ECLI:NL:RBOBR:2024:5097

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
C/01/395471 / HA ZA 23-498
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wanprestatie en onrechtmatige daad bij overname van werknemers; vorderingen op schadevergoeding en verbod tot ronselen afgewezen

In deze civiele zaak tussen Urban Mobility Systems B.V. (UMS) en Dens Power B.V. (DENS) heeft de rechtbank Oost-Brabant op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan. UMS vorderde onder andere een verklaring voor recht dat DENS toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van hun overeenkomsten, en dat DENS onrechtmatig heeft gehandeld door werknemers van UMS te ronselen. UMS stelde dat DENS in strijd met artikel 21 van de algemene voorwaarden van UMS handelde door zes voormalige werknemers van UMS in dienst te nemen zonder voorafgaand goed zakelijk overleg. DENS betwistte deze claims en stelde dat de overeenkomsten eind maart 2021 waren geëindigd en dat de voormalige werknemers van UMS uit eigen beweging bij DENS hadden gesolliciteerd.

De rechtbank oordeelde dat DENS inderdaad tekortgeschoten is in haar verplichtingen op grond van artikel 21 AVw, omdat er geen goed zakelijk overleg had plaatsgevonden voordat de werknemers in dienst werden genomen. De rechtbank wees echter de vorderingen van UMS af die gebaseerd waren op onrechtmatige daad, omdat UMS niet voldoende had onderbouwd dat DENS onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van UMS voor het grootste deel niet toewijsbaar waren, en compenseerde de proceskosten tussen partijen. Het vonnis benadrukt het belang van goed zakelijk overleg in contractuele relaties en de noodzaak voor duidelijke onderbouwing van claims in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/395471 / HA ZA 23-498
Vonnis van 30 oktober 2024
in de zaak van
URBAN MOBILITY SYSTEMS B.V.,
te Oss,
eisende partij,
hierna te noemen: UMS,
advocaat: mr. M.P.M. Riep,
tegen
DENS POWER B.V.,
te Helmond,
gedaagde partij,
hierna te noemen: DENS,
advocaat: mr. R.G. Prakke.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 juli 2023 met producties 1-16,
- de conclusie van antwoord van DENS van 13 september 2023 met producties 1-12,
- de brief van de rechtbank van 27 september 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het bericht van UMS van 16 augustus 2024 met productie 17,
- het bericht van DENS van 19 augustus 2024 met productie 13,
- de mondelinge behandeling van 29 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt met daaraan gehecht spreekaantekeningen van de advocaten van partijen.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling was namens UMS aanwezig haar advocaat, vergezeld van de heer [A] . Namens DENS was aanwezig haar advocaat, vergezeld van de heren [B] en [C] .
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 10 november 2020 hebben UMS en DENS orderbevestiging [nummer 1] van UMS ondertekend in verband met een opdracht tot ontwikkeling, proto-bouw en levering van een powerbox door UMS. De orderbevestiging noemt als levertijd januari 2021.
2.2.
Op 18 december 2020 hebben UMS en DENS orderbevestiging [nummer 2] van UMS ondertekend in verband met een opdracht tot levering van drie powerboxen door UMS. Deze orderbevestiging noemt als levertijd maart 2021.
2.3.
Op grond van de twee orderbevestigingen zijn de algemene voorwaarden van UMS van toepassing op de rechtsverhouding tussen partijen.
2.4.
DENS heeft op enig moment van UMS de powerbox volgens de orderbevestiging van 10 november 2020 ontvangen. De drie powerboxen volgens de orderbevestiging van 18 december 2020 heeft DENS niet ontvangen in overeenstemming met de orderbevestiging. In juli of augustus 2021 heeft DENS de onderdelen voor deze drie powerboxen bij UMS opgehaald en vervolgens heeft zij de boxen zelf geassembleerd. UMS heeft DENS in verband hiermee een creditering op de aanvankelijk overeengekomen prijs verleend.
2.5.
Op 18 december 2020 is door UMS een derde orderbevestiging met referentie [nummer 3] opgesteld in verband met levering van vier powerboxen aan DENS in Q3 2021. Deze orderbevestiging is door geen van beide partijen ondertekend en zij hebben hieraan geen uitvoering gegeven.
2.6.
Artikel 21 van de algemene voorwaarden van UMS (hierna: AVw) luidt als volgt:
“De Opdrachtgever zal gedurende de looptijd van de overeenkomst alsmede één jaar na beëindiging daarvan, op generlei wijze, behoudens nadat goed zakelijk overleg ter zake heeft plaatsgehad met URBAN MOBILITY SYSTEMS BV, medewerkers van URBAN MOBILITY SYSTEMS BV of van ondernemingen waarop URBAN MOBILITY SYSTEMS BV ter uitvoering van deze overeenkomst beroep heeft gedaan en die betrokken zijn (geweest) bij de uitvoering van de overeenkomst, in dienst nemen dan wel anderszins, direct of indirect, voor zich laten werken.”
2.7.
Op 24 februari 2022 heeft de heer [B] van DENS een email gezonden aan de heer [A] van UMS met de volgende inhoud:
“Geachte heer [A] , Beste [A] ,In december 2020 heeft DENS vier batterijboxen laten produceren door Urban Mobility Systems. De batterijen zouden conform de offertes/orderbevestigingen in maart 2021 geleverd moeten worden, echter heeft DENS de systemen in augustus 2021 in onderdelen, dus niet conform afspraak door UMS geassembleerd, bij UMS opgehaald. UMS heeft jegens DENS wanprestatie geleverd door zich niet aan de gemaakte levertijden en afspraken te houden, hetgeen uiteindelijk ook tot een credit factuur heeft geleid. DENS heeft de systemen vervolgens zelf in elkaar moeten zetten en heeft al met al de korter dan voorziene samenwerking dan ook niet als succesvol ervaren.Onder verwijzing naar artikel 21 van de door UMS bij de verschillende orderbevestigingen bijgevoegde algemene voorwaarden, nodigt DENS UMS -geheel onverplicht- uit voor overleg.Graag vernemen wij of en zo ja, wanneer dergelijk overleg zou kunnen plaatsvinden.”
2.8.
Met ingang van maart 2022 is [D] , voorheen senior mechanical engineer bij UMS (hierna: [D] ), bij DENS in dienst getreden.
2.9.
Na enige correspondentie tussen partijen heeft op 1 april 2022 een bijeenkomst plaatsgevonden tussen UMS en DENS. Omdat de advocaat van UMS zonder vooraankondiging aanwezig was, is de bijeenkomst afgebroken door DENS zonder dat inhoudelijk overleg heeft plaatsgevonden.
2.10.
Op 6 april 2022 heeft de advocaat van UMS een aansprakelijkstelling en sommatie aan DENS gezonden waarin, kort gezegd, met een beroep op artikel 21 AVw bezwaar wordt gemaakt tegen de overstap van [D] en tegen ronselen van personeelsleden van UMS door DENS.
2.11.
In een brief van 20 april 2022 heeft de advocaat van DENS aansprakelijkheid afgewezen.
2.12.
Op 22 april 2022 heeft de advocaat van UMS een aansprakelijkstelling en sommatie gestuurd aan [D] waarin onder meer wordt gesteld dat hij in strijd met zijn arbeidsovereenkomst en onrechtmatig heeft gehandeld door bedrijfsgegevens van UMS mee te nemen en ten behoeve van zijn nieuwe werkgever in te zetten. De advocaat van [D] heeft in een brief van 25 april 2022 aangegeven dat [D] geen vertrouwelijke of gevoelige gegevens buiten UMS heeft gebracht en dat hij niet over vertrouwelijke of gevoelige bedrijfsinformatie van UMS beschikt. Hij heeft verzocht om onderbouwing van de vorderingen van UMS. Na deze brief is er geen verder contact meer geweest tussen beide advocaten.
2.13.
Met ingang van mei 2022 zijn de voormalige werknemers van UMS [E] (senior mechanical engineer), [F] (mechanical engineer) en [G] (werkvoorbereider/inkoper) bij DENS in dienst getreden.
2.14.
Met ingang van september 2022 is [H] , voorheen mechanical engineer bij UMS, bij DENS in dienst getreden.
2.15.
Met ingang van januari 2023 is [I] , voorheen electrical engineer bij UMS, bij DENS in dienst getreden.
2.16.
In maart 2022 heeft de heer [J] (hierna: [J] ), een werknemer van UMS, als volgt schriftelijk verklaard:
“Hierbij verklaar ik, [J] dat de firma Dens mij Pro actief heeft benaderd en herhaaldelijk heeft geprobeerd om mij aan te sporen UMS te verlaten en bij DENS in dienst te treden, met het verzoek bedrijfsinformatie en data van UMS mee te nemen en onder mededelingen die de goede nam en het imago van UMS schaden, zoals onder andere dat UMS geen goede werkgever is.”
2.17.
Op 8 november 2022 heeft de heer [C] namens DENS strafrechtelijke aangifte van smaad en laster gedaan tegen [J] in verband met zijn verklaring uit maart 2022. De aangifte houdt onder meer het volgende in:
“De firma DENS kent de heer [J] niet, wij hebben ook op geen enkele manier met hem contact gehad, zowel telefonisch, persoonlijk of op afspraak niet.Daarnaast hebben wij hem ook niet herhaaldelijk aangespoord om UMS te verlaten en daarna bij DENS in dienst te treden. Wij hebben hem ook geen aanbod gedaan, dit zouden [C] of [B] moeten doen aangezien wij de bestuurders van DENS zijn. Daarnaast hebben wij ook niet verzocht om bedrijfsinformatie en data van UMS mee te nemen. Ook hebben wij geen mededeling gedaan over de naam en het imago van UMS in welk opzicht dan ook. (…)”
2.18.
Op 4 september 2023 heeft de advocaat van DENS aan [J] een brief laten betekenen, waarin mededeling wordt gedaan van de strafrechtelijke aangifte en [J] wordt gesommeerd te bevestigen dat de verklaring onjuist is en dat hij er in alle opzichten afstand van neemt, bij gebreke waarvan DENS [J] aansprakelijk houdt. Een kopie van de brief is aan de heer [A] van UMS (hierna: [A] ) gezonden.
2.19.
Op 5 september 2023 heeft de advocaat van UMS de advocaat van DENS laten weten dat [J] zijn verklaring niet intrekt en dat hij destijds wel degelijk is benaderd op de wijze als beschreven in zijn verklaring. Daarbij is vermeld dat [J] zich inmiddels niet meer goed kon herinneren of de exacte bewoordingen “bedrijfsinformatie en data” destijds als zodanig zijn gebruikt.

3.Het geschil

3.1.
UMS vordert - samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht te verklaren dat DENS toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomsten, daaronder begrepen de algemene voorwaarden, met UMS en/of dat DENS onrechtmatig heeft gehandeld jegens UMS, en DENS aansprakelijk is voor de dientengevolge geleden en nog te lijden schade aan de zijde van UMS;
b. DENS te veroordelen tot betaling aan UMS van (schade)vergoeding, op te maken bij staat, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten;
c. DENS te veroordelen tot betaling aan UMS van een voorschot op (schade)vergoeding van € 50.000,00;
d. DENS te verbieden en bevelen tot het staken en gestaakt houden van pogingen om werknemers of personeelsleden of ondergeschikten van UMS, direct of indirect, te contacteren, benaderen, ronselen of op enige wijze te bewegen tot een overstap naar DENS, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
e. DENS te verbieden en bevelen tot het staken en gestaakt houden van het direct of indirect ontwikkelen, vervaardigen, vermarkten en/of verkopen van powerhubs, powerboxen of batterijkitten dan wel vergelijkbare producten, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
f. DENS te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
UMS legt aan haar vorderingen ten grondslag dat DENS wanprestatie heeft gepleegd door in strijd te handelen met artikel 21 AVw. DENS heeft gedurende de looptijd van de overeenkomsten met UMS of binnen één jaar na beëindiging daarvan, zes medewerkers van UMS die betrokken zijn geweest bij de uitvoering van de overeenkomsten in dienst genomen, zonder dat tevoren goed zakelijk overleg ter zake heeft plaatsgehad met UMS. UMS verwijt DENS ook onrechtmatig ronselen van werknemers van UMS. Zij stelt dat zij als gevolg hiervan schade heeft geleden, die DENS moet vergoeden. In deze procedure vordert zij vast een voorschot op de schadevergoeding, die in een schadestaatprocedure vastgesteld zal moeten worden. In het verlengde daarvan vordert UMS de genoemde verboden.
3.3.
DENS concludeert tot niet-ontvankelijkheid van UMS, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van UMS, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van UMS in de kosten van deze procedure.
3.4.
DENS betwist dat zij heeft gehandeld in strijd met artikel 21 AVw en dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. Zij stelt dat de overeenkomsten tussen partijen eind maart 2021 tot een einde waren gekomen. Zij heeft geen werknemers van UMS in dienst genomen die actief betrokken zijn geweest bij de uitvoering van de overeenkomsten tussen UMS en DENS binnen de termijn van één jaar na beëindiging daarvan. Bovendien heeft op 1 april 2022 onverplicht het vereiste goed zakelijk overleg tussen partijen plaatsgevonden. De ex-werknemers van UMS hebben uit eigen beweging bij DENS gesolliciteerd. Het stond hen vrij dit te doen. Zij zijn niet geronseld. De verklaring van [J] is in strijd met de waarheid en UMS heeft haar stellingen verder op geen enkele manier onderbouwd. DENS betwist ook ingebrekestelling en verzuim, hoogte van de gestelde schade en causaal verband. Voor de gevorderde verboden bestaat volgens DENS geen juridische basis.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal het grootste deel van de vorderingen van UMS afwijzen. Hierna wordt dit uitgelegd.
Beëindiging van de overeenkomst tussen partijen
4.2.
UMS beroept zich primair op artikel 21 AVw. Dit artikel bevat een relevante periode die loopt tot één jaar na de beëindiging van de overeenkomst tussen partijen.
4.3.
Partijen twisten over de vraag wanneer hun overeenkomst tot een einde is gekomen. DENS meent dat de overeenkomst tussen partijen eind maart 2021 is geëindigd, toen de leveringstermijn van orderbevestiging [nummer 2] was versteken. UMS stelt dat sprake was van een bredere samenwerking dan alleen de uitvoering van de twee orderbevestigingen, en dat de overeenkomst heeft voortgeduurd tot en met augustus 2021. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij voor het eerst gesteld dat de overeenkomst zelfs pas was uitgewerkt op 28 oktober 2021, toen DENS aan haar betalingsverplichting in verband met een andere bestelling bij UMS heeft voldaan. DENS heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanvulling door UMS van de feitelijke grondslag van de vorderingen. De rechtbank heeft ter zitting aangegeven dat zij deze nieuwe stellingname van UMS, die bovendien niet is onderbouwd, zal passeren.
4.4.
Bepalend voor de einddatum van de overeenkomst is niet de aanvankelijk door partijen afgesproken leveringsdatum, maar de uitvoering die zij aan de overeenkomst hebben gegeven. DENS heeft de onderdelen van de powerboxen van orderbevestiging [nummer 2] in juli of augustus 2021 bij UMS opgehaald en heeft in verband daarmee een creditering op de overeengekomen prijs gekregen. De termijn van artikel 21 AVw liep dus tot juli of augustus 2022. Dit betekent dat de vier in randnummers 2.8 en 2.13 bedoelde voormalige werknemers van UMS binnen de termijn van een jaar als bedoeld in artikel 21 AVw bij DENS in dienst zijn getreden.
De betrokken werknemers van DENS
4.5.
UMS stelt dat alle zes voormalige werknemers die in 2022 en 2023 bij DENS in dienst zijn getreden, betrokken zijn geweest bij de uitvoering van de overeenkomst tussen partijen. Het gaat in feite om de kern van de afdeling R&D van UMS, met aanvullend een werkvoorbereider/inkoper, zoals ook blijkt uit de functieomschrijvingen van de betrokkenen. Deze personen vormen een volledige supply chain voor het ontwikkelen en vervaardigen van powerboxen. [A] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij allemaal direct contact met DENS hadden bij de uitvoering van de twee orderbevestigingen. Zij hebben volledig meegewerkt aan het ontwerp en de bouw van het batterijdeel van de boxen voor DENS en zij zaten gezamenlijk in een groepsapp.
4.6.
DENS heeft deze stellingen van UMS onvoldoende gemotiveerd betwist. Zij heeft gesteld dat zij zelf het omvormerdeel van de boxen heeft ontwikkeld en dat de uitvoering (het feitelijk bouwen van de box) op de werkvloer door andere mensen plaatsvond. Dit weerlegt echter niet de betrokkenheid van de in randnummers 2.8 en 2.13 bedoelde voormalige werknemers van UMS bij de uitvoering van de overeenkomst met DENS. De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat artikel 21 AVw op hen van toepassing is.
Voorafgaand goed zakelijk overleg
4.7.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of goed zakelijk overleg zoals bedoeld in artikel 21 AVw heeft plaatsgevonden tussen DENS en UMS, voorafgaand aan indienstneming van de relevante voormalige werknemers van UMS.
4.8.
UMS stelt zich op het standpunt dat geen voorafgaand goed zakelijk overleg heeft plaatsgevonden. DENS heeft [A] pas op 24 februari 2022 per e-mail uitgenodigd voor overleg, terwijl [D] al op 1 maart 2022 in dienst trad bij DENS. De afspraak heeft uiteindelijk op 1 april 2022 plaatsgevonden. Toen heeft echter geen inhoudelijk overleg plaatsgevonden, omdat DENS is vertrokken toen de advocaat van UMS aanwezig bleek te zijn en UMS het gesprek niet buiten zijn aanwezigheid wilde voeren. DENS stelt zich op het standpunt dat zij door haar uitnodiging en haar aanwezigheid op 1 april 2022 heeft voldaan aan artikel 21 AVw.
4.9.
Tussen partijen staat vast dat zij op geen enkele moment voorafgaand aan de indiensttreding bij DENS van voormalige werknemers van UMS daarover enig inhoudelijk overleg met elkaar hebben gevoerd. Op 1 april 2022 is het zover niet gekomen en ook daarna is dit niet gebeurd. Een redelijke uitleg van artikel 21 AVw brengt met zich dat onder deze omstandigheden DENS de relevante werknemers niet in dienst heeft genomen “nadat goed zakelijk overleg ter zake heeft plaats gehad” zoals bedoeld in artikel 21 AVw.
Tussenconclusie artikel 21 AVw
4.10.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat DENS is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis op grond van artikel 21 AVw door de in 2.8 en 2.13 bedoelde voormalige werknemers van UMS in dienst te nemen, zonder dat tevoren goed zakelijk overleg ter zake heeft plaatsgehad met UMS. Niet is gebleken dat deze tekortkoming niet aan DENS toerekenbaar is. In zoverre zal de verklaring voor recht die UMS vordert worden toegewezen.
Onrechtmatig ronselen
4.11.
UMS beroept zich er ook op dat DENS op onrechtmatige wijze actief en stelselmatig werknemers van UMS heeft geronseld om bij DENS in dienst te treden.
4.12.
UMS heeft in algemene zin aangevoerd dat het lastig is om geschikt technisch personeel te vinden, dat UMS specifieke kennis heeft die zij deelt met haar personeel en inzet om hen op te leiden, en dat haar personeel daarmee over technische kennis op het gebied van batterijpakketten en elektrificatie van voertuigen beschikt. Die kennis geeft bestaansrecht aan UMS en is niet zo maar elders te verkrijgen. Dit is volgens haar tevens de achtergrond van artikel 21 AVw, dat zij kwalificeert als een verbod tot het overnemen van personeel door haar handelsrelaties. UMS heeft, o.a. met verwijzing naar de verklaring van [J] , gesteld dat DENS personeelsleden van UMS heeft verzocht bij DENS in dienst te treden en bedrijfsinformatie en data mee te nemen, waarbij is gezegd dat UMS geen goede werkgever is.
4.13.
DENS betwist dat zij personeel van UMS heeft geronseld. Zij stelt dat als algemeen uitgangspunt concurrentievrijheid in het economisch verkeer geldt, dat de voormalige werknemers van UMS niet waren gebonden aan enig relatie- en/of concurrentiebeding en dat zij zelf bij DENS hebben gesolliciteerd nadat zij hun arbeidsovereenkomsten met UMS hadden opgezegd. DENS betwist dat zij personeelsleden van UMS heeft verzocht bedrijfsinformatie en data mee te nemen en dat sprake is van een situatie waarin het bedrijfsdebiet van UMS substantieel en stelselmatig wordt afgebroken. DENS heeft ook aangifte gedaan tegen [J] , omdat zijn verklaring in strijd met de waarheid is. DENS betwist onder meer dat zij ooit contact met [J] heeft gehad of hem een aanbod heeft gedaan.
4.14.
Niet is gebleken dat de voormalige werknemers van UMS die bij DENS in dienst zijn getreden waren gebonden aan een concurrentie- of relatiebeding dat dit zou verhinderen. [D] is op 22 april 2022 door de advocaat van UMS aangeschreven in verband met – kort gezegd – schending van een geheimhoudingsplicht op grond van de voormalige arbeidsovereenkomst. De advocaat van [D] heeft in een reactie aangegeven dat zijn cliënt niet over vertrouwelijke of gevoelige bedrijfsgegevens van UMS beschikte en niet zulke gegevens buiten UMS heeft gebracht. Hij heeft expliciet gevraagd om stukken ter onderbouwing van de beschuldigingen. Hierop is kennelijk geen reactie van UMS gekomen. Dat [D] of enige andere voormalige werknemer van UMS vertrouwelijke bedrijfsgegevens van UMS meegenomen zou hebben en aan DENS ter beschikking zou hebben gesteld of dat DENS dergelijke informatie zou hebben toegepast, heeft UMS op geen enkele manier nader onderbouwd. Ook heeft UMS niet aangegeven om welke specifieke, geheime en door UMS beschermde informatie het dan zou zijn gegaan (vergl. de definitie van een bedrijfsgeheim in de Wet bescherming bedrijfsgeheimen). Dit had wel op haar weg gelegen.
4.15.
De summiere verklaring van [J] bevat geen concrete toelichting op de gang van zaken. In september 2023 heeft de advocaat van UMS aangegeven dat [J] zich op dat moment niet meer goed kon herinneren of de exacte bewoordingen “bedrijfsinformatie en data” als zodanig jegens hem waren gebruikt. En ook na de gemotiveerde betwisting en de aangifte door DENS heeft UMS de gestelde ronselactiviteiten van DENS richting [J] of anderen niet concreet gemaakt, bijvoorbeeld door aan te geven wie wanneer contact zou hebben gehad met werknemers van UMS, waarover dat ging of hoe het contact in zijn werk is gegaan. UMS heeft zich beperkt tot algemeenheden en het achterwege blijven van overleg volgens artikel 21 AVw. Uit het enkele feit dat meerdere werknemers van UMS naar DENS zijn overgestapt, hoe vervelend dat ook is voor UMS, volgt echter nog niet dat sprake is van een onrechtmatige daad van DENS jegens UMS.
4.16.
Uit het voorgaande volgt dat de stellingen die UMS ten grondslag legt aan het beweerde onrechtmatig handelen van DENS te vaag zijn gebleven. Tegenover de gemotiveerde betwisting door DENS heeft UMS haar stellingen dat DENS onrechtmatig werknemers van UMS heeft geronseld onvoldoende onderbouwd. UMS heeft op dit punt niet aan haar stelplicht voldaan, zodat de rechtbank niet toekomt aan nadere bewijslevering. De rechtbank zal de vorderingen van UMS die zijn gebaseerd op onrechtmatige daad daarom afwijzen.
Verwijzing naar de schadestaatprocedure
4.17.
Hiervoor is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat DENS toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verbintenissen jegens UMS op grond van artikel 21 AVw. UMS vordert veroordeling van DENS tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat (artikel 612 Rv). Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is niet nodig dat aannemelijk is dat schade is geleden, maar wel moet de mogelijkheid van schade aannemelijk zijn (HR 8 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:328).
4.18.
UMS heeft in deze procedure een globaal overzicht overgelegd van de schade die zij bij benadering stelt te hebben geleden. In totaal gaat het om een bedrag van € 1.762.610,00. Aan haar vordering legt zij de stelling ten grondslag dat DENS ten onrechte geen goed zakelijk overleg met haar heeft gevoerd. Er was geen signaal dat werknemers weg wilden. Als wel (tijdig) overleg had plaatsgevonden, had UMS kunnen anticiperen en had zij voorwaarden kunnen stellen aan eventuele overname van werknemers.
4.19.
DENS betwist dat UMS schade heeft geleden en zij betwist ook de individuele schadeposten, omdat die op geen enkele manier zijn onderbouwd. Bovendien kunnen werknemers altijd besluiten om hun arbeidsovereenkomst te beëindigen en weg te gaan bij een werkgever; dit gegeven hoort bij het ondernemerschap, als mensen niet tevreden zijn gaan ze weg. Daar komt bij dat artikel 21 AVw enkel bepaalt dat voorafgaand goed zakelijk overleg moet plaatsvinden. Ook als zulk overleg plaatsvindt, geeft dat geen enkele garantie op een bepaalde uitkomst. UMS kon ook zonder het overleg met DENS met haar eigen voormalige werknemers in gesprek gaan. Volgens DENS was de uitkomst na overleg als bedoeld in artikel 21 AVw niet anders geweest, dus het causaal verband met de gestelde schade ontbreekt.
4.20.
Dit laatste verweer treft doel. Het is juist dat artikel 21 AVw voorschrijft dat vóór DENS relevante werknemers van UMS in dienst neemt, ter zake goed zakelijk overleg moet hebben plaatsgehad met UMS. Anders dan UMS stelt, houdt deze bepaling echter geen verbod in op het overnemen van personeel. Ook houdt de bepaling geen “vetorecht” van UMS in, in die zin dat UMS en DENS overeenstemming zouden moeten bereiken voorafgaand aan indienstneming van werknemers door DENS, of dat UMS het recht zou hebben om daar voorwaarden aan te stellen. Het plaatsvinden van zulk overleg is met andere woorden geen garantie op een specifieke, voor UMS gunstiger uitkomst. UMS heeft ook niet gesteld dat als wél overleg had plaatsgevonden met DENS, de in randnummers 2.8 en 2.13 bedoelde (voormalige) werknemers niet bij UMS vertrokken zouden zijn of dat zij dan niet in dienst zouden zijn genomen door DENS. UMS heeft alleen gesteld dat het overleg had moeten plaatsvinden en dat zij dan met de werknemers in gesprek had kunnen gaan. Het condicio sine qua non-verband tussen de door UMS gestelde schade en de schending door DENS van artikel 21 AVw ontbreekt daarmee. Aan de vereisten voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is niet voldaan, zodat de rechtbank de gevorderde schadevergoeding nader op te maken bij staat zal afwijzen.
Voorschot op schadevergoeding
4.21.
UMS vordert betaling van een voorschot op schadevergoeding van € 50.000,00. DENS betwist dat UMS schade heeft geleden en zij betwist ook de hoogte van het voorschot. Om de in het vorige randnummer genoemde redenen wordt ook het gevorderde voorschot op schadevergoeding afgewezen. In deze procedure is niet komen vast te staan dat UMS schade heeft geleden doordat DENS haar verbintenissen op grond van artikel 21 AVw niet is nagekomen.
Verbod benaderen werknemers
4.22.
UMS vordert DENS te verbieden om – kort gezegd - pogingen te doen om werknemers van UMS te benaderen, te ronselen of te bewegen tot een overstap naar DENS. DENS verweert zich hiertegen. Zij stelt dat zij zich niet schuldig heeft gemaakt aan enige vorm van oneerlijke concurrentie en dat de zakelijke relatie tussen UMS en DENS inmiddels meer dan een jaar geëindigd is.
4.23.
Een verbod zoals gevorderd is alleen toewijsbaar als voldoende concrete dreiging bestaat dat DENS een wettelijke of andere bindende verplichting jegens UMS zal overtreden. Dat dit het geval is, heeft UMS niet gesteld en is ook niet gebleken. UMS heeft tijdens de mondeling behandeling aangegeven dat recent nog een werknemer is overgestapt naar DENS. Dat is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende basis voor een verbod. De in artikel 21 AVw genoemde termijn van een jaar na beëindiging van de overeenkomst tussen partijen is inmiddels ruim verstreken. Dat betekent dat geen contractuele verplichting bestaat tot voorafgaand overleg tussen partijen, als DENS werknemers van UMS in dienst wil nemen. De algemene voorwaarden van UMS bieden ook geen andere basis voor oplegging van een verbod. In deze procedure is niet gebleken dat DENS eerder op onrechtmatige wijze werknemers van UMS heeft benaderd. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het gevorderde verbod, zodat de rechtbank dit zal afwijzen.
Verbod ontwikkelen/vervaardigen/vermarkten/verkopen powerhubs, powerboxen en batterijkitten
4.24.
Tenslotte vordert UMS om DENS te verbieden om – samengevat – zich op de markt van powerhubs, powerboxen en batterijkitten te begeven. DENS stelt dat voor een dergelijke maatregel geen juridische basis bestaat.
4.25.
Uitgangspunt voor de vergaande en algemeen geformuleerde vordering van UMS lijkt de stelling dat DENS zich in het verleden niet zelfstandig op deze markt heeft begeven en dat zij dit alleen heeft kunnen doen doordat de voormalige medewerkers van UMS naar DENS zijn overgestapt, technologie hebben meegenomen die nu wordt gebruikt door DENS. Daardoor zou DENS op onrechtmatige wijze bedrijfsvoordeel hebben genoten.
4.26.
Zoals hiervoor is toegelicht, is in deze procedure niet gebleken dat DENS gebruik maakt of heeft gemaakt van technologie van UMS die zij op onrechtmatige wijze heeft verkregen. De Wet bescherming bedrijfsgeheimen stelt strenge eisen aan informatie die kan worden beschouwd als een bedrijfsgeheim. Het moet onder meer gaan om specifieke (en concreet geïdentificeerde) informatie, die niet algemeen bekend is of makkelijk toegankelijk is, die handelswaarde bezit omdat zij geheim is en die onderworpen is aan redelijke maatregelen om haar geheim te houden. UMS heeft hierover niets gesteld en evenmin over de andere vereisten die gelden om het verkrijgen van zulke informatie door derden onrechtmatig te achten. UMS heeft ook geen andere gronden aangevoerd die een algemeen verbod om een bepaalde markt te betreden kunnen dragen, zodat de rechtbank dit zal afwijzen.
Proceskosten
4.27.
Uit het voorgaande blijkt dat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen. Daarom zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat DENS toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van artikel 21 van de algemene voorwaarden van UMS door de in 2.8 en 2.13 bedoelde voormalige werknemers van UMS in dienst te nemen, zonder dat tevoren goed zakelijk overleg ter zake heeft plaatsgehad met UMS,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.M. Morel en in het openbaar uitgesproken op
30 oktober 2024.