ECLI:NL:RBOBR:2024:5549

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
WR 24/014
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan concrete feiten of omstandigheden

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 16 mei 2024 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker in een procedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen. Verzoeker had zijn wrakingsverzoek ingediend voorafgaand aan de zitting op 8 mei 2024, omdat hij meende dat de rechter vooringenomen was. Hij had de rechter gevraagd om zijn zoon telefonisch te horen, maar de rechter weigerde dit, wat verzoeker als partijdig beschouwde. In haar reactie op het wrakingsverzoek gaf de rechter aan dat zij zich niet vooringenomen voelde en dat haar beslissing om de zoon niet te horen een processuele beslissing was.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking ongegrond was. Volgens artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan een rechter alleen gewraakt worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer stelde vast dat verzoeker geen concrete feiten had aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zouden maken. De beslissing van de rechter om de zoon niet telefonisch te horen, viel niet onder de gronden voor wraking, aangezien deze beslissing niet als een blijk van vooringenomenheid kon worden opgevat. De rechtbank benadrukte dat het wrakingsinstituut niet bedoeld is als een rechtsmiddel tegen procedurele of inhoudelijke beslissingen van de rechters.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 39, vijfde lid, van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Oost-Brabant

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 24/014

Beslissing van 16 mei 2024

van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek op grond van artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv)

[verzoeker] ,

hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van

mr. V.M. Smits,

rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

De procedure

1.1
Verzoeker is belanghebbende in de zaak met zaaknummer C/01/402770 JE RK 24-403. In deze zaak gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen.
1.2
De mondelinge behandeling van deze zaak (zitting) was gepland op 8 mei 2024 om 14:45 uur. Op 8 mei 2024, voorafgaand aan de zitting, heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek ingediend. Op 14 mei 2024 heeft verzoeker, naar aanleiding van de reactie van de rechter, zijn wrakingsverzoek nader onderbouwd.

Het wrakingsverzoek en de reactie van de rechter daarop

2.1
Verzoeker schrijft in zijn wrakingsverzoek dat hij de rechter heeft gevraagd of zij verzoekers zoon wil bellen, maar dat de rechter heeft aangegeven dat niet te zullen gaan doen. Verzoeker vindt de rechter daarom vooringenomen en partijdig. Volgens verzoeker krijgt zijn zoon zo geen eerlijke kans en heeft het daarom geen zin op de zitting te verschijnen.
2.2
In haar reactie van 13 mei 2024 op het wrakingsverzoek geeft de rechter aan dat zij niet berust in het wrakingsverzoek. De rechter geeft verder aan dat zij zich ten opzichte van verzoeker of zijn zoon niet vooringenomen of partijdig heeft opgesteld of de schijn daartoe heeft opgewekt. De rechter voegt hieraan toe dat de beslissing om de zoon niet telefonisch te horen een processuele beslissing is, zodat om deze reden het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

De beoordeling

3.1
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang.
3.2
De wrakingskamer kan het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond verklaren indien het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is (artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant). De wrakingskamer oordeelt dat die situatie zich hier voordoet en overweegt daarbij het volgende.
3.3
Verzoeker vindt de rechter vooringenomen, omdat zij zijn verzoek om zijn zoon telefonisch te horen niet heeft ingewilligd. Een wrakingsgrond dient echter te zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter of rechters van wie wraking is verzocht. Het instituut van de wraking is niet bedoeld als rechtsmiddel tegen (procedurele of inhoudelijke) beslissingen van de rechters die de zaak behandelen. Een zodanige beslissing kan alleen leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek indien die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (vgl. HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413, rov. 3.3 en 3.4).
3.4
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

De beslissing

De rechtbank:
- Wijst het verzoek tot wraking van de rechter af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.O.Y. Elagab, voorzitter, mr. G.J. Roeterdink en
mr. E.M. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van, mr. M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier, en in openbaar uitgesproken op 16 mei 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (artikel 39, vijfde lid, Rv).