ECLI:NL:RBOBR:2024:5113

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
9633045 EL 22-2
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in effectenleasezaak tussen Dexia Nederland B.V. en gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Dexia Nederland B.V. en een gedaagde partij, die betrokken was bij een effectenleaseovereenkomst. Dexia vorderde betaling van een bedrag van € 381,54, vermeerderd met wettelijke rente, en stelde dat zij aan al haar verplichtingen had voldaan. De gedaagde partij voerde verweer en stelde een tegenvordering in, waarin hij stelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld en dat de overeenkomst vernietigd diende te worden. De rechtbank oordeelde dat Dexia haar zorgplicht had geschonden en dat de gedaagde schade had geleden. De kantonrechter verklaarde voor recht dat Dexia onrechtmatig had gehandeld en dat de gedaagde de restschuld niet verschuldigd was. De vorderingen van Dexia werden afgewezen, en Dexia werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij. De uitspraak is van belang in het kader van de vele procedures die zijn gevoerd over effectenleaseovereenkomsten en de verantwoordelijkheden van aanbieders van dergelijke financiële producten.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer: 9633045 EL 22-2
vonnis van de kantonrechter van 3 oktober 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces.
Partijen worden hierna Dexia en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 december 2021;
  • de akte voortprocederen van Dexia van 22 juni 2023;
  • de akte uitlating voortzetten procedure van [gedaagde] van 22 juni 2023;
  • de rolbeslissing van 6 juli 2023;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, (tevens akte vermeerdering van eis);
  • de akte tevens houdende conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorganger van) Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[nummer]
02-07-1999
WinstVerDriedubbelaar
36 mnd
€ 4.755,17
02-07-2002
verlenging
36 mnd
€ 4.755,17
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
01-07-2005
- € 1.284,37
Nee
Wel is € 46,58 verrekend met diverse dividendopbrengsten
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [gedaagde] op grond van de overeenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 1.627,31 aan maandtermijnen aan Dexia betaald. Verder is een bedrag van € 46,58 aan dividenden verrekend met de restschuld van € 1.284,37. Volgens die opgave heeft € 284,79 aan dividenden ontvangen en € 226,40 aan fiscaal voordeel genoten.
2.4.
Bij brief van 26 januari 2021 heeft Dexia [gedaagde] uitgenodigd om hetzij te bevestigen dat geen sprake meer is van enige vordering, hetzij toe te lichten waarom wel sprake is van een vordering. [gedaagde] heeft hierop niet inhoudelijk gereageerd.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
Dexia vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskosten,
  • [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 381,54, te vermeerderen met de wettelijke rente terzake overeenkomst [nummer] vanaf 11 juli 2005;
  • zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [gedaagde] gesloten overeenkomst met nummer [nummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is,
  • [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij [gedaagde] – na vermeerdering van eis bestaande uit toevoeging van een subsidiaire vordering - vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
Primair
- voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en/of toerekenbaar tekort is geschoten, althans haar zorgplicht heeft geschonden jegens [gedaagde] ;
- Dexia zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] te voldoen al hetgeen [gedaagde] aan Dexia ingevolge de litigieuze overeenkomst heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van de betaling door [gedaagde] aan Dexia, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen ingangsdatum, tot aan de dag der algehele voldoening;
Subsidiair
- zal verklaren voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd en Dexia daarom gehouden is alle betaalde bedragen als zijnde onverschuldigd betaald te restitueren, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van betalen, althans een in goede justitie door uw rechtbank te bepalen ingangsdatum;
Primair en subsidiair
- voor recht zal verklaren dat [gedaagde] de restschuld niet verschuldigd is aan Dexia;
- Dexia zal veroordelen om aan [gedaagde] te vergoeden de volledige door [gedaagde] verschuldigde buitengerechtelijke kosten, althans subsidiair de buitengerechtelijke kosten vast te stellen conform Rapport Voorwerk II, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
In conventie en in reconventie
- Dexia zal veroordelen in de kosten van het geding.
3.3.
Dexia heeft verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Eisvermeerdering
4.1.
De eisvermeerdering van [gedaagde] zal buiten beschouwing worden gelaten op grond van strijd met de eisen van een goede procesorde. Eerst bij conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie wijzigt [gedaagde] zijn eis, nota bene nadat Dexia de vernietigingsverklaring uit 2007 in het geding heeft gebracht. Naar het oordeel van de kantonrechter bevindt een vernietigingsverklaring als de onderhavige zich nu juist in het domein van [gedaagde] en was het aan [gedaagde] om deze meteen aan zijn vordering ten grondslag te leggen. De subsidiaire vordering wordt daarom buiten beschouwing gelaten,
Algemeen
4.2.
Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 á 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een optoutverklaring ingediend, onder wie [gedaagde] .
4.3.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.4.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[gedaagde] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
Ontvankelijkheid Dexia
4.5.
Voor zover [gedaagde] een beroep op de niet-ontvankelijkheid van Dexia heeft willen doen overweegt de kantonrechter als volgt.
Gesteld noch gebleken is dat de gelden en goederen van [gedaagde] thans onder bewind staan of dat hij onder curatele is gesteld. De kantonrechter heeft (zekerheidshalve) het openbaar Centraal Bewind- en Curateleregister geraadpleegd en daarin is [gedaagde] niet geregistreerd. Dexia is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
Verjaring
4.6.
Voor zover Dexia een beroep op verjaring heeft willen doen, wordt overwogen dat dit beroep wordt verworpen. Eerst bij de allerlaatste conclusie (van dupliek in reconventie) doet Dexia een beroep op verjaring. Dit is te laat. [gedaagde] heeft hierop niet meer kunnen reageren en de kantonrechter ziet geen redenen aanwezig [gedaagde] hiertoe alsnog de gelegenheid te bieden, nu dit beroep ook eerder in de procedure gedaan had kunnen worden.
Schade
4.7.
Hierna zal achtereenvolgend worden ingegaan op:
  • de vaststelling van de schade wegens termijnen en de schade wegens restschuld;
  • het op de schade in mindering brengen van het genoten voordeel;
  • de eigen schuld (art. 6:101 BW);
  • de consequenties van het voorgaande voor de verdeling van de (resterende) schade;
  • wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
4.8.
Waar hierna sprake is van ‘leasetermijnen’ ‘restschuld’, ‘dividenden en claims’, ‘waarde effecten’, ‘restant hoofdsom beëindiging’, ‘uitkering’ en ‘fiscaal voordeel’ wordt gedoeld op de bedragen die bij de (betreffende) overeenkomst worden vermeld op het (meest recent) door Dexia overgelegde financiële overzicht (de laatste twee genoemde onder het kopje ‘Overige voordelen’). Nu [gedaagde] de juistheid van de daarop vermelde gegevens niet (voldoende gemotiveerd) heeft betwist wordt daarvan uitgegaan.
De vaststelling van de schade wegens termijnen en de schade wegens restschuld
4.9.
De schade die als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia is ontstaan bestaat uit de schade wegens de door [gedaagde] verschuldigde termijnen, dat wil zeggen zowel de betaalde termijnen als de bij de eindafrekening nog achterstallige termijnen, en uit een (eventuele) restschuld.
Het op de schade in mindering brengen van het genoten voordeel
4.10.
Op de door [gedaagde] geleden schade dient eerst in mindering te worden gebracht het voordeel als bedoeld in artikel 6:100 BW. Dit bestaat uit de in verband met de betreffende overeenkomst ontvangen inkomsten uit ‘Dividenden en claims’ en het genoten fiscaal voordeel.
Een eventueel reeds door Dexia betaalde (gedeeltelijke) schadevergoeding behoort niet tot de hier bedoelde voordelen.
4.11.
Indien daarvan sprake is behoort tot het op de schade in mindering te brengen voordeel eveneens het batig saldo uit andere effectenleaseovereenkomsten tenzij deze meer dan een jaar vóór het aangaan van de overeenkomst waarbij de schade zich voordoet zijn beëindigd. Onder batig saldo wordt verstaan hetgeen aan opbrengst resteert nadat alle betalingen door de afnemer in mindering zijn gebracht.
4.12.
Voor zover sprake is van voordeel als hiervoor bedoeld dient dit eerst in mindering te worden gebracht op de schade die [gedaagde] heeft geleden wegens verschuldigde termijnen. Resteert dan nog een niet verrekend deel van het voordeel en is er sprake van meerdere verlieslatende overeenkomsten, dan dient vervolgens verrekening plaats te vinden met de schade wegens termijnen uit de volgende verlieslatende overeenkomst, en daarna met de restschuld, tot alle voordeel is verrekend.
De eigen schuld (art. 6:101 BW)
4.13.
De schadevergoedingsplicht wordt in beginsel verminderd wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend.
4.14.
Vast staat dat de waarschuwingsplicht is geschonden. Gelet op de verstandelijke beperking van [gedaagde] zoals blijkend uit een overgelegd medisch verslag uit 2008, wordt aangenomen dat eigen schuld van de zijde van [gedaagde] ontbreekt nu van hem niet kon worden verwacht zich redelijke inspanningen te getroosten om de overeenkomst te begrijpen. De rol van de moeder van [gedaagde] bij de totstandkoming van de overeenkomst, doet daaraan niet af, nu Dexia gecontracteerd heeft met [gedaagde] en niet met diens moeder. Dexia is daarom gehouden 100% van de door [gedaagde] geleden schade te vergoeden.
Conclusie
4.15.
Op grond van het voorgaande en de door Dexia (meest recent) overgelegde financiële gegevens van de onderhavige overeenkomst, waarvan de juistheid door [gedaagde] niet of onvoldoende is betwist, zullen partijen in staat zijn te berekenen:
a. wat de schade is aan verschuldigde termijnen en reeds verrekende restschuld;
b. wat de in mindering te brengen voordelen zijn (inclusief eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten) en wat na aftrek daarvan aan schade resteert.
4.16.
De verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld wordt als na te melden toegewezen, evenals de verklaring voor recht dat de restschuld niet verschuldigd is.
4.17.
De vorderingen van Dexia zullen gelet op het voorgaande worden afgewezen.
De wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
4.18.
Een aanspraak op wettelijke rente over nadeel, dat bij de voordeelstoerekening wordt verrekend met de voordelen, moet worden geacht niet te zijn ontstaan, aangezien die de schadeberekening te zeer zou compliceren. Slechts over het nadeel dat na voordeelstoerekening resteert, kan overeenkomstig de uitspraak van de Hoge Raad van 1 mei 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1198) wettelijke rente worden toegewezen (Hoge Raad 3 februari 2017 ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). De wettelijke rente wordt, als onvoldoende bestreden, toegewezen over het bedrag aan schadevergoeding voor zover deze nog door Dexia verschuldigd is. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 ECLI:NL:RBAMS:2021:7910).
4.19.
Ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten vormen de stellingen geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019 dat partijen bekend is.
4.20.
Omdat [gedaagde] inhoudelijk gelijk krijgt is Dexia aan te merken als de in overwegende mate in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) in reconventie. Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in conventie tot op heden begroot op nihil. De proceskosten van [gedaagde] in reconventie worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 677,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot op heden begroot op nihil,
In reconventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld door schending van haar waarschuwingsplicht,
5.4.
verklaart voor recht dat [gedaagde] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
5.5.
veroordeelt Dexia om aan [gedaagde] te betalen de volledige schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover een en ander zoals weergegeven in r.o. 4.15., vermeerderd met de wettelijke rente als weergegeven in r.o. 4.18.,
5.6.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 677,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: ksf
coll: