Op 7 maart 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking van rechter mr. W. Schoorlemmer afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. P. Van Zwijndrecht, stelde dat de rechter vooringenomen was omdat hij producties van verzoekster buiten beschouwing had gelaten. Verzoekster voerde aan dat deze beslissing onbegrijpelijk was en dat de rechter met twee maten meet, aangezien hij een productie van de wederpartij wel had toegelaten, ondanks dat deze minder dan 24 uur voor de zitting was ingediend. De rechter betwistte de beschuldigingen en stelde dat procesbeslissingen in beginsel geen grond voor wraking vormen. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de producties niet toe te laten een procesbeslissing was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve vrees voor partijdigheid rechtvaardigden. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek ongegrond was en verklaarde dit in het openbaar op 7 maart 2024.