ECLI:NL:RBOBR:2024:5423
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
Op 8 maart 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker uit Zwitserland, die betrokken was bij een civiele procedure met zaaknummer 10819545 EJ. De verzoeker had op 19 februari 2024 een wrakingsverzoek ingediend, omdat hij vond dat de rechtbank niet adequaat op zijn communicatie reageerde en hij niet in staat was om digitaal deel te nemen aan de zitting die gepland stond op 21 februari 2024. De rechter had echter aangegeven dat er mogelijkheden waren voor online deelname, maar de verzoeker had laten weten dat hij ook digitaal niet kon deelnemen.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden wijzen op partijdigheid van de rechter. Bovendien werd opgemerkt dat rechterlijke beslissingen, zoals het niet verdaagd worden van de behandeling van de zaak, geen grond voor wraking kunnen vormen.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er geen aanwijzingen waren voor een vooringenomenheid van de rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing, zoals vermeld in artikel 39, vijfde lid, Rv.