Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eiser 1] ,
2. [eiser 2] ,
3. [eiser 3] ,
4. [eiser 4] ,
5. [eiser 5] ,
6. [eiser 6] ,
Ryanair DAC,
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
3.Het geschil
Notice to Airman) afgegeven waarin zij heeft aangekondigd dat grote verstoringen te verwachten zijn in alle luchtverkeersleidingssectoren van Frankrijk vanwege capaciteitsbeperkingen en dat er slechts een minimumservice zal worden verleend. Als gevolg van deze staking heeft Ryanair 420 vluchten preventief geannuleerd, waaronder de vlucht in kwestie. Vlucht FR5670 zou worden uitgevoerd met het toestel EL-DLD en maakte onderdeel uit van het volgende vluchtschema:
- Malaga naar Brussel, België, uitgevoerd met een vertraging 1:33 uur;
- Brussel naar Malaga, uitgevoerd met een vertraging van 3:15 uur bovenop de reeds ontstane vertraging;
- Malaga naar Eindhoven, vlucht FR5670 die preventief is geannuleerd;
- Eindhoven naar Malaga, die vlucht is ook preventief geannuleerd;
- Malaga naar Santiago de Compostella, Spanje, die tijdig is uitgevoerd omdat deze vlucht geen gebruik maakte van het Franse luchtruim.
4.De beoordeling
Wallentin-Hermann, 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771):
Dergelijke omstandighedenkunnen[onderstreping kantonrechter] zich met name voordoen in”. Vergelijkbare bewoordingen zijn gebruikt in de Engelse (“
may”) en Duitse (“
können”) tekst van Overweging 14. In het eerder genoemde arrest inzake
Wallentin-Hermannheeft het HvJ EU dat ook bevestigd (zie ro. 22). Uit dat arrest volgt verder dat de zinsnede “
die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering” niet slechts betrekking heeft op stakingen, maar ziet op de in Overweging 14 opgesomde gebeurtenissen die een buitengewone omstandigheid kunnen opleveren (zie ro. 23). Anders dan Ryanair betoogt, neemt de staking als zodanig dus geen bijzondere positie in en gelden voor de staking ook geen andere of specifieke voorwaarden.
TAP(HvJ EU, 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460) volgt dat artikel 5 lid 3 van de Verordening dient te worden gelezen in het licht van Overweging 14. De ruime uitleg met betrekking tot het aan te tonen verband die Ryanair bepleit, volgt niet uit de tekst van de Verordening en is uitsluitend gebaseerd op de taalkundige betekenis van de zinssnede
“die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering”als zodanig zonder deze woorden in de context te lezen van de eerste volzin en het begin van de tweede volzin van overweging 14 en artikel 5 lid 3 van de Vordening. Als de stellingen van Ryanair zouden moeten worden gevolgd, zou dat er in dit geval toe leiden dat zij zich bij de uitvoering van de eerste en tweede vlucht van het vluchtschema – in feite voor alle vluchten door het Franse luchtruim – op de uitzondering van artikel 5 lid 3 van de Verordening zou kunnen beroepen, louter op basis van de omstandigheid dat de staking gevolgen had voor de uitvoering van die vluchten, althans de vluchtuitvoering; de operatie zoals Ryanair dat noemt. Een dergelijke uitleg zou haar ingeval van staking van de luchtverkeersleiding een vrijbrief geven om naar eigen inzicht vluchten te annuleren. Die uitleg blijkt niet uit de Verordening, vindt geen oorsprong in de rechtspraak van het HvJ EU en strookt bovendien niet met doel van Verordening; het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van passagiers (zie Overweging 1 van de Verordening). Uit voormeld arrest blijkt verder, zoals ook in andere rechtspraak van HvJ EU tot uiting komt, dat Overweging 14 en 15 noch artikel 5 lid 3 van de Verordening het beroep op buitengewone omstandigheden beperken tot enkel het geval dergelijke omstandigheden de vertraagde of geannuleerde vlucht zelf hebben getroffen. Indien meerdere opeenvolgende vluchten met hetzelfde toestel worden uitgevoerd, kunnen omstandigheden die zich voordoen op een eerdere vlucht gevolgen hebben voor de uitvoering van de latere vlucht(en). Buitengewone omstandigheden kunnen doorwerken mits sprake is van een direct causaal verband (zie ro. 51 tot en met 55). In zoverre kan Ryanair in haar redenering worden gevolgd dat vluchten niet op zichzelf staan, maar onderdeel zijn van een uit te voeren vluchtschema – een bepaalde planning – en dat de gevolgen van buitengewone omstandigheden in dat onderlinge verband moeten worden beoordeeld. Dit geldt dus ook voor de gevolgen van de staking van de Franse luchtverkeersleiding.
de vlucht in kwestie” in Overweging 14 alleen ten aanzien van weersomstandigheden is gebruikt, maar dat doet niets af aan het hierboven vereiste causale verband tussen de buitengewone omstandigheden en de geannuleerde vlucht (in kwestie), namelijk vlucht FR5670. In de door Ryanair (en door Passagiers) aangehaalde eerdere uitspraken van de kantonrechter van deze rechtbank is dat verband slechts tot uiting gebracht met de bewoording “
vlucht in kwestie”. Het is vervolgens aan Ryanair om dat verband onderbouwd te stellen. Geval per geval zal vervolgens beoordeeld moeten worden of die onderbouwing voldoende is. Een algemene onderbouwing van de gevolgen van een staking van de Franse luchtverkeersleiding op de operatie van Ryanair zal in dat licht als onvoldoende worden beoordeeld. Gelet op het voorgaande kan Ryanair niet worden gevolgd in haar stelling dat sprake is van een onjuiste toepassing van de Verordening door vast te houden aan dat causaal verband.
curfew(avondklok) zoals Eindhoven Airport; 4) vluchten die meerdere keren per dag worden uitgevoerd; hiervan wordt een deel geannuleerd; 5) (langere) vluchten met bemanning met een beperkt werkrooster. Ryanair heeft gesteld dat de verwachte vertragingen op de eerste vluchten van het vluchtschema ertoe zouden leiden dat vlucht FR5670 niet tijdig – vóór de avondklok – Eindhoven Airport zou kunnen bereiken. Passagiers hebben daar niets tegen ingebracht. Nog daargelaten dat de inschatting die Ryanair heeft gemaakt achteraf gezien ook werkelijkheid is geworden, is de kantonrechter van oordeel dat Ryanair voldoende heeft onderbouwd dat de (preventieve) annulering van vlucht FR5670 het gevolg is geweest van de staking door de Franse luchtverkeersleiding. Voldoende is gebleken dat zij een afgewogen beslissing heeft genomen. Dat Ryanair andere motieven zou hebben en/of willekeurig tot annulering van (onrendabele) vluchten zou overgaan, zoals Passagiers hebben geïnsinueerd, blijkt nergens uit. Aangenomen moet worden dat Ryanair in beginsel geen belang heeft bij het annuleren van vluchten, temeer omdat dat in beginsel een compensatieplicht met zich meebrengt. Dat Ryanair bij het maken van een aangepaste planning genoodzaakt is geweest om bepaalde keuzes te maken, staat het aannemen van een buitengewone omstandigheid niet in de weg in geval van een capaciteitsreductie (zie Gerechtshof Amsterdam, 23 augustus 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2422). In dergelijke situaties moeten luchtvaartmaatschappijen kunnen uitgaan van een realistische (aangepaste) planning. Het onverkort vasthouden aan een planning waarvan op voorhand evident is dat de uitvoering daarvan niet mogelijk is, is evenmin in het belang van de passagier en zal slechts tot grotere vertragingen en annulering van meer vluchten leiden.
bij de eerste gelegenheid(onderstreping door de kantonrechter). In zijn uitspraak van 29 juli 2019 in inzake
Rusu/Blue Air(HvJ EU, C-354/18, ECLI:EU:C:2019:637) heeft het HvJ EU overwogen dat dit recht op bijstand van artikel 8 van de Verordening mede het recht omvat om de noodzakelijke gegevens te verkrijgen om een juiste en weloverwogen keuze te kunnen maken, waarbij de uitoefening van dat recht geen enkele verplichting voor de passagier met zich kan meebrengen om zelf actief de informatie in te winnen. Dat betekent, aldus het HvJ EU, dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert ertoe is verplicht om de betrokken passagiers volledig te informeren over alle in artikel 8 lid 1 van de Verordening voorziene mogelijkheden, zonder dat de betrokken passagiers enige verplichting hebben om zelf actief informatie daaromtrent in te winnen. Van Ryanair mag worden verwacht dat zij in het licht van genoemde HvJ EU-uitspraak een of meer
specifiekealternatieve vluchten aanbiedt. Onder ro. 59 van die uitspraak overweegt het HvJ EU, dat het aan de luchtvaartmaatschappij is "
om de betrokken passagiers [...] een alternatief reisplan onder vergelijkbare vervoersvoorwaarden naar hun eindbestemming bij de eerste gelegenheid aan te bieden" en onder ro. 60 dat de luchtvaartmaatschappij "
bij het maken van een concreet voorstel [...] meerdere bepalende factoren in aanmerking[moet]
nemen en samenvoegen, in het bijzonder het tijdstip waarop de alternatieve vlucht zal aankomen op de eindbestemming, de omstandigheden waarin de beoogde vlucht zal kunnen plaatsvinden, en of die luchtvaartmaatschappij de beoogde alternatieve vlucht zelf kan uitvoeren dan wel of de hulp van een andere luchtvaartmaatschappij nodig is [...]". Bovendien moet die informatie worden verschaft "
zonder dat de betrokken passagiers enige verplichting hebben om zelf actief informatie daaromtrent in te winnen". Tot slot overweegt het HvJ EU dat de verantwoordelijkheid van de betrokken luchtvaartmaatschappij om een alternatieve vlucht aan te bieden en te organiseren met zich brengt dat op de luchtvaartmaatschappij de stelplicht en bewijslast rust dat de aldus georganiseerde alternatieve vlucht bij
eerstegelegenheid heeft plaatsgevonden (zie ro. 61).
TAPvolgt dat het in beginsel geen redelijke maatregel is, indien de passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomen. Dit is anders indien er geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht bestond met een door haarzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht die op een minder laat tijdstip aankwam dan de volgende vlucht van de betrokken luchtvaartmaatschappij, of dat het organiseren van een dergelijke alternatieve vlucht voor die laatste een onaanvaardbaar offer betekende gelet op de mogelijkheden van haar onderneming op het relevante tijdstip. In onderhavige geval is niet komen vast te staan dat Ryanair Passagiers een alternatieve vlucht heeft aangeboden. Kennelijk zijn Passagiers met een vlucht van een andere luchtvaartmaatschappij op 16 of 17 september 2022 naar Eindhoven gevlogen. Ryanair heeft zelf gesteld dat zij vluchten preventief annuleert, juist omdat er dan meer opties voor omboeking zijn dan ingeval van annulering op de dag zelf. Tegen die achtergrond is onbegrijpelijk waarom Ryanair noch de vlucht die Passagiers kennelijk zelf hebben geboekt, noch een van haar eigen vluchten op bijvoorbeeld 15 of 17 september 2022 heeft aangeboden. Wat daar verder ook van zij, gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat Ryanair heeft voldaan aan haar verplichtingen uit artikel 8 van de Verordening. De stelling van Ryanair dat zij uit oogpunt van flexibiliteit haar systeem zo heeft ingericht dat passagiers zelf een keuze kunnen maken doet daaraan niets af. Ryanair diende Passagiers zelf een concreet aanbod te doen, hetgeen niet is gebeurd. De slotsom is dat Ryanair om die reden niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd dat zij alle redelijk maatregelen heeft genomen. Zij kan daarom geen geslaagd beroep kan doen op artikel 5 lid 3 van de Verordening. De gevorderde compensatie van in totaal € 2.400,- is toewijsbaar.