Uitspraak
[eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres
Saint Gobain Construction Products Nederland B.V.uit Etten-Leur (Saint Gobain)
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- Saint Gobain exploiteert sinds 1962 aan de Parallelweg 20, op bedrijventerrein Vosdonk in Etten-Leur een inrichting voor het produceren van glaswol- en glasvliesproducten. Hiervoor is op 22 december 1981 een milieuvergunning verleend. Op 16 mei 2000 is aan Saint Gobain een (revisie)vergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend nadat hiervoor in 1998 een aanvraag was ingediend.
- Voor de productie van de glaswol- en glasvliesproducten wordt glas gesmolten in een (aardgasgestookte) glasoven, waarna het gesmolten glas wordt vervezeld. De emissies die hierbij vrijkomen, worden afgevoerd via de stenen schoorsteen. Aan de glasvezels wordt vervolgens een binder (grondstof) toegevoegd en dit product wordt in de hardingsoven uitgehard. De emissies die hierbij vrijkomen, worden afgevoerd via de stenen schoorsteen.
- Aanvankelijk werd voor alle toepassingen een bakeliet binder (op fenolbasis) gebruikt waarbij - na reiniging door een filter - stoffen als fenol, formaldehyde en ammoniak naar de lucht worden geëmitteerd. In verband met vervanging (in het productieproces van glaswol) van een deel van de bestaande binder door een groene binder en het aanpassen van voorschriften aan BBT-conclusies, is op 7 maart 2017 een vergunning voor het wijzigen van de inrichting verleend.
- Glaswol wordt verkocht onder de merknaam Isover en glasvlies onder de merknaam Adfors. De glasvliesproducten worden voornamelijk toegepast als drager/versterkingsmateriaal voor dakbedekking- en isolatiematerialen, terwijl de glaswolproducten worden toegepast bij isolatie van gebouwen.
- In de directe omgeving van Saint Gobain liggen de Natura 2000-gebieden “Ulvenhoutse bos” (op 13,1 km afstand), “Biesbosch” (op 16,3 km afstand), “Brabantse Wal” (op 17,7 km afstand) en “Krammer-Volkerak” (op 18,3 km afstand).
- Saint Gobain heeft op 20 februari 2020 een natuurvergunning aangevraagd op grond van artikel 2.7, tweede lid van de Wnb. Het college heeft deze vergunning bij besluit van 22 februari 2023 (positief) geweigerd, omdat sprake is van intern salderen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer SHE 23/1015.
- Bij besluit van 2 februari 2023 heeft het college het verzoek van eiseres om actualisatie van de omgevingsvergunningen van Saint Gobain afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Dat is geregistreerd onder zaaknummer SHE 23/858.
- Saint Gobain heeft op 21 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een nieuwe, de gehele inrichting omvattende omgevingsvergunning tweede fase (een zogeheten revisievergunning) voor onder meer het in werking brengen en houden van een nieuwe glaswoloven voor de productie van glaswol (de Isover TEL-oven), ter vervanging van de oude, volledig gasgestookte oven. Ook deze nieuwe oven voert de emissies af via de stenen schoorsteen. De nieuwe oven (ook wel de hybride oven genoemd) zal worden gestookt door een combinatie van gas/zuurstof en elektrische energie, waarmee de emissie van CO2, NOx en het energieverbruik zal worden teruggedrongen. Voor de aanvoer van zuurstof zal een VSA (vacuüm-swing-absorption)-installatie worden gebouwd (de oxyplant). Verder vindt een beperking plaats van de opslagvoorzieningen en de hoeveelheid gevaarlijke stoffen. De aanvraag is diverse malen aangevuld, onder meer op 10 november 2023.
- Voor dit project is op 19 oktober 2023 een omgevingsvergunning eerste fase verleend voor de activiteiten bouwen, aanleggen en handelen in strijd met het bestemmingsplan. Tegen dit besluit is geen beroep ingesteld.
- Vanaf 7 februari 2024 tot en met 19 maart 2024 heeft het ontwerp van de omgevingsvergunning tweede fase ter inzage gelegen, waartegen onder meer eiseres zienswijzen heeft ingediend.
- Op 25 april 2024 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning tweede fase verleend, waarbij het op verzoek van Saint Gobain en met toepassing van artikel 6.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), heeft bepaald dat beide omgevingsvergunningen (eerste en tweede fase) terstond in werking treden.
- Onder meer eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij deze rechtbank. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 24/2453.
- Saint Gobain heeft de nieuwe oven gebouwd en in gebruik genomen.
bij of krachtens deze wet verleende vergunningen of ontheffingen’. Artikel 5.4, tweede lid, van de Wnb ziet expliciet op een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb. Om dezelfde reden kan het college niet een natuurvergunning wijzigen. De rechtbank ziet in de Wnb geen mogelijkheden om een natuurvergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb te verlenen als hiertoe geen aanvraag is ingediend. In deze uitspraak kan in het midden blijven of het college de positieve weigering van 22 februari 2023 kan (of moet) intrekken, omdat eiseres hiertegen apart beroep heeft ingesteld en de rechtbank dit beroep apart zal beoordelen.
“
In dit artikel is de zogenoemde aanschrijvingsbevoegdheid geregeld waarmee gedeputeerde staten – en soms het Rijk (zie het voorgestelde artikel 1.3) – verplichtingen kunnen opleggen met betrekking tot de uitoefening van bestaande en toekomstige handelingen binnen en buiten een Natura 2000-gebied waarvoor geen vergunning is verleend, bijvoorbeeld vrijgesteld bestaand gebruik (voorgesteld artikel 2.9, tweede lid). Zij kunnen dat doen als dat noodzakelijk is voor – afhankelijk van de gestelde instandhoudingsdoelstellingen – het behoud of herstel van de te beschermen leefgebieden voor vogels of van de typen natuurlijke habitats en habitats van soorten in het Natura 2000-gebied. De verplichting kan ook bestaan in het geheel of gedeeltelijk stopzetten van de handeling. Vaak zal de maatregel een preventief karakter hebben en beogen nadelen van een bepaalde handeling te voorkomen; het gaat dan om een passende maatregel in de zin van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn zal zijn aan te merken. Ingeval de maatregel is gericht op het behoud of herstel op de langere termijn, zal hij zijn aan te merken als een instandhoudingsmaatregel in de zin van artikel 6, eerste lid, van de Habitatrichtlijn en artikel 4, eerste en tweede lid, van de Vogelrichtlijn. De aanschrijvingsbevoegdheid kan worden neergelegd in een individueel besluit (eerste lid), dan wel de vorm hebben van algemeen verbindende voorschriften voor categorieën van gevallen (derde lid).”In paragraaf 6.4.3.3 van de memorie van toelichting staat verder het volgende: “
De voorgestelde aanschrijvingsbevoegdheid is van toepassing in situaties waarin een activiteit niet wordt gereguleerd via een vergunning. Gedacht kan worden aan de situatie dat een project of een handeling is vrijgesteld van de vergunningplicht omdat zij overeenkomstig het beheerplan wordt uitgevoerd, of omdat een handeling, niet zijnde een project, bestaand gebruik is. In dergelijke gevallen moet het bevoegd gezag de beschikking hebben over een alternatief instrument om passende maatregelen te treffen als de activiteit tot mogelijke verslechteringen of significante verstoringen kan leiden. (…) Het bevoegd gezag kan in het kader van de aanschrijvingsbevoegdheid op grond van het voorgestelde eerste lid van artikel 2.4 een plicht opleggen om preventieve maatregelen te treffen, of om herstelmaatregelen te treffen. Het bevoegd gezag kan ook het uitoefenen van een activiteit verbieden, of een verplichting opleggen om die activiteit te beperken. Gedacht kan worden aan geluiddempende maatregelen bij heien, aan beperkingen ten aanzien van het gebruik van kunstlicht bij werkzaamheden, aan het verbod om werkzaamheden te verrichten tijdens het broed-, werp- of zoogseizoen van specifieke soorten, aan limieten ten aanzien van voor onderzoeksdoeleinden op te vissen schelpdieren et cetera.”
- Het college zal in ieder geval een gebiedsgerichte beoordeling van de relevante Natura 2000-gebieden moeten maken. Naarmate de staat van instandhouding in de betrokken Natura 2000-gebieden slechter is, zal de noodzaak om passende maatregelen te treffen groter zijn.
- In het kader van de belangenafweging die ten grondslag zal moeten liggen aan het besluit over het gebruik van de aanschrijvingsbevoegdheid, zal het college inzichtelijk moeten maken met welke maatregelen uitvoering wordt of zal worden gegeven aan de noodzakelijke daling van stikstofdepositie binnen een afzienbare termijn als een daling nodig is. Bij het verwijzen naar andere maatregelen hoeft het college niet aan te tonen dat het effect van deze maatregelen zeker is. De rechtbank is wel van oordeel dat het college het effect van de voorgestane alternatieve passende maatregelen niet geheel in het midden kan laten. Dat zou geen recht doen aan de onderzoeksverplichting die het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft aangenomen in het arrest van 10 november 2022 (AquaPri)
- Voor zover de bevoegdheid wordt ingezet om instandhoudingsmaatregelen als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de Habitatrichtlijn te treffen, zal het college rekening moeten houden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, en met de regionale en lokale bijzonderheden.
- Het college zal tot slot de belangen van het bedrijf in kaart moeten brengen en moeten meewegen, want het gaat om een bevoegdheid, geen verplichting. Hierbij kan het college het belang van rechtszekerheid betrekken (namelijk de zekerheid dat het bedrijf gebruik kan maken van in het verleden verleende onherroepelijke vergunningen). Het belang van rechtszekerheid strekt naar het oordeel van de rechtbank echter niet zover dat een bedrijf er altijd op mag vertrouwen dat het vergunde project tot in lengte van dagen dezelfde gevolgen voor Natura 2000-gebieden mag hebben als het in het verleden heeft gehad. Als een wijziging van omstandigheden binnen de Brabantse Natura 2000-gebieden van iedereen een bijdrage vergt, valt niet goed in te zien waarom rechtszekerheid eraan in de weg staat dat bedrijven een bijdrage leveren door te verduurzamen met het gelijktijdig opgeven van de vrijkomende latente emissieruimte.
- De rechtbank wijst verder op de mededeling van de Europese Commissie van 21 november 2018
- In voorschrift 9.1.3 van de revisievergunning van 25 april 2024 is een lagere grenswaarde voor de emissie van stikstofoxiden opgenomen dan in de voorschrift 2.1.3 van de wijzigingsvergunning van 7 maart 2017.
- De rechtbank heeft heden een tussenuitspraak gedaan op het beroep van onder meer eiseres tegen de revisievergunning van 25 april 2024. Hierin heeft de rechtbank vastgesteld dat in de revisievergunning de productiecapaciteit is beperkt en dat de capaciteit 10.000 ton glasvlies per jaar en 65.000 ton glaswol per jaar bedraagt. In de niet-technische samenvatting is dit letterlijk aangevraagd. De beperking van de productiecapaciteit leidt tot een beperking van de emissieruimte van Saint Gobain. Als minder wordt geproduceerd, wordt minder uitgestoten.
- Verder heeft de rechtbank in de tussenuitspraak geoordeeld dat onduidelijk is of Saint Gobain een vaste verhouding tussen de bakelietbinder en de groene binder heeft aangevraagd. Het college had Saint Gobain moeten vragen om de aanvraag te verduidelijken voor wat betreft de bedoelingen omtrent de verhouding tussen de bakelietbinder en de groene binder. Verder had het college gemotiveerd moeten aangeven of aanleiding bestaat een vaste verhouding tussen toepassing van de bakelietbinder en de groene binder op te nemen. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven deze gebreken te herstellen. Ook het resultaat hiervan is van belang voor de beantwoording van de vraag of (en zo ja, hoeveel) latente ruimte Saint Gobain heeft. Bij een verankerde verhouding tussen de bakelietbinder en de groene binder zal Saint Gobain minder ammoniak uitstoten dan zij deed op basis van de vergunningen die haar waren verleend voor de revisievergunning van 25 april 2024.
Conclusie
- Het college heeft daarnaast aangegeven dat in december 2024 beleid zal worden vastgesteld over het intrekken van natuurvergunningen en (naar de rechtbank aanneemt) de toepassing van de aanschrijvingsbevoegdheid van artikel 2.4 van de Wnb. Voor lopende procedures is het oude recht van toepassing, gelet op artikel 2.9 van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet. Nieuwe aanschrijvingen vinden plaats door middel van artikel 4.5 van de Omgevingswet en artikel 11.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Als beleid wordt vastgesteld dan kan het college dit bij het herstel betrekken.
- De revisievergunning van 25 april 2024, de tussenuitspraak van heden in de zaak SHE 24/2453 en, als het college gebruik maakt van de geboden gelegenheid om de gebreken te herstellen, de herstelpoging van het college en de eventuele hieruit voortvloeiende wijzigingen van de revisievergunning van 25 april 2024 kunnen ook worden betrokken bij het herstel van de gebreken in deze zaken. Dit is de reden waarom de rechtbank in deze uitspraak een langere hersteltermijn biedt dan in de tussenuitspraak van heden in de zaak SHE 24/2453, zodat het college de eventuele herstelpoging en de reacties hierop in de zaak SHE 24/2453 kan betrekken in het herstel van het gebrek in deze zaken.
Beslissing
- draagt het college op binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak de rechtbank mede te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen vijftien weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- bepaalt dat, als het college herstelbesluiten neemt, het hierbij geen toepassing hoeft te geven aan afdeling 3.4 van de Awb;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Informatie over hoger beroep
Bijlage
1. Gedeputeerde staten leggen, indien dat nodig is voor een Natura 2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, aan degene die in hun provincie een handeling verricht of het voornemen daartoe heeft, een verplichting op om:
a. informatie over de handeling te verstrekken;
[…].
2. Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.
[…].
1. Een bij of krachtens deze wet verleende vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd indien:
[…];
b. de gegevens op grond waarvan de vergunning, onderscheidenlijk ontheffing is verleend zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;
c. de vergunning, onderscheidenlijk ontheffing in strijd met wettelijke voorschriften is verleend, of
d. de omstandigheden sedert het tijdstip waarop de vergunning, onderscheidenlijk ontheffing is verleend zodanig zijn gewijzigd, dat deze niet, niet zonder beperkingen of voorwaarden, of onder andere beperkingen of voorwaarden zou zijn verleend, indien deze omstandigheden op het tijdstip waarop de vergunning, onderscheidenlijk ontheffing is verleend zouden hebben bestaan.
2. Een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, wordt in elk geval ingetrokken of gewijzigd indien dat nodig is ter uitvoering van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn.
[…].