In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen het besluit van de burgemeester van 's-Hertogenbosch tot sluiting van haar winkelpand op grond van artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet. De sluiting volgde na een geweldsincident waarbij eiseres en haar vader betrokken waren, en die plaatsvond tijdens een controle door buitengewoon opsporingsambtenaren. De burgemeester had het pand voor de duur van een week gesloten, omdat hij meende dat er een actuele dreiging voor de openbare orde bestond. Eiseres betwistte de feiten zoals weergegeven in de processen-verbaal en stelde dat de burgemeester zijn bevoegdheid onterecht had aangewend.
De rechtbank heeft op 1 oktober 2024 de zaak behandeld en oordeelt dat de burgemeester onvoldoende heeft aangetoond dat er na de arrestatie van eiseres en haar vader nog een situatie bestond die onmiddellijke sluiting van het pand noodzakelijk maakte. De rechtbank concludeert dat de burgemeester niet in redelijkheid tot sluiting heeft kunnen besluiten, omdat er geen bewijs was van een voortdurende dreiging voor de veiligheid en gezondheid na de arrestatie. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de burgemeester en herroept het primaire besluit, waarbij de burgemeester ook wordt veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eiseres.