de overgelegde pleitnota dat medeplegen van het onder de feiten 1 en 2 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking zoals voor medeplegen is vereist. Verzocht wordt verdachte telkens van het primair tenlastegelegde vrij te spreken. Daarnaast wordt verzocht verdachte ook partieel vrij te spreken van het bestanddeel ‘levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander’ zoals ook onder feit 1 en 2 subsidiair tenlastegelegd omdat daarvoor onvoldoende bewijs voorhanden is. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak van het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde medeplegen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden gekwalificeerd als sprake was van een voldoende bewuste en nauwe samenwerking tussen een verdachte en zijn medeverdachte(n), waarbij de materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht moet zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De medeverdachte appte verdachte dat ze een job heeft om bij twee huizen cobra’s door de brievenbus te doen. Ze vraagt of verdachte haar zou kunnen rijden en verdachte stemt daarin toe.
De medeverdachte is degene die de opdracht heeft aangenomen. Zij heeft verdachte als chauffeur geregeld, de locatie voor het overhandigen van de cobra’s afgesproken met haar opdrachtgever en die avond duct-tape van huis meegenomen. Bij de overdracht van de cobra’s door de opdrachtgever aan medeverdachte blijft verdachte in de auto zitten.
Dan rijden ze naar de twee adressen die medeverdachte van haar opdrachtgever heeft ontvangen. Medeverdachte is degene die bij beide woningen op een raam aan de voorzijde met duct-tape een cobra plakt en aansteekt. Medeverdachte heeft vervolgens opnieuw een ontmoeting gehad met de opdrachtgever, waarbij verdachte in de auto achterbleef.
Verdachte heeft voor het rijden geen vergoeding gekregen.
De rechtbank stelt aldus vast dat de medeverdachte de opdracht voor de explosies heeft aangenomen, voorbereid, uitgevoerd en afgewikkeld. Zij alleen ontving een vergoeding voor de opdracht.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde, enkel het op haar verzoek vervoeren van de medeverdachte, was faciliterend van aard en is van onvoldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken. Dat verdachte op de hoogte was van het plan van de medeverdachte die hij vervoerde maakt dit niet anders.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte hiervan vrijspreken. Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte medeplichtig is doordat hij de medeverdachte behulpzaam is geweest bij het uitvoeren van de beide explosies.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair.

De rechtbank acht op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen verder nog bewezen dat bij beide feiten gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was en overweegt daartoe het volgende.
Niet ter discussie staat dat de tenlastegelegde explosies hebben plaatsgevonden, dat daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was en dat verdachte daarbij (mede) betrokken was als degene die de explosies heeft veroorzaakt.
Wat betreft de gevaarzetting die als gevolg van de explosies verder nog te duchten was, acht de rechtbank op grond van de inhoud van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat bij beide explosies gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit jurisprudentie volgt dat het bestaan van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel bij personen kan komen vast te staan, als uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dergelijk gevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het gevaar ten tijde van de explosie naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Dat de dader zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien, is in dat verband niet van belang.
In het Forensisch dossier is een vakbijlage van het NFI gevoegd over de gevaarzetting van een Cobra 6. Uit de vakbijlage blijkt:
“Een voorwerp waar een Cobra direct tegenaan ontploft, zal vrijwel altijd beschadigen. Aangenomen wordt dat iemand die door scherven en/of brokstukken wordt geraakt, ernstig lichamelijk letsel op kan lopen. Ook kan de drukgolf tot op enkele meters afstand van de explosie tot permanente gehoorschade zoals trommelvliesbreuk leiden. Tot op tientallen meters afstand kan deze drukgolf ook nog tot andere vormen van (tijdelijke) gehoorschade leiden.
Specifiek voor de situatie dat de Super Cobra 6 tegen een glazen ruit aan ontploft, heeft het NFI praktijkonderzoek uitgevoerd. Voor dubbel en triple glas geldt aanvullend op de hierboven beschreven gevaarzetting van een ontploffende Super Cobra 6, dat het glas direct achter een ontploffende Super Cobra 6 zo sterk wordt verbrijzeld, dat er een soort ‘zandstraal’ van kleine glasdeeltjes wegspuit. Het exacte effect hiervan op het menselijk lichaam is nog niet bekend, maar het is aannemelijk dat iemand die hierdoor geraakt wordt, ernstig lichamelijk letsel op kan lopen. Tijdens de proeven is gebleken dat de vuureffecten van de explosie aan beide zijden van het raam optraden. Ook de drukgolf van de explosie is aan beide zijden van het raam geregistreerd.”
Op grond van (ten aanzien van beide feiten):
- de kracht van de explosie die af te leiden is uit de bij het forensisch onderzoek vastgestelde
schade;
- de grote hoeveelheid scherven/brokstukken aangetroffen in de aan de ruit van de
woningen grenzende woonruimte en de verspreiding daarvan over (vrijwel) die gehele
ruimte;
- het tijdstip waarop de ontploffing teweeg is gebracht (omstreeks 23.00 uur in de avond);
- de locatie waar de ontploffing plaatsvond (aan de ruit aan de voorzijde van de woningen);
- de aanwezigheid van een bewoner in de woning;
- de omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat het voor verdachte zichtbaar was of er zich daadwerkelijk mensen in de woonkamer bevonden omdat de
raambekleding voor de betreffende ramen van beide woningen gesloten was;
- de inhoud van de vakbijlage,
concludeert de rechtbank dat ten aanzien van beide feiten het gevaar op zwaar lichamelijk letsel voor een ander op het moment van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest.
De rechtbank is aldus van oordeel dat bij deze explosies niet alleen gemeen gevaar voor goederen, maar ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was.

Partiële vrijspraak.

Om levensgevaar voor een ander als vaststaand te kunnen aannemen, is volgens vaste jurisprudentie (zie ook de uitspraak van de Hoge Raad van 21 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:230) vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dergelijk gevaar daadwerkelijk te duchten was. De Hoge Raad hanteert als maatstaf dat dergelijk gevaar naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest.
De rechtbank kan, op grond van de inhoud van het dossier, niet vaststellen dat er door de ontploffing ook levensgevaar te duchten is geweest. Daarvoor zijn volgens de vakbijlage van het NFI bij het Forensisch dossier zodanig uitzonderlijke omstandigheden nodig (namelijk (vrijwel) direct contact van een cobra met een hoofd, nek of romp van een onbeschermd persoon) dat dit gevaar niet zonder meer naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was. Daarbij komt dat niet is gebleken dat er ten tijde van het plaatsen de cobra een ander persoon dan verdachte in de directe nabijheid daarvan aanwezig was. De verdachte zal ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen.

Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat:
1. subsidiair:[medeverdachte] op 2 oktober 2023 te Eindhoven, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht aan een woning aan de [adres 2] door zwaar vuurwerk aan de ruit van die woning te bevestigen en dat zware vuurwerk aan te steken en tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning aan de [adres 2] en
goederen in die woning en in de directe omgeving van die woning en- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te weten voor [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] , te duchten was,bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 2 oktober 2023 te Waalre en te Eindhoven, opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte] en het door haar gebruikte vuurwerk, op te halen en te vervoeren naar de woning aan de [adres 2] ;

2. subsidiair:

[medeverdachte] op 2 oktober 2023 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht aan een woning aan [adres 3] door zwaar vuurwerk aan de ruit van die woning te bevestigen en dat zware vuurwerk, aan te steken en tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning aan [adres 3] en
goederen in die woning en in de directe omgeving van die woning en- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor [slachtoffer 3] , te duchten
was,bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 2 oktober 2023 te Waalre en te Eindhoven, opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte] en het door haar gebruikte vuurwerk, op te halen en/of te vervoeren naar de woning aan [adres 3] ;
3.verdachte op 7 november 2023 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloos makende, traan verwekkende en soortgelijke stoffen, voorhanden heeft gehad;
4.hij op 7 november 2023 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en bijkomende straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij dienen de door de reclassering in het adviesrapport van 25 maart 2024 geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden gesteld. Daarnaast wordt de verbeurdverklaring gevorderd van de inbeslaggenomen personenauto.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke straf op te leggen dan de 196 dagen die in voorlopige hechtenis zijn doorgebracht en heeft geen bezwaar tegen een voorwaardelijk deel waarbij bijzondere voorwaarden worden opgelegd en een werkstraf.
Ten aanzien van het beslag refereert de verdediging zich aan het oordeel van uw rechtbank.
In het kader van de strafmaat wordt nog opgemerkt dat door verbeurdverklaring van de auto verdachte ook financieel wordt getroffen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het tot ontploffing brengen van zwaar vuurwerk aan ruiten van twee woningen, beide gelegen in een woonwijk, in de avond. Het teweegbrengen van explosies zoals deze is de laatste jaren in aantal toegenomen en heeft kennelijk tot doel personen te intimideren. Deze explosies veroorzaken grote schade en hebben niet alleen een grote impact op de direct betrokkenen, maar zorgen ook voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid voor anderen in de samenleving.
Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het ontstaan van die gevoelens en heeft zich niet laten weerhouden door het voorzienbare gevaar voor schade en letsel.
Mede door het handelen van verdachte is immers een zeer gevaarlijke situatie ontstaan,
waarbij niet alleen de betreffende woningen schade hebben geleden, maar ook personen
in gevaar hadden kunnen worden gebracht. Dat de gevolgen van ontploffing beperkt zijn gebleven tot materiële schade, is niet aan de verdachte te danken.
Daarnaast heeft verdachte in zijn woning een busje pepperspray en een stroomstootwapen voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen en een gevoel van onveiligheid in de samenleving veroorzaken Hiervoor heeft de verdachte kennelijk geen oog gehad. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 25 maart 2024 betreffende verdachte. Hieruit blijkt onder meer het volgende.
Verdachte kwam niet eerder met justitie in aanraking waardoor niet kan worden gesproken van een delictpatroon.
Verdachte is bekend met psychische problemen. Hij is in verband daarmee doorverwezen naar Apanta GGZ voor nader psychodiagnostisch onderzoek. In eerder diagnostisch onderzoek (in oktober 2022) werd geconstateerd dat verdachte veel kenmerken vertoonde van een paranoïde persoonlijkheid, schizoïde persoonlijkheid, borderline persoonlijkheid en de normoverschrijdende gedragsstoornis (in de jeugd). In relatie tot onderhavige zaak, heeft de reclassering zich de vraag gesteld of de bevindingen van het diagnostisch onderzoek een relatie hebben tot het delictgedrag en of het eerdere onderzoek voldoende handvatten biedt voor verdere begeleiding en behandeling. Om die reden is door de reclassering verdiepingsdiagnostiek ingezet, gericht op de persoonlijkheid- en ontwikkelproblematiek en trauma. Hieruit kwam het advies naar voren om een ambulant behandeltraject in te zetten in combinatie met plaatsing in een begeleide woonvorm. Verdachte heeft hieraan meegewerkt en is in maart 2024 geschikt gevonden voor de begeleide woonvorm van Doorpakkers in Eindhoven (welzijn, gezondheid en forensische zorg).
Uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte inmiddels is aangemeld en aangenomen bij Rentree, intakegesprekken heeft gehad bij Forensisch Psychiatrische Kliniek De Omslag en aan de hand van verdere diagnostiek een behandeling zal worden geadviseerd en gestart.
Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag.
De reclassering adviseert het volwassenenstrafrechttoe te passen. Er zijn zowel op het gebied van handelingsvaardigheden als ook pedagogische mogelijkheden onvoldoende indicaties voor het jeugdstrafrecht, er is geen sprake van functioneren op (licht) verstandelijk beperkt niveau en verdachte vertoont geen ander gedrag dan men gezien zijn kalenderleeftijd kan verwachten.
Ter terechtzitting is de heer [persoon] , reclasseringswerker, gehoord.
Hij heeft aangevoerd dat verdachte zich aan de in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis gestelde voorwaarden heeft gehouden en adviseert deze voorwaarden, die nog actueel zijn, te handhaven in het kader van de afdoening van de strafzaak. Indien verdachte verdere detentie moet ondergaan, zal het behandeltraject van verdachte worden onderbroken. Verdachte woont momenteel in een begeleide woonvorm.
De reclassering heeft eerder de volgende (schorsingsvoorwaarden) geadviseerd:
• meldplicht bij reclassering;
• ambulante behandeling;
• begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
• contactverbod;
• dagbesteding;
• meewerken aan middelencontrole.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 september 2024 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte ter terechtzitting een open proceshouding heeft aangenomen en blijk heeft gegeven van inzicht in de ernst van de door hem gepleegde strafbare feiten. Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de feiten bekend, heeft aangegeven spijt te hebben van zijn daden en heeft laten merken dat hij daarvoor verantwoordelijkheid wil nemen. Hij is bereid de aan hem te stellen voorwaarden bij oplegging van een straf na te leven en wil zijn behandeling voortzetten.
De rechtbank neemt ook in ogenschouw dat verdachte niet de initiator en/of uitvoerder van de explosies was, maar als medeplichtige opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van de feiten.
De voorlopige hechtenis van verdachte is onder strenge voorwaarden geschorst met ingang van 20 mei 2024 en verdachte heeft deze schorsingsvoorwaarden naar behoren nageleefd.
De op te leggen straffen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Uit de oriëntatiepunten volgt dat het uitgangspunt bij een bewezenverklaring van (mede)plegen van het teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel een gevangenisstraf van drie jaren is. Het uitgangspunt bij een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen en busje pepperspray is een geldboete.
Gelet op de feiten en de omstandigheden in de zaak - waarbij in twee woningen grote schade is toegebracht en gevaar te duchten was voor zwaar lichamelijk letsel van personen - is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een forse gevangenisstraf passend is.
Verdachte was bij deze feiten echter niet als (mede)pleger maar als medeplichtige betrokken, en had daarbij dus een kleinere rol. Gelet verder op de leeftijd van verdachte (ten tijde van de gepleegde delicten 22 jaar oud), de hierboven genoemde omstandigheden (strenge schorsingsvoorwaarden, openheid van zaken en de getoonde bereidheid om mee te werken aan een ambulante behandeling en woonbegeleiding) en de verdere inhoud van het reclasseringsrapport met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting, ziet de rechtbank aanleiding om, ondanks de grote ernst van de feiten, de gevangenisstraf grotendeels voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank acht het onwenselijk en niet in het belang van de verdachte en de maatschappij dat een lange detentie de hulpverleningstrajecten en de benodigde begeleiding van verdachte doorkruisen. Ook heeft de rechtbank geen aanwijzingen dat verdachte, die een blanco strafblad heeft, zich beweegt binnen een crimineel milieu. Bovendien wordt verdachte door de hierna opgenomen beslissing met betrekking tot zijn personenauto ook reeds financieel getroffen.
Het onvoorwaardelijke gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf is gelijk aan de duur van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel van deze straf worden gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het advies van de reclassering. Op deze manier heeft verdachte een flinke stok achter de deur die moet voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten gaat plegen en krijgt hij de behandeling, begeleiding en het toezicht die hij nodig heeft.
De rechtbank zal derhalve een gevangenisstraf opleggen van kortere duur dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf, nu de rechtbank verdachte van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde vrijspreekt en van oordeel is dat de straffen die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengen.
Daarnaast zal de rechtbank gelet op de ernst van de feiten en in verband met een juiste normhandhaving een taakstraf opleggen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen personenauto vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat met behulp van deze personenauto de feiten zijn begaan en deze personenauto ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert dat de vordering betreffende materiële schade een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert omdat niet eenvoudig is vast te stellen of en in hoeverre de gestelde schade door het bewezen verklaard feit is toegebracht onder meer aangezien bewijstukken ontbreken. Wat betreft de gevorderde immateriële schade geldt dat deze onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij dient in de gehele vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt op de in de pleitnotitie genoemde gronden de benadeelde partij in de gehele vordering niet ontvankelijk te verklaren dan wel een toe te kennen bedrag voor zowel materiële als immateriële schade te matigen.
Beoordeling.
De benadeelde partij vordert een vergoeding voor materiële schade van 3.800,00 euro en een vergoeding voor immateriële schade van 2.000,00 euro.
De rechtbank overweegt het volgende.
Wat betreft de gestelde materiële schade is niet is eenvoudig vast te stellen of de schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht onder meer aangezien bewijstukken ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Ten aanzien van de immateriële schade geldt dat artikel 6:95 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat schade die bestaat in ander nadeel dan vermogensschade, zoals immateriële schade, slechts kan worden vergoed voor zover de wet op vergoeding daarvan recht geeft.
Artikel 6:106 BW geeft hiervoor een nadere regeling. Deze regeling houdt in, voor zover hier relevant:
‘1. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding (…);
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.’
Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Bij de vordering van de benadeelde partij zijn geen objectieve gegevens gevoegd waaruit kan volgen dat sprake is van geestelijk letsel bij de benadeelde.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet voldoende onderbouwd dat sprake is aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. De benadeelde partij heeft hiervoor geen concrete feiten en omstandigheden gesteld, noch onderliggende bewijsstukken aangeleverd.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending (het veroorzaken van een explosie waarbij gevaar voor goederen en gevaar voor letsel voor personen te duchten was ) niet meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon reeds op basis van de ernst en aard van deze normschending kan worden aangenomen. Daarmee ontbreekt de rechtsgrond aan de vordering.
De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet ontvankelijk verklaren in de vordering zowel wat betreft de materiële schade als de immateriële schade.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 48, 49, 57, 157 van het Wetboek van Strafrecht,
26, 55, 56 van de Wet Wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair en feit 2 primair is
tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en bijkomende straf:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4:
-
gevangenisstrafvoor de duur van 540 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van
het Wetboek van Strafrecht waarvan 344 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2
jaren.
Algemene voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich binnen twee werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland, locatie Eindhoven (Polluxstraat 115) via telefoonnummer
088-8041504. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo lang en zo vaak deze instelling dat noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te oefenen. Veroordeelde gedraagt zich gedurende de proeftijd naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
2. zich laat behandelen door een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering.
De behandeling start zo spoedig mogelijk na aanmelding via IFZO en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. verblijft bij Doorpakkers Eindhoven (project Lighthouse) of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld;
4. gedurende de proeftijd of zoveel korter als het Openbaar Ministerie nodig vindt, op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de mede-verdachte in deze zaak: [medeverdachte] , geboren op [2005] te Veldhoven;
5. zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
6. meewerkt mee aan controle op het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
- een
taakstrafvoor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair:
-
verbeurdverklaringvan een personenauto, Renault Clio, kenteken [kentekennummer]
(PL2100-2023217404-G2123843, chassisnummer: [nummer] ).

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] .

Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Voorlopige hechtenis.

Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
De voorlopige hechtenis is met ingang van 20 mei 2024 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 16 december 2024.