In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Processionals B.V. [eiser] vorderde zijn wedertewerkstelling in de vestiging te [plaats], maar de kantonrechter heeft deze vordering afgewezen. De procedure werd ingeleid door een dagvaarding op 5 januari 2024, waarna een mondelinge behandeling op 26 januari 2024 volgde. Tijdens deze behandeling hebben partijen een regeling getroffen die de beëindiging van de arbeidsovereenkomst betrof. [eiser] heeft zich vervolgens ziek gemeld en heeft een beroep gedaan op de bedenktermijn van de regeling.
Processionals B.V. heeft een verbeterplan opgesteld voor [eiser], dat hij moest volgen in de vestiging in Apeldoorn. De kantonrechter oordeelde dat Processionals voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een zwaarder wegend belang heeft bij de uitvoering van het verbeterplan in Apeldoorn, in plaats van in [plaats]. De kantonrechter benadrukte dat een werkgever de werknemer een serieuze kans tot verbetering moet bieden, maar dat in dit geval de omstandigheden en de klachten van het team van [eiser] een tijdelijke wijziging van de standplaats rechtvaardigen.
De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat Processionals aanvankelijk te kort door de bocht is gegaan door direct aan te sturen op beëindiging van de arbeidsovereenkomst zonder de klachten met [eiser] te bespreken. Desondanks was de afwijzing van de vordering gerechtvaardigd, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.