ECLI:NL:RBOBR:2024:5376

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
23/3088
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sluiting van een winkelpand door de burgemeester na een geweldsincident

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen het besluit van de burgemeester van 's-Hertogenbosch tot sluiting van haar winkelpand op grond van artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet. De sluiting volgde na een geweldsincident waarbij eiseres en haar vader betrokken waren, en die plaatsvond tijdens een controle door buitengewoon opsporingsambtenaren. De burgemeester had het pand voor de duur van een week gesloten, omdat hij meende dat er een actuele dreiging voor de openbare orde bestond. Eiseres betwistte de feiten zoals weergegeven in de processen-verbaal en stelde dat de burgemeester zijn bevoegdheid onterecht had aangewend.

De rechtbank heeft op 1 oktober 2024 de zaak behandeld en oordeelt dat de burgemeester onvoldoende heeft aangetoond dat er na de arrestatie van eiseres en haar vader nog een situatie bestond die onmiddellijke sluiting van het pand noodzakelijk maakte. De rechtbank concludeert dat de burgemeester niet in redelijkheid tot sluiting heeft kunnen besluiten, omdat er geen bewijs was van een voortdurende dreiging voor de veiligheid en gezondheid na de arrestatie. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de burgemeester en herroept het primaire besluit, waarbij de burgemeester ook wordt veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/3088

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.W. van der Heijden),
en

de burgemeester van de gemeente 's-Hertogenbosch, de burgemeester

(gemachtigde: mr. E.B.A.M. Gerritse).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de burgemeester tot sluiting van het pand aan de [adres] , op grond van artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet, voor de duur van een week (het primaire besluit).
2. Met het bestreden besluit van 17 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
3. De rechtbank heeft het beroep op 1 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het bestreden besluit

4. Eiseres was ten tijde van de sluiting door de burgemeester exploitant van de kledingwinkel ‘ [naam] ’, gevestigd in het pand aan de [adres] (het pand).
5. Op 30 mei 2023 omstreeks 14.30 uur werd bij het pand een controle uitgevoerd op het gemeentelijk uitstallingsbeleid door daartoe bevoegde buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s). Diezelfde dag zijn door de gemeente ’s-Hertogenbosch, team Toezicht en Handhaving een rapportage (zaaknummer [nummer] ) en twee processen-verbaal van bevindingen opgesteld (zaaknummers [nummer] en [nummer] ). In de processen-verbaal staat – kort samengevat - beschreven dat eiseres en haar vader bij voormelde controle de boa’s hebben uitgescholden en tegen hen geweld hebben gebruikt.
6. Op 31 mei 2023 heeft de burgemeester op grond van artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet het bevel gegeven tot onmiddellijke sluiting van het pand voor de duur van een week.
7. In het besluit van 5 juni 2023 heeft de burgemeester zijn bevel tot sluiting schriftelijk gemotiveerd. De burgemeester heeft overwogen dat tijdens de controle door eiseres zowel in de winkel als op de openbare weg geweld is gebruikt dat tot een verstoring van de openbare orde heeft geleid die een actuele dreiging vormde voor de ordelijke gang van zaken. De burgemeester heeft er in het besluit op gewezen dat sprake is van herhaling. Ook heeft de burgemeester overwogen dat op het moment van het bevel tot onmiddellijke sluiting het voor de burgemeester onvoldoende bekend was of er daadwerkelijk een einde was gekomen aan de acute dreiging van verstoring van de openbare orde en gevaar voor de veiligheid en gezondheid. De burgemeester heeft overwogen dat om te voorkomen dat de exploitatie van het bedrijf toch zou worden voortgezet, de bedrijfsvoering is gestaakt en het pand is gesloten.
8. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Op 20 september 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Op diezelfde datum heeft de commissie van advies voor de bezwaarschriften (hierna: de commissie) aan de burgmeester een advies uitgebracht.
9. Met het bestreden besluit van 17 oktober 2023 heeft de burgemeester onder verwijzing naar het advies van de commissie, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
10. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij de winkel inmiddels permanent heeft gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

11. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester het pand mocht sluiten voor de duur van een week. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
12. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht de burgemeester uitgaan van de juistheid van de inhoud van de processen-verbaal?
13. Eiseres heeft aangevoerd dat de processen-verbaal geen correcte weergave van de feiten bevatten en zij geen geweld heeft gebruikt tegen de boa’s.
13.1
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in de uitspraak van 18 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2412) heeft overwogen, mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Als die bevindingen worden betwist, zal moeten worden vastgesteld of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
13.2
De rechtbank is van oordeel dat wat eiseres heeft aangevoerd geen reden vormt om niet langer uit te gaan van de juistheid van de rapportage en de processen-verbaal. Eiseres heeft in het beroepschrift de feiten zoals die in de rapportage en processen-verbaal staan beschreven niet bestreden en zij heeft geschreven dat zich zonder meer een betreurenswaardig incident heeft voorgedaan. Op de zitting heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat zij geen geweld heeft gebruikt en verwezen naar camerabeelden die de burgemeester onder zich zou hebben. Eiseres heeft echter ondanks vragen daarover van de rechtbank niet (concreet) toegelicht of zij over de beelden beschikt en waar de camerabeelden zich zouden kunnen bevinden. De burgemeester heeft toegelicht niet bekend te zijn met camerabeelden van de gebeurtenissen. Mede gelet hierop zal de rechtbank voorbij gaan aan de blote betwisting van eiseres dat zij geen geweld heeft gebruikt en oordeelt de rechtbank dat de burgemeester uit mocht gaan van de juistheid van de rapportage en de processen-verbaal.
Kon de burgemeester in redelijkheid komen tot het sluiten van het pand?
14. Eiseres voert aan dat de bevoegdheid van de burgemeester om het pand te sluiten op grond van artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet ontbrak. Na het incident was er geen enkel gevaar voor nieuwe incidenten en dus ook niet van enig gevaar voor de veiligheid en gezondheid. Eiseres heeft erop gewezen dat zij en haar vader zijn gearresteerd door de politie en dat de ontstane situatie op dat moment was beëindigd. Volgens eiseres heeft de burgemeester zijn bevoegdheid bovendien gebruikt als sanctiemiddel om haar te straffen voor haar, in de ogen van de burgemeester, ongewenste gedrag richting de boa’s. Het bestreden besluit is daarom volgens eiseres in strijd met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (het EVRM), omdat de burgemeester niet eerst de schuld van eiseres heeft vastgesteld door bijvoorbeeld hoor en wederhoor toe te passen.
14.1.
De burgemeester heeft het bestreden besluit genomen op grond van artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet. De Afdeling heeft in een uitspraak van 26 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4281) onder meer het volgende overwogen:
“Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 24 december 2013 in zaak nr. 201304188/1/A3) volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 174 van de Gemeentewet (Kamerstukken II 1988/89, 19 403, nr. 10, blz. 92 en 93) dat het tweede lid de bevoegdheid geeft tot het geven van bevelen om onverwijld in te grijpen in situaties die de veiligheid of de gezondheid bedreigen. De bevelen die op grond van deze bepaling worden gegeven, zien op concrete, zich direct aandienende, de veiligheid of gezondheid bedreigende situaties. Zoals de Afdeling voorts eerder heeft overwogen (uitspraak van 26 mei 2010 in zaak nr. 200901760/1/H3) kan de in artikel 174, tweede lid, neergelegde bevoegdheid dan ook uitsluitend worden aangewend indien onverwijld moet worden ingegrepen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid.
Bij de beoordeling of zich een de veiligheid of gezondheid bedreigende situatie voordoet, komt de burgemeester beoordelingsvrijheid toe. De rechter mag de uitoefening van die vrijheid slechts terughoudend toetsen.”
De rechtbank beoordeelt daarom of de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake was van een situatie waarin direct ingrijpen nodig was om de veiligheid en gezondheid te waarborgen, zodat onverwijlde sluiting van het pand noodzakelijk was.
14.2.
De rechtbank oordeelt dat de gedragingen jegens de boa’s zoals die omschreven staan in de processen-verbaal weliswaar volstrekt onacceptabel waren, maar dat uit de geschetste gang van zaken niet kan worden afgeleid dat sluiting van het pand nodig was om de veiligheid en gezondheid te waarborgen. De burgemeester heeft erkend dat zowel eiseres als haar vader tijdens de ongeregeldheden door de politie zijn gearresteerd en meegenomen naar het politiebureau. De burgemeester heeft onvoldoende geconcretiseerd dat na de arrestatie van eiseres en haar vader nog sprake was van een situatie die tot onverwijld ingrijpen in de vorm van een directe sluiting van het pand noodzaakte. Niet is gebleken dat na de arrestatie sprake was van een voortdurende onrust in of rondom het pand die zodanig was dat sluiting van het pand nodig was om de veiligheid en gezondheid te waarborgen. Dat de burgemeester vanwege vermeende bedreigingen door eiseres en haar vader in de richting van de boa’s vreesde voor toekomstige verstoringen van de openbare orde en veiligheid als eiseres en haar vader opnieuw boa’s zouden tegenkomen, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen, temeer nu de burgemeester op de zitting heeft toegelicht dat geen onderzoek is gedaan naar de vraag hoe lang eiseres en haar vader vast zouden blijven zitten. De burgemeester heeft dus onvoldoende onderzocht of onder de concrete omstandigheden van dit geval sluiting van het pand nog noodzakelijk was. De beroepsgrond slaagt.
14.3.
Omdat het bestreden besluit gelet op het voorgaande niet in stand kan blijven, komt de rechtbank niet toe aan de overige beroepsgronden van eiseres.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat de burgemeester het pand van eiseres niet in redelijkheid op grond van artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet heeft kunnen sluiten. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en het primaire besluit herroepen. De burgemeester moet het griffierecht aan eiseres vergoeden. Ook moet hij haar proceskosten vergoeden. Deze kosten worden vastgesteld op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht op een bedrag van € 1.750,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een hoogte van € 875,- per punt en zaakzwaarte 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 17 oktober 2023;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750,- aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.C. Veelenturf, rechter, in aanwezigheid van R.G.B.M. Spapens, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.